Regeling vervallen per 22-08-2020

Beleidsregel afwijken van het bestemmingsplan onder de Wabo voor kruimelgevallen Actualisatie 2017

Geldend van 20-12-2017 t/m 21-08-2020

Intitulé

Beleidsregel afwijken van het bestemmingsplan onder de Wabo voor kruimelgevallen Actualisatie 2017

1INLEIDING

Indien een bouwplan of gebruik in strijd is met het geldende bestemmingsplan, heeft het college van burgemeester en wethouders op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) de mogelijkheid om in bepaalde situaties af te wijken van het bestemmingsplan. In artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) is de mogelijkheid opgenomen om, overeenkomstig artikel 2,1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) een planologische medewerking te verlenen aan een buitenplanse afwijking.

Om aanvragers meer duidelijkheid te geven of en op welke wijze de gemeente van de mogelijkheid om een buitenplanse afwijking te verlenen gebruik maakt, is in 31 juli 2012 de ‘Beleidsregel afwijken van het bestemmingsplan onder de Wabo voor kruimelgevallen 2012’ vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. De beleidsregel wordt nu geactualiseerd vanwege:

  • 1.

    de wijziging van artikel 4 van Bijlage II van het Bor op 9 september 2015, waardoor de wettekst op onderdelen inhoudelijk is gewijzigd en vernummerd;

  • 2.

    het overbodig zijn van enkele beleidsmogelijkheden aangezien deze reeds verwerkt zijn in geactualiseerde bestemmingsplannen.

De actualisatie richt zich primair op het schrappen van vervallen en overbodig geworden teksten. De beleidsafwegingen over maatvoering en toepassing zijn niet aangepast.

Voor alle duidelijkheid wordt nog het volgende opgemerkt: de Wabo kent verschillende vormen van afwijkingen, maar deze beleidsregel heeft alleen betrekking op de afwijkingen neergelegd in artikel 2.12 lid 1 onder a, sub 20 van de Wabo (buitenplanse afwijking).

2 BELEIDSREGELS

2.1 Algemeen

Deze beleidsregel is opgesteld om te komen tot een doelmatige uitoefening van de in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2º van de Wabo jo. artikel 4 van Bijlage II van het Bor gegeven bevoegdheid.

De beleidsregel krijgt door vaststelling door het college en bekendmaking de status van beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3 jo. artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de onderbouwing van besluiten om vergunning te verlenen voor een bouwactiviteit in strijd met het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 20 van de Wabo kan het college verwijzen naar deze beleidsregel. De toepassing van artikel 2.12 van de Wabo blijft een bevoegdheid. Het college zou echter in concrete gevallen – mits voldoende gemotiveerd – kunnen afwijken van de beleidsregels in deze nota.

2.2 Algemene voorwaarden

Als uitgangspunt voor het verlenen van medewerking aan een planologische afwijking op grond van artikel 4 Bijlage II van het Bor zullen algemene voorwaarden worden gehanteerd:

  • a.

    Aan het verlenen van medewerking aan een planologische afwijking kan enkel worden toegekomen nadat de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden ten volle zijn benut en aan de bijbehorende voorwaarden (bij deze binnenplanse afwijkingsmogelijkheden) is voldaan.

  • b.

    Bij het verlenen van medewerking aan een planologische afwijking op grond van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht worden de bestaande beleidsregels over dat specifieke onderwerp in acht genomen.

  • c.

    rekening wordt gehouden met een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige beeldkwaliteit. Hierbij wordt gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en gevelbeeld, de samenhang tussen bebouwing en hoogtedifferentiatie;

  • d.

    ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken, nadere eisen kunnen worden gesteld aan de situering, aantal en afmetingen van de op te richten bouwwerken;

  • e.

    een goede woonsituatie dient, binnen deze en andere bestemmingen, gegarandeerd te worden, in het bijzonder met het oog op lichttoetreding/ bezonning ten opzichte van de bebouwing op aangrenzende gronden, het uitzicht en de aanwezigheid van voldoende privacy;

  • f.

    de verkeersveiligheid dient gewaarborgd te zijn, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen;

  • g.

    de sociale veiligheid niet in het geding mag zijn als gevolg van de verbouwing. Dit kan het geval zijn als een ruimtelijke situatie onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet controleerbaar is;

  • h.

    de brandveiligheid gewaarborgd moet zijn door het voorkomen van een ruimtelijke situatie die uit dit oogpunt niet gewenst is;

  • i.

    archeologische waarden dienen te aller tijde beschermd te worden. Indien een locatie als mogelijk waardevolle locatie is aangemerkt op de archeologische verwachtingenkaart behorende bij het Archeologisch beleidsplan Cuijk zal vooraf duidelijk moeten zijn dat het vereiste onderzoek heeft plaatsgevonden door een kundig bureau;

  • j.

    De economische uitvoerbaarheid van het plan moet zijn gewaarborgd. Voorafgaand aan de procedure dient derhalve een planschadeovereenkomst te zijn ondertekend in gevallen waarin mogelijkerwijs planschade kan ontstaan voor belanghebbenden.

2.3Artikel 4 lid 1 Bijlage II Bor (Bijbehorende bouwwerken binnen de bebouwde kom)

Wettelijke ruimte:

een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan

Beleid:

Voor de definitie van bijbehorend bouwwerk wordt verwezen naar de begripsomschrijving in bijlage II artikel 1 van het Besluit omgevingsrecht. Gemeente Cuijk wordt hieromtrent verdeeld in diverse deelgebieden:

  • A.

    Gebieden zonder beeldkwaliteitsplan, niet zijnde centrumbestemmingen

  • B.

    Centrumgebieden; hiermee wordt bedoeld alle percelen met een centrumbestemming

  • C.

    Gebieden met een beeldkwaliteitsplan

De reden van deze indeling is dat het ruimtelijk beleid in plangebieden A, B en C enorm divers is. Een onderverdeling voor het verlenen van medewerking aan een planologische afwijking ten behoeve van het realiseren van bijbehorende bouwwerken is derhalve noodzakelijk om hierop aansluiting te laten plaatsvinden.

  • A.

    Voor de gebieden zonder beeldkwaliteitsplan geldt dat medewerking verleend kan worden aan een afwijking van het bestemmingsplan, mits:

    • 1.

      het bouwwerk niet hoger is dan 7 meter, gemeten vanaf het aansluitend terrein, en architectonisch ondergeschikt is ten opzichte van het hoofdgebouw;

    • 2.

      het aantal woningen gelijk blijft, en;

    • 3.

      het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden, en;

    • 4.

      de diepte van een binnen de bebouwde kom gelegen hoofdgebouw met maximaal 3 meter ten opzichte van de geldende bestemmingsplanregels wordt overschreden met een maximale diepte van 15 meter, en;

    • 5.

      bijhorende bouwwerken dienen minimaal 2 meter achter de oorspronkelijke voorgevel (dus niet de voorgevelrooilijn) van de woning te worden gesitueerd. In geval sprake is van een hoeksituatie dient deze afstand minimaal 3 meter te bedragen, tenzij dit stedenbouwkundig niet noodzakelijk wordt geacht;

    • 6.

      de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen.

  • B.

    In het centrumgebied zal per aanvraag om planologische afwijking beoordeeld worden of medewerking kan worden verleend. Daarbij wordt niet vastgehouden aan een bebouwingspercentage van het aansluitend terrein van maximaal 50%. Voor het overige wordt aangesloten bij hetgeen onder plangebied A is vermeld;

  • C.

    Voor gebieden waar een beeldkwaliteitsplan geld, kan in principe niet wordt afgeweken van hetgeen in het bestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan is geformuleerd aangaande het realiseren van bijbehorende bouwwerken. Dit vanwege de gewenste beeldkwaliteit in deze gebieden.

2.4. Artikel 4 lid 1 Bijlage II Bor (Bijbehorende bouwwerken buiten de bebouwde kom)

Wettelijke ruimte:

een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • ·

    niet hoger dan 5 meter, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf;

  • ·

    de oppervlakte niet meer bedraagt dan 150 m2.

Beleid: Aan de beleidskaders van het kruimelgevallenbeleid kan enkel worden toegekomen nadat de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden ten volle zijn benut en aan de bijbehorende voorwaarden (bij deze binnenplanse afwijkingsmogelijkheden) is voldaan, zoals ook is vastgelegd in de Beleidsnota voor bebouwingsconcentraties. De mogelijkheid omtrent het verlenen van planologische medewerking aan bijbehorende bouwwerken hoger dan 5 m indien sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf dient per geval te worden afgewogen. Het plan dient in ieder geval te passen in de stedenbouwkundige visie.Voorts geldt bij het realiseren van een bijbehorend bouwwerk bij een woning buiten de bebouwde kom de regels onder A 1 t/m 6 van overeenkomstige toepassing zijn, en dat:

  • 1.

    de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens tenminste 3 meter moet bedragen;

  • 2.

    bijbehorende bouwwerken tenminste 3 meter achter de voorgevel van de woning en/ of het verlengde daarvan dienen te worden gesitueerd;

  • 3.

    de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 25 meter;

  • 4.

    zorg moet worden gedragen voor een landschappelijke inpassing met als hoofdbeplanting de gebiedseigen soorten.

2.5. Artikel 4 lid 2 Bijlage II Bor (Gebouw t.b.v. infrastructurele of openbare voorziening)

Wettelijke ruimte:

een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemde eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • ·

    niet hoger dan 5 meter, en

  • ·

    de oppervlakte niet meer dan 50 m2.

Beleid:

Hieromtrent wordt geen nader beleid opgesteld. Dit houdt in dat het per situatie beoordeeld zal worden.

2.6. Artikel 4 lid 3 Bijlage II Bor (Een bouwwerk geen gebouw zijnde)

Wettelijke ruimte:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits voldaan aan de volgende eisen:

  • ·

    niet hoger dan 10 meter, en

  • ·

    de oppervlakte niet meer dan 50 m2.

Beleid:

Voor erfafscheidingen geldt dat die uitsluitend op het woon- of bedrijfsperceel mogen worden opgericht, de hoogte niet meer bedraagt dan 2 meter en de verkeersveiligheid niet in gevaar komt. Voorts geldt voor de gebieden met een beeldkwaliteitsplan zoals omschreven onder punt 1.1 dat een erfafscheiding dient te bestaan uit een gaashekwerk waartegen groen groeit. Voor het overige wordt aansluiting gezocht bij de welstandsnota.

2.7. Artikel 4 lid 4 Bijlage II Bor (Een dakterras/balkon en dakkapel/dakopbouw)

Wettelijke ruimte:

een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw.

Beleid:

Indien een beeldkwaliteitsplan aanwezig is in het gebied, dient hieraan getoetst te worden. Indien geen beeldkwaliteitsplan aanwezig is, dient per geval beoordeeld te worden of de dakkapel of dakopbouw past in de omgeving en wat de effecten zijn voor omwonenden.

2.8. Artikel 4 lid 5 Bijlage II Bor (Een antenne-installatie)

Wettelijke ruimte:

een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 meter.

Beleid:

Voor wat betreft GSM-antennes en C installaties moet worden voldaan aan de in het Convenant Nationaal Antennebeleid opgenomen voorwaarden inzake vergunningvrije antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie. Ten aanzien van de overige (omgevings-)vergunningplichtige antenne-installaties hoger dan 5 meter geldt dat de voorkeur primair uitgaat naar het sitesharing- (het toelaten van andere aanbieders op antennemasten) en/of roamingbeginsel (zoveel mogelijk gebruikmaken van en toelaten tot elkaars netwerken), tenzij dit blijkens een voldoende onderbouwde motivering technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd. Plaatsing mag niet leiden tot aantasting van het (stedenbouwkundige) karakter van de directe omgeving en geschiedt bij voorkeur bij hogere gebouwen, sportcomplexen, op of aan de randen van het industriegebied, dan wel langs doorgaande wegen.’

Uitgangspunt is ook dat monumenten en beeldbepalende gebouwen zoveel mogelijk moeten worden ontzien. Een verzoek om afwijking van het bestemmingsplan moet door de indiener zijn voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing.

2.9. Artikel 4 lid 6 Bijlage II Bor (Installatie voor warmtekrachtkoppeling)

Wettelijke ruimte:

een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998.

Beleid:

Buiten het bouwvlak wordt hiervoor geen medewerking verleend. Binnen het bouwvlak wordt er per situatie beoordeeld of medewerking wordt verleend.

2.10. Artikel 4 lid 7 Bijlage II Bor (Installatie ter productie van duurzame energie)

Wettelijke ruimte:

een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van tenminste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen.

Beleid:

Buiten het bouwvlak wordt hiervoor geen medewerking verleend. Binnen het bouwvlak gelden de kaders van het bestemmingsplan.

2.11. Artikel 4 lid 8 Bijlage II Bor (Gebruik van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied)

Wettelijke ruimte:

het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied.

Beleid:

Hieromtrent wordt geen nader beleid opgesteld. Dit houdt in dat het per situatie beoordeeld zal worden.

2.12. Artikel 4 lid 9 Bijlage II Bor (Gebruiken van bouwwerken en aansluitend terrein)

Wettelijke ruimte:

het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.

Beleid:

Het beleid is erop gericht dat geen wezenlijke bestemmingswijzigingen kunnen plaatsvinden middels toepassing van dit artikel. Het betreft te allen tijde ondergeschikte gebruiksfuncties ten opzichte van de bestaande bestemming.

Voorts dient een dergelijke gebruikswijziging te passen binnen bestaand vastgesteld beleid. Welke beleid het betreft hangt met name af van waar de aanvraag op toeziet, bijvoorbeeld Horecabeleid, Beleid ten aanzien van beroep en bedrijf aan huis, Beleid over perifere detailhandel, Mantelzorgbeleid, Beleid kamerverhuur studenten en buitenlandse werknemersetc.

Voorts geldt dat:

  • 1.

    de nieuwe functie moet passen binnen de omgeving;

  • 2.

    het nieuwe gebruik slechts een beperkte ruimtelijke uitstraling mag hebben (bijv. in de vorm van reclame-aanduidingen);

  • 3.

    er mag geen onevenredige toename van verkeersbelasting en parkeerdruk in de omgeving ontstaan;

  • 4.

    bij wijziging van het gebruik dient te worden aangetoond dat de bedrijfsmatige activiteiten geen onevenredige negatieve milieueffecten veroorzaken voor de omgeving;

  • 5.

    in geval sprake is van een aan-huis-verbonden beroep of –bedrijf, dient degene die de activiteiten uitvoert, ook bewoner van het pand te zijn.

2.13. Artikel 4 lid 10 Bijlage II Bor (Gebruik van recreatiewoning voor bewoning)

Wettelijke ruimte:

het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • ·

    de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

  • ·

    de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden;

  • ·

    de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

  • ·

    de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.

Beleid:

De recreatieve bestemming dient als zodanig gebruikt te worden. Er wordt derhalve geen medewerking verleend aan het permanent bewonen van een recreatiewoning.

2.14. Artikel 4 lid 11 Bijlage II Bor (Ander gebruik gronden of bouwwerken)

Wettelijke ruimte:

ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

Beleid:

Aan evenementen wordt medewerking verleend alleen indien wordt aangesloten op het gemeentelijk evenementenbeleid en hetgeen hierover in de Algemene Plaatselijke Verordening is geregeld.

Voor alle overige gevallen wordt geen nader beleid opgesteld. Dit houdt in dat het per situatie beoordeeld zal worden.

2.15. Afwijkingsmogelijkheid

Het bevoegd gezag blijft bevoegd om af te wijken van deze regeling, wanneer dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te stellen doelen.

2.16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking daags na bekendmaking in het Gemeenteblad.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel afwijken van het bestemmingsplan onder de Wabo voor kruimelgevallen, actualisatie 2017”.

Burgemeester en wethouders van Cuijk,

drs. R.H.M.A. Rongen mr. W.A.G. Hillenaar

secretaris burgemeester