Regeling vervallen per 24-05-2012

Regeling gratificaties ambtsjubilea 1972

Geldend van 01-05-1972 t/m 23-05-2012

Intitulé

Regeling gratificaties ambtsjubilea 1972

REGELING GRATIFICATIES AMBTSJUBILEA 1972

Artikel 1

De ambtenaar ontvangt bij een diensttijd van 12,5, 25, 40 of 50 jaar in overheidsdienst een gratificatie als bedoeld in artikel C 5 van het Algemeen Ambtenarenreglement.

Artikel 2

  • 1. Als diensttijd wordt aangemerkt de tijd, welke is doorgebracht:

    • a.

      in een burgerlijke dienstbetrekking bij de Nederlandse overheid, waaronder te dezen mede worden begrepen de N.V. Nederlandse Spoorwegen en de v.m. N.V. "ArtillerieInrichtingen";

    • b.

      in een betrekking als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Pensioenwet 1922 (vóór 1 januari 1966), een betrekking als bedoeld in artikel B 2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet of een betrekking als bedoeld in artikel B 3 van evengenoemde wet, alsmede (vóór en ná 1 januari 1966) in een betrekking als bedoeld in artikel U 2 van die wet;

    • c.

      in burgerlijke dienst bij de overheid in de landen Suriname en de Nederlandse Antillen, bij de voormalige gouvernementen van Suriname, Curacao en NieuwGuinea en (tot 27 december 1949) bij de voormalige NederlandsIndische overheid, waaronder te dezen mede worden begrepen de voormalige Indische Pensioenfondsen;

    • d.

      in dienst bij het nietopenbaar onderwijs in de onder c. genoemde landen en voormalige overzeese rijksdelen, voor zover zulks de belanghebbende onder de werkingssfeer van een overheidspensioenregeling bracht of zou hebben gebracht, indien hij in vaste dienst was geweest;

    • e.

      tot en met 31 december 1954 in dienst van de Republiek Indonesië, voor zover die tijd door de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië wordt bestreken;

    • f.

      in Nederlandse militaire of daarmede voor de toepassing van het Algemeen Ambtenarenreglement gelijkgestelde dienst, waaronder begrepen dienst bij het voormalige K.N.I.L. en de troepen in Suriname en de Nederlandse Antillen;

    • g.

      als volontair met een volledige dagtaak;

    • h.

      de tijd waarover rechtsherstel is verleend;

    • i.

      tot en met 31 december 1966 in dienst van de Staatsmijnen.

  • 2. Diensttijd, gelijktijdig in meer dan één betrekking doorgebracht telt voor de vaststelling van de datum van het ambtsjubileum slechts eenmaal mede.

    Evenmin vindt dubbeltelling plaats van diensttijd, doorgebracht binnen de keerkringen of in andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gebieden als bedoeld in artikel B 4 van de Algemene burgerlijke pensioenwet.

  • 3. Niet als diensttijd wordt aangemerkt:

    • a.

      fictieve diensttijd, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, onder h;

    • b.

      diensttijd, welke niet in actieve dienst is doorgebracht wegens het bekleden van een politiek ambt;

    • c.

      diensttijd welke is doorgebracht buiten het genot van inkomsten uit de dienstbetrekking behoudens onverminderd het bepaalde onder b voor zoveel het tijd betreft, gedurende welke de betrokkene buitengewoon verlof heeft genoten mede, dan wel overwegend, in het algemeen belang.

Artikel 3

  • 1. Indien krachtens vorenstaande artikelen een gratificatie zou kunnen worden toegekend, doch de ambtenaar ter zake van zijn dienstvervulling reeds een gratificatie of uitkering heeft ontvangen, welke naar haar aard overeenkomt met de gratificatie volgens deze regeling, vindt geen toekenning van een gratificatie plaats.

  • 2. Indien de ambtenaar tijdens een hem verleend buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 2 onder 3, sub c, jubileert, wordt op de datum van het ambtsjubileum geen gratificatie toegekend. Indien hij in de betrekking welke tijdens het verlof werd vervuld, geen ambtsjubileumgratificatie of daarmede overeenkomende uitkering heeft ontvangen, kan toekenning van de gratificatie alsnog geschieden, zodra hij na beëindiging van het verlof zijn werkzaamheden heeft hervat.

  • 3. Indien de ambtenaar op de datum van zijn ambtsjubileum geen bezoldiging geniet, omdat hem buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging als bedoeld in artikel 2, derde lid onder c is verleend, wordt voor de berekening van zijn ambtsjubileumgratificatie zijn bezoldiging vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, derde lid, uitgaande van de beloning die hij op de datum van zijn ambtsjubileum zou hebben genoten, indien hij op die datum (in de rang en met de salarisanciënniteit, welke hij had op de datum voor de dag van ingang van zijn verlof) in actieve dienst was geweest.

Artikel 4

  • 1. Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling gratificaties ambtsjubilea 1972" en treedt in werking met ingang van 1 mei 1972.

  • 2. Met ingang van de onder 1 genoemde datum vervalt de "Regeling gratificaties ambtsjubilea", vastgesteld bij hun besluit van 18 juni 1963.

  • 3. Voor die gevallen, waarbij de jubileumdatum volgens de vervallen regeling zou vallen op of na 1 mei 1972 en volgens de nieuwe regeling vóór 1 mei 1972, wordt gehandeld alsof het jubileum op 1 mei 1972 valt.

  • 4. Voor zover nodig wordt in afwijking van de in voorgaande artikelen gestelde regelen, in individuele gevallen waarin deze regelen niet of niet naar redelijkheid voorzien, een beslissing genomen.