Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening participatieraad welzijnsbeleid gemeente Cuijk 2015a

Geldend van 02-04-2015 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening participatieraad welzijnsbeleid gemeente Cuijk 2015a

De raad van de gemeente Cuijk

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 januari 2015.

gezien het advies van de Participatieraad Welzijnsbeleid gemeente Cuijk d.d. 5 januari 2015

gezien het advies van de raadscommissie 3 maart 2015

gelet op artikel 47 van de Participatiewet en artikel 84 en 150 Gemeentewet alsmede de Wet maatschappelijke ondersteuning; Wet inburgering, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Peuterspeelzalen; en de Wet Jeugdzorg

In aanmerking nemende dat emancipatie en maatschappelijke participatie in de genoemde wet- en regelgeving en in het welzijnsbeleid als geheel in gewicht en belang toenemen;

Overwegende dat het derhalve van belang is om klanten, burgers en maatschappelijke organisaties, vanuit een onafhankelijke positie door middel van advisering aan het college van Burgemeester en wethouders en de gemeenteraad,

integraal en vroegtijdig te betrekken bij het gemeentelijke welzijnsbeleid;

besluit

Vast te stellen de navolgende

VERORDENING PARTICIPATIERAAD WELZIJNSBELEID GEMEENTE CUIJK 2015a

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Participatiewet de Wet kinderopvang (WKO); de Wet Inburgering; de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO); de Wet Sociale Werkvoorziening; de Wet Kinderopvang en de Wet op de Jeugdzorg.

  • b.

    klant: de persoon die een uitkering of voorziening ontvangt van de gemeente Cuijk op grond van de wet, evenals de burger die behoort tot de mogelijk rechthebbenden op een dergelijke uitkering of voorziening of die een bijzondere betrokkenheid heeft bij een of meer onderdelen van het welzijnsbeleid;

  • c.

    Doelgroep: de kring van klanten

  • d.

    Participatieraad: de Participatieraad Welzijnsbeleid van de gemeente Cuijk;

  • e.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Cuijk;

  • f.

    college: het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk;

  • g.

    maatschappelijke organisatie: de instelling die zich volgens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden direct of indirect richt op de behartiging van de belangen van de klant en de burger;

  • h.

    Participatie: de gestructureerde wijze waarop de gemeente Cuijk haar klanten, haar burgers en maatschappelijke organisaties betrekt in de beleidsvorming, uitvoering en evaluatie van het door de gemeente uit te voeren welzijnsbeleid;

  • i.

    Welzijnsbeleid: beleid door de wet, als bedoeld in dit artikel onder a, opgedragen aan de gemeente alsmede de terreinen van onderwijs, cultuur en het Sociale Domein voor zover deze onder de in dit artikel onder a genoemde wetgeving valt.

Artikel 2 Doel participatie

Het doel van participatie is:

1.Het bevorderen van;

  • -

    welzijn

  • -

    sociaal- economische emancipatie

  • -

    integratie

door middel van gevraagd en ongevraagd adviseren van raad en college.

  • 2.

    burgers, klanten en maatschappelijke organisaties, vanuit een onafhankelijke positie, door middel van advisering aan het college en/of de raad optimaal en integraal te betrekken bij het welzijnsbeleid van de gemeente Cuijk, evenals bij de daarop gerichte dienstverlening en communicatie.

  • 3.

    het bijdragen aan de totstandkoming of verbetering van het gemeentelijke welzijnsbeleid, de dienstverlening en de communicatie met de klanten.

HOOFDSTUK 2. De Participatieraad Welzijnsbeleid

Artikel 3 Samenstelling en omvang

  • 1. De Participatieraad bestaat uit burgers, klanten en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, die gezamenlijk een afspiegeling vormen van de samenstelling van de Cuijkse bevolking.

  • 2. De Participatieraad telt minimaal 9 en maximaal 13 leden, en een onafhankelijke voorzitter.

  • 3. Opbouw van de participatieraad; minimaal de helft leden vertegenwoordigd vanuit de doelgroepen, en het resterende deel van het ledenaantal wordt ingevuld door maatschappelijke organisaties.

  • 4. Van de leden wordt verwacht dat zij;

    • -

      afkomstig zijn uit een van de doelgroepen c.q. affiniteit en deskundigheid met betrekking tot deze doelgroepen hebben;

    • -

      belangstelling hebben voor een of meer beleidsterreinen met betrekking tot het gemeentelijke welzijnsbeleid;

    • -

      inzicht hebben in de maatschappelijke situatie van de Cuijkse samenleving;

    • -

      voldoende de Nederlandse taal beheersen om actief deel te kunnen nemen aan de werkzaamheden van de participatieraad

  • 5. Gestreefd wordt naar een zo evenwichtig mogelijke samenstelling van de participatieraad naar;

    • ·

      affiniteit met onderdelen van het welzijnsbeleid

    • ·

      geslacht

    • ·

      leeftijd

    • ·

      culturele afkomst

  • 6. Uitgesloten van deelname als lid van de participatieraad zijn: leden van het college of personen onder gezag van het college werkzaam, leden van de gemeenteraad of een raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet, religieuze ambtsdragers en professionele opdrachtnemers van de gemeente binnen het genoemde welzijnsbeleid evenals professionele organisaties die in overwegende mate worden gesubsidieerd door de gemeente Cuijk.

  • 7. Door of namens het college wordt zorg gedragen voor het werven van nieuwe leden.

Artikel 4 Voordracht en benoeming van leden

  • 1. De leden van de Participatieraad worden door het college benoemd op voordracht van de Participatieraad.

  • 2. Het college vraagt de gemeenteraad om bekrachtiging van de benoeming van de leden in de eerstvolgende vergadering.

Artikel 5 De voorzitter

  • 1. De benoeming van de voorzitter geschiedt uit kandidaten die zich na een openbare oproep vanwege de Participatieraad daartoe hebben aangemeld of die met hun instemming door derden als zodanig zijn voorgedragen.

  • 2. De vergaderingen van de Participatieraad worden voorgezeten door de voorzitter.

  • 3. De voorzitter heeft geen stemrecht over de te geven adviezen. Wel heeft hij uit hoofde van zijn functie de taak de leden zo goed mogelijk te adviseren.

  • 4. De voorzitter wordt door het college in functie benoemd, gehoord het advies van de Participatieraad.

  • 5. Het college vraagt de gemeenteraad om de bekrachtiging van de benoeming van de voorzitter in de eerstvolgende raadvergadering.

  • 6. Waar nodig vertegenwoordigt de voorzitter de Participatieraad.

  • 7. De stukken die van de Participatieraad uitgaan worden door de voorzitter ondertekend.

  • 8. De voorzitter is niet tevens vertegenwoordiger van een maatschappelijke organisatie of klant van de gemeente als bedoeld in artikel 1 sub b. Bovendien is art 3 lid 6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 De secretaris

  • 1. De secretaris wordt door de Participatieraad uit zijn midden benoemd.

  • 2. Hij staat de Participatieraad bij de uitoefening van zijn taak terzijde.

  • 3. De stukken die van de Participatieraad uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend.

Artikel 7 Zittingsduur en beëindiging lidmaatschap

  • 1. Voorzitter en leden van de Participatieraad worden benoemd voor de duur van de lopende Raadsperiode, met dien verstande dat hun lidmaatschap na het verstrijken van de Raadsperiode eerst eindigt op het moment van benoemen van een nieuwe Participatieraad.

  • 2. Het lidmaatschap eindigt eveneens door:

    • a.

      het vervallen van de hoedanigheid van burger, klant of van vertegenwoordiger van een maatschappelijke organisatie;

    • b.

      aftreden op eigen schriftelijk verzoek;

    • c.

      onder curatelestelling;

    • d.

      overlijden;

    • e.

      opzeggen van het vertrouwen door de meerderheid van de leden bij ernstig en langdurig disfunctioneren van een lid;

    • f.

      ontslag door het college op grond van met het lidmaatschap van de Participatieraad onverenigbaar handelen. Het college draagt dit ontslag bij de eerste gelegenheid ter bekrachting voor aan de raad.

  • 3. De leden zijn na het verstrijken van hun zittingsduur onmiddellijk herbenoembaar.

HOOFDSTUK 3. Taken en rechten van de Participatieraad

Artikel 8 Taak Participatieraad

  • 1. De Participatieraad heeft tot taak het college en de gemeenteraad gevraagd of ongevraagd te adviseren over:

    • a.

      de vorming, uitvoering en evaluatie van het gemeentelijke welzijnsbeleid;

    • b.

      de wijze van dienstverlening aan de klanten;

    • c.

      de wijze van communicatie met de klanten.

  • 2. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.

  • 3. Indien het college of de gemeenteraad het advies van de Participatieraad niet of niet geheel overneemt, stelt het de Participatieraad van zijn motieven om van het advies af te wijken in kennis. Betreft het advies een voorstel aan de gemeenteraad dan wordt de motivering bovendien in het raadsvoorstel opgenomen.

  • 4. De participatieraad kan contacten onderhouden met organisaties en instellingen om gedachten en standpunten uit te wisselen en te verdiepen.

Artikel 9 Informatierecht

  • 1. Het college en de gemeenteraad zijn verplicht aan de Participatieraad tijdig alle informatie te verstrekken die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft.

  • 2. De Participatieraad kan de verantwoordelijk wethouder of een of meerdere leden van de gemeenteraad en/of derden uitnodigen de vergadering van de Participatieraad bij te wonen voor het geven van toelichting en/of advies.

Artikel 10 Recht op ambtelijke ondersteuning

  • 1. De Participatieraad heeft recht op ambtelijke, secretariële en inhoudelijke, ondersteuning.

  • 2. De secretariële ondersteuning wordt verleend door een door of namens het college aan te wijzen medewerker.

  • 3. De inhoudelijke ondersteuning wordt verleend door een door of namens het college aan te wijzen medewerker.

Artikel 11 Geheimhoudingsplicht

De Participatieraad neemt kennis van het bepaalde in artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Behalve na voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente zal de Participatieraad informatie met een vertrouwelijk karakter niet aan derden kenbaar maken.

HOOFDSTUK 4. Vergaderingen, vergaderorde en beslissingen

Artikel 12 Vergadering

  • 1. De vergadering van de Participatieraad zijn openbaar en worden gehouden:

    • a.

      Minimaal 4 maal per jaar,

    • b.

      Daarnaast, indien minimaal 3 leden daartoe een verzoek indienen of

    • c.

      Op het verzoek van het college of de raad.

  • 2. Tijdens de openbare vergadering wordt aan burgers op verzoek gelegenheid geboden tot inspreken.

Artikel 13 Leiding van de vergadering

  • 1. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van de Participatieraad.

  • 2. Bij verhindering of afwezigheid van de voorzitter wijst de Participatieraad een van zijn leden aan als waarnemer.

Artikel 14 Schriftelijke oproeping

  • 1. De voorzitter van de Participatieraad roept de leden en eventuele genodigden, tot de vergadering op. De oproeping geschiedt door middel van een tijdige, schriftelijke uitnodiging waarin de datum, het tijdstip van aanvang, de plaats van de vergadering en de agenda zijn vermeld. Eventuele bijlagen worden bij de agenda gevoegd.

  • 2. Een afschrift gaat naar het college en de raad.

  • 3. Datum, tijdstip, plaats en agenda van de vergadering worden op een daartoe geëigende wijze openbaar aangekondigd.

Artikel 15 Agenda

  • 1. De agenda voor de vergadering wordt door de voorzitter en de secretaris in gezamenlijk overleg opgesteld en ter vergadering vastgesteld.

  • 2. Elk lid, evenals een lid van het college en gemeenteraad, heeft het recht schriftelijk agendavoorstellen bij de voorzitter in te dienen.

Artikel 16 Besluitvorming

  • 1. De vergadering van de Participatieraad wordt niet geopend voordat meer dan de helft, doch minimaal 5, van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2. Indien als gevolg van het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing.

  • 4. Alleen de leden van de Participatieraad hebben stemrecht.

  • 5. De leden van de Participatieraad stemmen zonder last.

  • 6. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd is het aangenomen.

  • 7. Stemmingen geschieden door middel van handopsteken. Bij een stemming over personen, wordt evenwel een geheime stemming gehouden, indien minimaal een der leden daarom verzoekt.

  • 8. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 9. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 10. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een als gevolg van het vorige lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 11. De adviezen van de Participatieraad aan het college en/of aan de gemeenteraad worden gegeven in overeenstemming met de mening van de meerderheid van de Participatieraad. Minderheidsstandpunten worden op verzoek in het voorstel of advies opgenomen.

  • 12. Indien door of namens het college en/of de gemeenteraad is verzocht advies uit te brengen, geeft de Participatieraad hieraan zo spoedig mogelijk gevolg.

Artikel 17 Voorbereiding van adviezen

  • 1. De participatieraad beraadslaagt op basis van de ontvangen informatie en de eigen kennis.

  • 2. Indien de beschikbare kennis of informatie ontoereikend is om tot een advies te komen, is er recht op ondersteuning door projectgroepen waarin minstens 1 lid van de leden van de participatieraad aan deelneemt.

  • 3. Tot deelneming aan de projectgroepen kan eenieder worden uitgenodigd, zulks ter beoordeling van de Participatieraad. De beperkingen van artikel 3 lid 6 zijn niet van toepassing op de deelneming aan projectgroepen.

Artikel 18 Verslag

  • 1. De secretariële ondersteuning stelt van elke vergadering van de Participatieraad een verslag op. Dit verslag wordt in de eerstvolgende vergadering van de Participatieraad ter vaststelling voorgelegd.

  • 2. Voorafgaande aan de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, zendt de secretaris het verslag aan de leden van de Participatieraad, aan het college, en aan de gemeenteraad.

HOOFDSTUK 5. Faciliteiten en vergoedingen

Artikel 19 Faciliteiten

Voor de werkzaamheden van de Participatieraad stelt het college die faciliteiten om niet beschikbaar die voor een goede taakvervulling noodzakelijk zijn.

Artikel 20 Vergoedingen

  • 1. De kosten die de Participatieraad redelijkerwijs moet maken voor de uitoefening van zijn taak komen ten laste van de gemeente, die daartoe jaarlijks een werkbudget ter beschikking stelt.

  • 2. Tot deze kosten kunnen mede worden gerekend de kosten van:

    • a.

      bevordering van de deskundigheid van de leden;

    • b.

      kinderopvang;

    • c.

      reizen;

    • d.

      raadplegen van deskundigen;

    • e.

      het instellen van projectgroepen

  • 3. De leden van de Participatieraad ontvangen voor hun werkzaamheden presentiegelden. De hoogte van deze vergoeding wordt door burgemeester en wethouders jaarlijks, na indexering, vastgesteld en komt eveneens ten laste van het werkbudget van de Participatieraad.

HOOFDSTUK 6. Slotbepalingen

Artikel 21 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening participatieraad welzijnsbeleid".

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2015

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Participatieraad Welzijnsbeleid 2015

  • 3.

    De Verordening Participatieraad Welzijnsbeleid 2005, vastgesteld in de vergadering van 9 mei 2005 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding als bedoeld in het eerste lid.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Cuijk in zijn openbare vergadering

van 16 maart 2015.

De raad voornoemd,

R.M. van der Weegen

mr. W.A.G. Hillenaar

griffier

voorzitter

TOELICHTING

Deze verordening is vastgesteld als zijnde een vervanging van de Verordening Participatieraad Welzijnsbeleid 2005 als gevolg van de inwerkingtreding van de Participatiewet. Door deze inwerkingtreding is de juridische grondslag van de cliëntenparticipatie voor wat betreft onder andere de volgende wetgeving gewijzigd:

  • ·

    Wet werk en Bijstand (WWB)

  • ·

    Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

  • ·

    Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • ·

    Wet sociale werkvoorziening (WSW).

Dit maakt dat deze verordening gebaseerd is op de Verordening Participatieraad Welzijnsbeleid uit 2005 en dat deze inhoudelijk louter juridisch is gewijzigd. De juridische wijzigingen zitten in de grondslagen waarop cliëntenparticipatie voor de doelgroepen die te maken hebben met de Participatiewet gestoeld is.

ARTIKELSWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Participatie en emancipatie krijgen meer gewicht. Duidelijk komt dit tot uitdrukking in de Wet maatschappelijke ondersteuning Deze vraagt van de (gemeentelijke) overheid niet zozeer om zaken te “regelen”, als wel een initiërende, begeleidende en stimulerende rol te spelen bij de ontplooiing van eigen en maatschappelijk initiatief van burgers. Deze – en vergelijkbare kaders – verlangen van de gemeenten een herbezinning op participatie. Initiatieven uit de maatschappij moeten adequaat en snel kunnen worden opgepakt; Een tweerichtingsverkeer is nadrukkelijk nodig. Een steviger geoutilleerd participatieplatform is daarvoor bij uitstek geschikt.

Beoogd wordt een brede en integrale participatieraad met een eigen Cuijkse ambitie. Dit wordt uitgedrukt in de considerans in de aanhef van de verordening. Het gaat om het welzijnsbeleid in brede zin. Allerlei wettelijke kaders zijn daarop van toepassing. Deze zijn zoveel mogelijk expliciet benoemd. Ook direct aansluitende aandachtsvelden en eventueel nieuw opkomende wetgeving mag de Participatieraad overigens tot zijn werkterrein rekenen. In die zin is niet beoogd om een volstrekt limitatieve opsomming te geven, maar eerder om een helder zicht te geven op de breedte van het terrein zoals dat zich nu aan gemeenten presenteert.

Binnen enkele wettelijke kaders geldt een specifieke verplichting om participatie te regelen. Dit is bijvoorbeeld het geval in de regels over bijstandsverlening. Door deze, weliswaar bredere, verordening, heeft de gemeente Cuijk in de toekomst tevens voldaan aan bedoelde specifieke wettelijke verplichtingen.

De Participatieraad stelt zich zowel aan de Raad als aan het College ten dienste. Dit vindt in deze verordening vooral uitdrukking in de benoemingswijze van voorzitter en leden. Raad en College benoemen gezamenlijk. Om de slagvaardigheid te waarborgen, is daarbij gekozen voor een benoeming door het College en bekrachtiging daarvan door de Raad. Hiermee is geen hiërarchische structuur beoogd maar praktische invulling gegeven aan de nevengeschiktheid van de bevoegdheden.

Artikel 1 Begripsomschrijving

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de relevante wetgevingen. Alleen die begrippen zijn gedefinieerd die niet voorkomen in of afwijken van deze wet. Gestreefd is naar een enigszins abstracte formulering, die daardoor breed toepasbaar zal zijn en minder onderhevig zal zijn aan veroudering door wijzigingen in achterliggende wetgeving.

Tot het ontvangen van “een voorziening” kunnen daarom bijvoorbeeld worden gerekend, een (al dan niet vrijwillig aangegaan) inburgeringstraject, een reïntegratietraject naar werk, hulpverlening door thuiszorg of maatschappelijk werk, een rolstoel in natura, een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang etc…De “doelgroep” is dus principieel “breed” te noemen.

Enige afgrenzing van de “doelgroep” is overigens wel aan de orde. Duidelijk moet zijn, dat de verordening zich met name richt tot personen die (bijvoorbeeld als klant, gewezen klant, vermoedelijk toekomstige klant, familielid van een klant, specifieke belangenbehartiger) kunnen beargumenteren een bijzondere betrokkenheid te hebben bij (delen van) het welzijnsbeleid.

Artikel 2 Doel participatie

Participatie kent velerlei verschijningsvormen. In deze verordening is voor realisatie van participatie het middel van advisering gekozen. Door middel van het advies van burgers, klanten en maatschappelijke organisaties wordt invloed uitgeoefend op welzijnsbeleid van de gemeente, alsook op de daarop gerichte dienstverlening en communicatie. De ervaringsdeskundigheid van de leden van de Participatieraad is een belangrijke basis voor dit advies.

De verordening is dus niet van toepassing op andere vormen van belangenbehartiging van klanten. Met name de individuele belangenbehartiging is uitgezonderd.

HOOFDSTUK 2. De Participatieraad Welzijnsbeleid

Artikel 3 Samenstelling en omvang

Eerste en derde lid

Omdat het gaat om participatie ligt het in de rede dat de Participatieraad voor een deel bestaat uit leden van de doelgroep zelf. Daarbij moet door alle betrokkenen worden gestreefd naar een representatieve afspiegeling van de doelgroep.

Het andere deel van de Participatieraad bestaat uit vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. Van burgers mag verwacht en gevraagd worden dat zij deelnemen in verbanden die vorm en inhoud gegeven aan hun maatschappelijke participatie en/of dat zij dergelijke verbanden vormen. De participatie is immers geen vorm van het nastreven van individuele belangen. Hiervoor is bovendien gekozen, omdat maatschappelijke organisaties vanuit hun professionaliteit een waardevolle inbreng kunnen leveren en mede de continuïteit van de Participatieraad kunnen waarborgen.

Tweede lid.

Als de Participatieraad te klein wordt, kan het uitbrengen van een voldragen advies in gevaar komen. Op burgemeester en wethouders rust een inspanningsverplichting om deelnemers te werven, als het minimumaantal van negen leden niet vervuld is. De Participatieraad blijft evenwel ook in die situatie fungeren, om continuïteit van werkzaamheden te garanderen.

Vijfde lid.

Een evenwichtige verdeling van het aantal leden over diverse delen van de doelgroep is nodig. Dit is een aandachtspunt bij elke individuele benoeming en in laatste instantie een verantwoordelijkheid van college en raad op het moment van benoeming. Uiteraard dient de Participatieraad bij de voordracht van nieuwe leden rekening te houden met dit voorschrift.

Zesde lid.

De onverenigbaarheden zijn benoemd. De onafhankelijke positie van een participatieraad, brengt met zich mee dat de leden niet deel uitmaken van het gemeentebestuur (college, raad, reguliere raadscommissies) of onder gezag daarvan werkzaam zijn. Dit geldt evenzeer voor werknemers en/of bestuurders van organisaties die zich als, opdrachtnemer of subsidieontvanger, in belangrijke mate moeten richten naar aanwijzingen van het gemeentebestuur en daarom niet onverkort als “onafhankelijk” kunnen gelden.

Daarnaast zijn religieuze ambtsdragers uitgesloten, aangezien de participatieraad een – zij het wat zijdelingse – rol vervult in het openbaar bestuur.

Zevende lid.

De verantwoordelijkheid van het college voor de instandhouding van een goed functionerende participatie in de gemeente brengt met zich mee dat het gehouden is tijdig zorg te dragen voor een nieuwe aanwas van leden van de Participatieraad. Het college kan deze taak door een ander laten vervullen. Het kan bijvoorbeeld ook de Participatieraad uitnodigen om kandidaten voor te dragen.

Artikel 4 Voordracht en benoeming van de leden van de Participatieraad

De leden van de Participatieraad worden door het college benoemd en wordt aan de gemeenteraad om bekrachtiging gevraagd in de eerstvolgende raadsvergadering. Beoogd is een nevenschikking van bevoegdheden / zeggenschap tussen college en raad. De Participatieraad adviseert gelijkelijk aan raad en college.

Artikel 5 De voorzitter

Eerste en tweede lid.

Omdat de voorzitter op grond van artikel 5 een onafhankelijke positie in de Participatieraad inneemt, is diens voordracht apart geregeld.

Achtste lid.

In dit lid is een aantal incompatibiliteiten vermeld. De onverenigbaarheid van functies dient vooral om ongewenste functievermenging tegen te gaan, waardoor de onafhankelijkheid van de voorzitter onder druk zou kunnen komen te staan. De incompatibiliteiten die gelden voor leden, gelden ook voor de voorzitter. Voor de voorzitter gelden daarnaast voorwaarden die ertoe strekken te waarborgen dat hij niet zelf direct of indirect belanghebbende is.

Artikel 6 De secretaris

De secretaris van de Participatieraad wordt door de Participatieraad zelf aangewezen. Zijn functie bestaat uit de ondersteuning van de Participatieraad, maar bestaat niet in hoofdzaak uit uitvoerende werkzaamheden. Welke taken hij daadwerkelijk gaat uitvoeren is in hoge mate afhankelijk van eigen keuzes van de Participatieraad. De taakinhoud van de secretaris en die van de ambtelijke ondersteuning van artikel 10 vormen in wezen communicerende vaten: kan de secretaris een noodzakelijke activiteit niet vervullen, dan springt in principe de ambtelijke ondersteuning in.

Artikel 7 Zittingsduur en beëindiging lidmaatschap

Eerste lid.

De Participatieraad wordt benoemd nadat er een nieuwe Raad is aangetreden (en een nieuw college is gevormd dat het vertrouwen heeft van die Raad). Vanaf het moment van de aanvang van de nieuwe raadsperiode tot het moment van benoeming van de nieuwe Participatieraad, kan de oud Participatieraad blijven functioneren, om de continuïteit van de advisering te waarborgen.

Tweede lid.

In onderdeel e wordt de mogelijkheid geschapen het lidmaatschap van een lid dat door zijn gedrag het functioneren van de Participatieraad ernstig en langdurig schaadt, te beëindigen. Omdat dit niet te lichtvaardig en niet te gemakkelijk mag geschieden, is door de keuze van alle overige zitting hebbende leden, die genoemd lidmaatschap zouden willen beëindigen, een hoge drempel aangebracht.

In onderdeel f wordt het college en de raad de mogelijkheid geboden het lidmaatschap te beëindigen, als een lid van de Participatieraad door zijn handelen te kennen heeft gegeven zijn lidmaatschap niet waardig te zijn. Hierbij moet gedacht worden aan handelingen die de Participatieraad in diskrediet brengen, waartoe in ieder geval het plegen van misdrijven moet worden gerekend.

Derde lid.

Slechts in de situatie dat de zittingsduur van een lid is verstreken, kan onmiddellijke herbenoeming door het college en de raad plaatsvinden. Het derde lid slaat dus enkel op beëindiging van het lidmaatschap als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

HOOFDSTUK 3. Taken en rechten van de Participatieraad

Hoofdstuk 3 regelt behalve de taakstelling van de Participatieraad tevens het adviesrecht, het recht op informatie en het recht op ambtelijke en secretariële ondersteuning. De toekenning van deze rechten beoogt de participatie te versterken. De mate van facilitering door de gemeente bepaalt immers in niet onbelangrijke mate het succes van participatie. Bij de facilitering gaat het vooral om ondersteuning op inhoudelijke en op organisatorische aspecten. Behalve in dit hoofdstuk hebben zij ook een plaats gekregen in hoofdstuk 5.

Artikel 8 Taak Participatieraad

De Participatieraad is een adviesorgaan voor het college en de gemeenteraad. In het eerste lid van dit artikel wordt zijn taak afgebakend tot de onder a, b en c genoemde onderdelen. Opgemerkt moet daarbij worden dat met “de klant” waarvan in onderdeel b en c sprake is, bedoeld is de klant omschreven in artikel 1 onder b van de verordening. De behandeling van klachten, bezwaren en andere aangelegenheden die de individuele klant of de individuele medewerker betreffen, behoort daarom niet tot het werkterrein van de Participatieraad.

Tweede lid

In de in artikel 8 geformuleerde taakstelling van de Participatieraad ligt het adviesrecht van de Participatieraad besloten. Dit recht op advies wordt in het tweede lid verder uitgewerkt. Wanneer het college en/of gemeenteraad advies vraagt, moet dit advies van invloed kunnen zijn op de besluitvorming. Hiermede wordt het belang, dat de gemeente aan participatie hecht, onderstreept.

Derde lid

Dit geldt eveneens voor het derde lid, waarin nogmaals tot uitdrukking komt dat het advies van de Participatieraad niet vrijblijvend is. Het college en/of gemeenteraad zal te allen tijde aan de Participatieraad moeten berichten waarom het een bepaald advies niet of niet geheel overneemt. Dit kan schriftelijk, of mondeling ter vergadering, waarna de motivering zal blijken uit de vastlegging daarvan in de notulen. Betreft het advies een voorstel aan de gemeenteraad dan wordt bovendien de motivering van het college in het raadsvoorstel opgenomen. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt dat de gemeenteraad, zowel het advies van de Participatieraad als de motivering van het college in onderlinge samenhang kan bezien en daaraan de waarde kan toekennen die hij nodig oordeelt.

Vierde lid

Van belang is dat de Participatieraad niet in een isolement opereert. Een belangrijke taak van de Participatieraad zal zijn om maatschappelijke wensen en ontwikkelingen te signaleren en op een gestructureerde manier in verband te brengen met het bestaande en het te ontwikkelen welzijnsbeleid. Uitwisseling van gedachten en standpunten met maatschappelijke organisaties is daarvoor van wezenlijk belang.

Artikel 9 Informatierecht

Deze bepaling regelt het passieve informatierecht van de Participatieraad. Het is vorm gegeven in een actieve informatieplicht van het college en van de raad. Het zwaartepunt daarvan zal liggen bij de taak van het college. In een duale verantwoordelijkheidsverdeling tussen raad en college is het echter denkbaar dat er situaties zijn waarin de raad zelf een informerende rol op zich zal willen / kunnen nemen. Het college dient uit eigen beweging te zorgen dat de Participatieraad tijdig de nodige informatie ontvangt die voor zijn functioneren noodzakelijk of dienstbaar is. Naast dit passieve informatierecht bezit de Participatieraad ook een actief informatierecht: Hij kan zelf om bepaalde inlichtingen en/of gegevens vragen.

Artikel 10 Recht op ambtelijke ondersteuning

De Participatieraad heeft recht op ambtelijke ondersteuning van de afdeling Welzijn.

De inhoud van en de mate waarin deze ambtelijke ondersteuning wordt gegeven, wordt bewust niet nader in de verordening omschreven. Tot de ondersteuning behoort bijvoorbeeld uitvoering van feitelijke secretariële werkzaamheden, maar daartoe kan ook inhoudelijke kennisondersteuning (uitzoekwerk) behoren. Deze moet worden afgestemd op de mate van deskundigheid en zelfstandigheid van de Participatieraad.

Het verrichten van facilitaire diensten als het (mede) verzorgen van de vergaderstukken, de zorg voor de openbare aankondigingen van de vergaderingen, de zorg voor de oproepingen voor de vergadering van de leden, de zorg voor adequate vergaderruimte, de zorg voor de algemene correspondentie en administratie van de participatieraad, het organiseren en werven van klanten voor participatieactiviteiten, het (mede)organiseren van participatieactiviteiten, het verzorgen van communicatieactiviteiten omvat het recht op secretariële ondersteuning tevens de ondersteuning genoemd in de toelichting op het vorige artikel.

Artikel 11 Geheimhoudingsplicht

Artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht luidt:

  • 1.

    Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet al uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 2.

    Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.

Omdat de mogelijkheid bestaat dat de Participatieraad kennis neemt van vertrouwelijke informatie is het goed zich ervan rekenschap te geven dat hierop de geheimhoudingplicht van artikel 2: 5 van de Algemene wet bestuursrecht rust. Na vooraf verkregen schriftelijke toestemming van het college mag de Participatieraad genoemde informatie aan derden verstrekken of publiek maken. Deze geheimhoudingsplicht geldt uiteraard ook de individuele leden, de secretaris en de voorzitter.

HOOFDSTUK 4. Vergaderingen, vergaderorde en beslissingen

Artikel 12 Vergadering

Eerste lid

Er is een minimaal aantal vergaderingen. Daarnaast kunnen leden verzoeken om vergaderingen. Uiteraard kunnen ook college en raad verzoeken om vergaderingen, met name wanneer zij het inwinnen van een advies over een concreet onderwerp bepaaldelijk aangewezen achten. Het ligt voor de hand dat de participatieraad zelf een rooster vaststelt.

Tweede lid

Om aan de beraadslagingen deel te nemen, moet men benoemd zijn als lid. Desalniettemin wordt aan de individuele burgers gelegenheid gegeven tot inspreken (hetgeen overigens iets anders is dan het deelnemen aan de beraadslagingen). De wijze waarop die gelegenheid wordt gegeven, laat de verordening over aan de regeling door de Participatieraad zelf. Indien deze hecht aan een nadere formalisering, ligt het in de rede om aansluiting te zoeken bij het inspreekrecht bij vergaderingen van de raad of van raadscommissies.

Artikel 13 Leiding van de vergadering

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 14 Schriftelijke oproeping

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 15 Agenda

In het tweede lid van dit artikel wordt voldaan aan de eis dat de verordening de wijze moet aangeven waarop de klanten of hun vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden. Deze eis is vervat in artikel 47, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand.

Artikel 16 Besluitvorming

Alleen de leden van de Participatieraad hebben stemrecht. Dit recht komt daarom niet toe aan insprekers, personen aanwezig op de publieke tribune of overigens (bijvoorbeeld om informatie te geven) uitgenodigde aanwezigen.

Vijfde lid.

Met het verbod van last wordt vastgelegd dat een lid van de Participatieraad niet gebonden is standpunten van zijn organisatie of van anderen in de Participatieraad in te brengen en in overeenstemming met hun wens te stemmen. Elk bindend mandaat is daarom nietig. Op een dergelijk mandaat kan nimmer een beroep worden gedaan, noch door het lid, noch door anderen. Overigens blijft een onder mandaat uitgebrachte stem zijn geldigheid behouden.

Artikel 17 Voorbereiding van adviezen

Ten opzichte van het brede veld waarover geadviseerd kan en/of moet worden, heeft de Participatieraad zelf een relatief bescheiden omvang. In de praktijk zal daarom vaak blijken, dat de Participatieraad een of meer specialismen niet zelf in huis heeft. Dit is een bedoeld effect. Het heeft immers niet zoveel zin om een groot aantal specialisten bij elkaar te brengen en vervolgens het zicht op het geheel te verliezen of als lid frequent bijeenkomsten bij te wonen over onderwerpen waarmee men geen affiniteit heeft.

Het is de taak van de Participatieraad om juist daar waar nodig het specialisme in te winnen. Hiertoe wordt in dit artikel de figuur van de projectgroep in het leven geroepen. Op momenten en onderwerpen waar dat nodig is, wordt via de projectgroep kennis en ondersteuning ingewonnen. De Participatieraad bewaakt, dat de werkzaamheden van de projectgroep(en) passen binnen het geheel van de adviseringstaak.

Vaak zal men gebruik moeten maken van vakkennis die juist bij medewerkers van gesubsidieerde instellingen of uitvoerende opdrachtnemers van de gemeente aanwezig is. Om die reden zijn de onverenigbaarheden uit artikel 3 lid 6, niet van toepassing verklaard op de deelname in de projectgroepen. De Participatieraad bewaakt zelf de eigen onafhankelijkheid bij het samenstellen van de projectgroep, het formuleren van de werkopdracht voor de projectgroep en het evalueren en gebruiken van de resultaten van de werkzaamheden van de projectgroep.

Artikel 18 Verslag

Dit artikel behoeft geen toelichting.

HOOFDSTUK 5. Faciliteiten en vergoedingen

Artikel 19 Faciliteiten

Het college stelt kosteloos alle faciliteiten ter beschikking om het overleg met de Participatieraad adequaat te doen verlopen. In ieder geval behoren hiertoe:

  • ·

    vergaderruimte;

  • ·

    verzorging van de vergaderstukken;

  • ·

    faciliteiten voor het verzorgen van public relations en voorlichting;

  • ·

    het gebruik maken van kopieerapparatuur; postverwerking e.d.;

Artikel 20 Vergoedingen

Eerste lid.

Hoewel het college kosteloos faciliteiten ter beschikking stelt van de Participatieraad, kan het voorkomen dat de Participatieraad ook andere voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijke kosten moet maken. Het betreft kosten die direct samenhangen met de onafhankelijkheid en het zelfstandig functioneren van de Participatieraad. Ook deze kosten worden door het college binnen redelijke grenzen vergoed. Hiervoor wordt jaarlijks aan de Participatieraad een bepaald werkbudget ter beschikking gesteld. De Participatieraad zal de kosten moeten aantonen door het overleggen van betaalbewijzen.

Tweede lid.

In het tweede lid worden enkele kostensoorten genoemd, die tot de kosten onder lid 1 kunnen worden gerekend. Zo bekostigt het college bijvoorbeeld op schriftelijk verzoek van de Participatieraad en binnen de grenzen van het in de begroting vastgestelde budget de deskundigheidsbevordering van de leden van de Participatieraad, de aanschaf van literatuur, enz. Een aantal van de genoemde kostensoorten ondersteunt het informatierecht van artikel 9. De informatie die verstrekt wordt moet immers voor de informatieontvangende toegankelijk zijn. Dit kan inhouden dat ondersteuning moet worden gegeven bij het toegankelijk maken van de informatie. Het kan tevens inhouden dat de deskundigheid van Participatieraadsleden dient te worden bevorderd. Denk hierbij aan het bevorderen van kennis en inzicht, het leren vergaderen en communiceren met de uitvoerders, het leren lezen van beleidsnota's, het formuleren en onderbouwen van de adviezen, het planmatig werken, enz.

Ook aan het instellen van projectgroepen kunnen kosten verbonden zijn. Een vacatiegeld voor de deelnemers is bijvoorbeeld niet uitgesloten. Uiteraard moeten de kosten binnen het toegekende budget blijven. Indien vacatiegelden beschikbaar zouden worden gesteld, zouden dezen in redelijkheid maximaal het bedrag mogen belopen, dat ingevolge lid 3 voor de leden van de Participatieraad zelf zal worden vastgesteld.

Derde lid.

De Participatieraad is een belangrijke schakel tussen de gemeentelijke organisatie en een goede dienstverlening aan de klanten. De leden van de Participatieraad zetten zich op vrijwillige basis in voor het belang van de klant. Zij ontvangen hiervoor geen geldelijke beloning. Echter zal de individuele inzet van de Participatieraadsleden hoe dan ook extra kosten met zich meebrengen. Deze zijn veelal moeilijk definieerbaar en aantoonbaar. Om deze kosten te dekken en in de wetenschap dat een onkostenvergoeding het Participatieraadslidmaatschap zeker niet onaantrekkelijker maakt, is een jaarlijkse onkostenvergoeding een goede optie.

HOOFDSTUK 6. Slotbepalingen

Artikel 21 Onvoorziene omstandigheden

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 22 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 23 Inwerkingtreding

De verordening is op grond van artikel 8 Tijdelijke referendumwet referendabel. De datum van de inwerkingtreding van de verordening moet daarom, met inachtneming van artikel 22 Tijdelijke referendumwet, op tenminste 6 weken na de datum van publicatie gesteld worden.

Vaststelling

In het raadsbesluit tot vaststelling van de verordening, zal tevens de benoeming kunnen plaatsvinden van de aanvankelijke leden van de Participatieraad en diens voorzitter. De benoemingsprocedures opgenomen in de verordening zelf, kunnen immers nog niet plaatsvinden omdat de Participatieraad zelf een rol heeft in de benoemingsprocedures.