Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening langdurigheidstoeslag van de gemeente Coevorden

Geldend van 22-02-2012 t/m 31-12-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag van de gemeente Coevorden

No. 2012/899

De raad van de gemeente Coevorden

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 januari 2012, bijlagenr. 899;

Gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en artikel 8 lid 2 onderdeel b en 36 van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat het noodzakelijk is het verlenen van een langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar en ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

b e s l u i t:

vast te stellen de verordening langdurigheidstoeslag van de gemeente Coevorden

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Peildatum: de datum waarop het recht op de landurigheidstoeslag ontstaat;

  • b.

    De wet: de Wet werk en bijstand.

  • c.

    Waar in deze verordeningen begrippen worden gebruikt die ook in de wet worden gebruikt, hebben deze begrippen dezelfde betekenis als in de wet.

HOOFDSTUK 2 RECHT OP LANGDURIGHEIDSTOESLAG

Artikel 2 Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid, van de Werk en bijstand gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende een onafgebroken periode van 60 maanden het inkomen per maand niet hoger is dan 100 procent van de voor de aanvrager geldende bijstandsnorm.

Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De hoogte van de langdurigheidstoeslag bedraagt:

    • -

      voor gezinnen: 40% van de bijstandsnorm voor een gezin exclusief vakantietoeslag;

    • -

      voor een alleenstaande ouder: 40% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder met een gemeentelijke toeslag van 20% van het netto minimum loon exclusief vakantietoeslag;

    • -

      en voor een alleenstaande: 40% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande met een gemeentelijke toeslag van 20% van het netto minimum loon exclusief vakantietoeslag.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien sprake is van één of meer niet-rechthebbende gezinsleden en:

    • a.

      Nog slechts één gezinslid recht heeft op langdurigheidstoeslag, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

    • b.

      Twee of meer gezinsleden overblijven die als gezin recht hebben op langdurigheidstoeslag, wordt voor de toepassing van het eerste lid uitsluitend rekening gehouden met deze rechthebbende gezinsleden.

Artikel 4 Uitzicht op inkomensverbetering

Er is sprake van uitzicht op inkomensverbetering indien de belanghebbende op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan wel een studie volgt als genoemd in de Wet Studiefinanciering.

Artikel 5 Overgangsrecht

Voor belanghebbenden die in 2011 voor het eerst langdurigheidstoeslag hebben ontvangen geldt een overgangstermijn van 2 jaar bij ongewijzigde omstandigheden.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012

  • 2.

    Op deze datum vervalt de “Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Coevorden”.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 7 februari 2012.

De raad voornoemd,

, voorzitter.

, griffier.

TOELICHTING VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt. In deze verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen. Voorts is gekozen voor een invulling die zo veel mogelijk ongewenste armoedevaleffecten voorkomt.

Verder is aan de gemeente overgelaten om te bepalen onder welke omstandigheden sprake is van uitzicht op inkomensverbetering. Hoewel dit niet in artikel 8 WWB is bepaalt, dient dit volgens de regering in de verordening te worden vastgelegd (Memorie van Antwoord, EK 2008 -2009, 31441, nr. C, p. 1).

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Artikel 3

We kiezen voor een referteperiode van 5 jaar, zoals dat voorheen ook werd voorgeschreven in artikel 36 WWB. Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm.

Het is niet de bedoeling dat een belanghebbende perioden waarin hij een inkomen boven de bijstandsnorm heeft kan middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid

van een uitsluitingsgrond, zoals bijvoorbeeld detentie of een maatregel van 100%, geen recht op bijstand had.

Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau. Van deze bevoegdheid wordt om twee redenen geen gebruik gemaakt. Ten eerste omdat dit ongewenste armoedevaleffecten in zich heeft. Ten tweede omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar of ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden tot 65 jaar. Het verschil is echter maar ongeveer 5 tot 9 % (precieze percentage is afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin is). Het hanteren van een grens van 110% zou daarom maken dat de uitsluiting van 65-plussers in dat geval strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals dat is vastgelegd in artikel 26 van Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.

Artikel 4

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is een percentage van de betreffende bijstandsnorm. Hiervoor is gekozen, en niet voor een vast bedrag, om te voorkomen dat de verordening aangepast moet worden als het bedrag aangepast moet worden, de verordening ook weer gewijzigd moet worden. Nu beweegt de hoogte jaarlijks automatisch mee met de bijstandsnorm.

Bij gezinnen moet in het oog gehouden worden dat het recht op langdurigheidstoeslag het gezin gezamenlijk toekomt. Worden belanghebbenden op de peildatum als gezin aangemerkt, dan moeten alle gezinsleden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 WWB. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor het hele gezin geen recht op langdurigheidstoeslag (vergelijk bijvoorbeeld CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB, LJN BN2529). Is één van de gezinsleden echter uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 WWB, dan komen de rechthebbende gezinsleden wel in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag. Voor wat betreft de uitgesloten gezinsleden gaat het om gezinsleden die op een van de in artikel 11 of 13 lid 1 WWB genoemde gronden geen recht hebben op bijstand. Deze gezinsleden worden in deze verordening aangemerkt als "niet-rechthebbend" (zie artikel 1 lid 2 onderdeel h). In de situatie dat nog slechts één gezinslid recht heeft op langdurigheidstoeslag, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor een alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in artikel 3 lid 3 onderdeel a van deze verordening. Blijven er meer gezinsleden over die als gezin in aanmerking komen voor landurigheidstoeslag, dan is het aantal rechthebbende gezinsleden bepalend voor de hoogte van de toeslag, mits de gemeenteraad ervoor heeft gekozen om op deze manier rekening te houden met grote gezinnen.

Artikel 5

Zoals reeds aangegeven is het aan de gemeente overgelaten om te bepalen onder welke omstandigheden sprake is van uitzicht op inkomensverbetering. Hoewel dit niet in artikel 8 WWB is bepaalt, dient dit volgens de regering in de verordening te worden vastgelegd (Memorie van Antwoord, EK 2008 -2009, 31441, nr. C, p. 1).

Beschikt men over uitzicht op inkomenbverbetering dan ontbreekt het recht op langdurigheidstoeslag. De wetgever had hierbij vooral studenten op het oog. Het kan echter zijn dat het uitsluiten van studenten een verboden onderscheid in de zin van artikel 26 IVBPR oplevert ten opzichte van personen uit andere groepen die mogelijk evenzeer uitzicht op inkomensverbetering hebben. Echter veel studenten hebben een inkomen dat hoger is dan de voor hen geldende bijstandsnorm. Alleen de WSF-toelage voor jongeren tot 21 jaar is al hoger dan de bijstandsnorm. Zij hebben daarom al om die reden geen recht op de langdurigheidstoeslag.

In de parlementaire behandeling zijn ook ex-studenten genoemd, die in een aanloopschaal beginnen en werkenden die bewust kiezen voor een deeltijdbaan maar op zichtzelf wel potentieel hebben om een inkomensverbetering te realiseren. Deze laatste twee groepen zijn echter moeilijk concreet in een verordening te vatten. Daarom zijn deze niet opgenomen in de verordening.

Ook heeft de regering aangegeven dat als er sprake is van schending van de arbeidsverplichtingen het mogelijk blijft om de langdurigheidstoeslag te weigeren. Wanneer er een causaal verband is tussen het schenden van de arbeidsverplichtingen en het geen uitzicht hebben op inkomensverbetering kan de langdurigheidstoeslag worden geweigerd. Dit kan bijvoorbeeld worden aangenomen wanneer iemand een aangeboden baan heeft geweigerd.

Artikel 6

Het overgangsrecht langdurigheidstoeslag is bedoeld om diegenen die tot 1 juli 2012 voor de uitkering WWB of WIJ onder het overgangsrecht vallen ook nog aanspraak te kunnen laten maken op een langdurigheidstoeslag onder de vóór 1 januari 2012 geldende voorwaarden. Dit wil zeggen dat de huishoudinkomenstoets in die gevallen voor de langdurigheidstoeslag ook nog niet wordt toegepast.

Artikel 7

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9

De wijziging van de Wet werk en bijstand treedt per 1 januari 2012 in werking. Op die datum dient deze Verordening langdurigheidstoeslag in werking te treden.