Regeling vervallen per 02-02-2011

Besluit debiteurenbeleid Dalfsen 2008

Geldend van 23-04-2008 t/m 01-02-2011

Intitulé

Besluit debiteurenbeleid Dalfsen 2008

Het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen;

gelet op de Wet Werk en Bijstand;

b e s l u i t :

vast te stellen het "Besluit debiteurenbeleid Dalfsen 2008"

Hoofdstuk 1 Leningen

Paragraaf 1.1 Vorm van de bijstand

Bijstand kan in de vorm van een geldlening worden verstrekt. Dit kan bij omstandigheden zoals genoemd in artikel 48 WWB (op termijn voldoende middelen, tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, waarborgsom, schuldenlast), maar ook bij bijzondere bijstand voor de aflossing van een schuldenlast (artikel 49 WWB), voor duurzame gebruiksgoederen (artikel 51 WWB), als voorschot(ten) (artikel 52 WWB), of voor algemene bijstandsverlening van een woningeigenaar (artikel 50 WWB).

De verstrekte bijstand in de vorm van een lening moet worden terugbetaald. De voorwaarden voor verstrekking, meerdere zekerheid en de wijze van aflossing worden opgenomen in de (toekennings)beschikking.

Paragraaf 1.2 Aflossing van de lening

Aflossing als lening verstrekte bijzondere bijstand

De aflossing van een bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening vangt zo spoedig mogelijk na de toekenning van de bijzondere bijstand aan. Voor diegene die:

  • -

    een algemene bijstandsuitkering voor levensonderhoud ontvangt;

  • -

    een andere loondervingsuitkering of sociale voorziening op bijstandsniveau;

  • -

    een besteedbaar inkomen heeft van minder dan 110% van de geldende bijstandsnorm en toeslag;

geldt een aflossingsnorm van 6% van de voor de betrokkene(n) geldende bijstandsnorm en toeslag, inclusief vakantietoeslag.

Voor diegene die een inkomen ontvangt van meer dan 110% van de voor betrokkene(n) gendelde bijstandsnorm, geldt een aflossing van 12% van de voor betrokkene geldende bijstandsnorm en toeslag. Indien er een periodieke uitkering voor levensonderhoud WWB of IOAW/Z wordt ontvangen, kan de aflossing worden ingehouden op deze uitkering. De geldende bijstandsnorm wordt eenmalig aan het begin van de aflossing vastgesteld.

Als er op een lening in verband met bijzondere bijstand voor eerste woninginrichting (met name vreemdelingen in het kader van de taakstelling huisvesting nieuwkomers) gedurende een periode van 24 maanden wordt afgelost, kan het college besluiten het resterende deel van de lening kwijt te schelden. Deze kwijtschelding vindt niet plaats als er op dat moment een achterstand in de betalingen of inhoudingen bestaat, of wanneer er fraude met de bijzondere bijstandsverlening is geconstateerd. Kwijtschelding houdt in dat middels beschikking het restant van de verstrekte bijzondere bijstand alsnog om niet wordt verstrekt.

Aflossing als lening verstrekte algemene bijstand

Algemene bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een lening indien er sprake is van een door betrokkene(n) zelf bewoonde woning in eigendom, bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid of bij aflossing van een schuld.

De aflossing van een lening in verband met verstrekte algemene bijstand voor levensonderhoud vindt pas zijn aanvang na de beëindiging van de algemene bijstand. Gedurende de bijstandsuitkering voor levensonderhoud vindt er geen aflossing of inhouding plaats. Na beëindiging van de bijstandsuitkering vindt de aflossing van de lening maandelijks plaats. Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld en wordt vastgesteld op 6% van de bijstandsnorm en toeslag plus 50% van het inkomen boven de voor betrokkene(n) geldende bijstandsnorm en toeslag, inclusief vakantietoeslag. Indien er geen inkomen boven de voor betrokkene(n) geldende bijstandsnorm en toeslag is, wordt de aflossing vastgesteld op nihil.

De lening is voor het aflossen en in de eerste 120 maanden na het aanvangen van de aflossing nog renteloos. Indien na afloop van een aflossingsperiode van 120 maanden de lening nog niet geheel is afgelost, is vanaf dat moment wel maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de lening. Deze rente is 75% van de dan geldende wettelijke rente. Betalingen worden eerst aangemerkt als aflossing van de hoofdsom en daarna pas als betaling van rente. Over de rente is geen rente verschuldigd.

De frequentie waarin er een debiteurenonderzoek plaatsvindt bij debiteuren van bijstand verstrekt in de vorm van een lening is afhankelijk van de omstandigheden van de belanghebbende(n) zoals hoogte van de vordering, betalingsgedrag en aard van het inkomen. Zolang er periodiek betalingen worden ontvangen en er geen betalingsachterstanden zijn, is er geen debiteurenonderzoek noodzakelijk.

Paragraaf 1.3 Krediethypotheek

Voor meerdere zekerheid ter aflossing van algemene bijstand verstrekt in de vorm van een lening aan een woningeigenaar, kan een hypotheekrecht of pandrecht worden gevestigd (artikel 48, derde lid WWB). Deze lening bedraagt ten hoogste de waarde van de woning in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden (minus opgebouwd vermogen in (kapitaal)verzekeringen) en met het vrij te laten vermogen genoemd in artikel 34, tweede lid aanhef en onder sub d WWB.

Indien de peildatum van de meest recente WOZ-waardebepaling minder dan twee jaar vóór de datum aanvraag bijstand ligt, wordt de economische waarde van de woning op het moment van aanvraag vastgesteld op de genoemde WOZ-waarde. Is dit niet het geval, dan moet de woning worden getaxeerd door een gecertificeerd makelaar. De kosten van taxatie en het vestigen van de krediethypotheek komen in aanmerking voor bijzondere bijstandsverlening om niet.

Indien de belanghebbende(n) de woning verkoopt dient de lening terstond volledig worden terugbetaald. Het college kan bij verhuizing naar een andere koopwoning wegens dringende redenen in bijzondere gevallen besluiten de lening te handhaven. Voorwaarde is dan dat belanghebbende hiertoe vooraf in een verzoek indiend, dat belanghebbende het vrij gekomen vermogen volledig gebruikt voor de aanschaf of verbouwing van de nieuwe woning en dat belanghebbende meewerkt aan het vestigen van een recht van hypotheek op de nieuwe woning.

Bij overlijden van belanghebbende, of bij een echtpaar na overlijden van de langst-levende-partner, dient de lening terstond volledig te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 2 Vorderingen

Paragraaf 2.1 Het ontstaan van een vordering

Een bijstandsvordering op een persoon kan op verschillende manieren ontstaan. Dit zijn:

indien er (naar aanleiding van een herziening-, intrekkings- of afstemmings-besluit) ten onrechte of een te hoog bedrag aan bijstand is verleend;

op grond van de in artikel 58, eerste lid aanhef en onder sub b tot en met f genomende omstandigheden, waaronder de terugvordering van een geldlening, borgtocht, verleende voorschotten, onverschuldigde betalingen en achteraf verkregen middelen;

op grond van het burgerlijk wetboek, waaronder die op grond van een rechtelijke uitspraak;

Ten onrechte of een te hoog bedrag aan bijstand verleend (sub a)

Verleende bijstand kan op grond van artikel 58, eerste lid WWB worden teruggevorderd, als is gebleken dat er ten onrechte of een te hoog bedrag aan bijstand is verleend. Dit is het geval als er met terugwerkende kracht een afstemming (maatregel) wordt opgelegd, het recht op bijstand is herzien of ingetrokken of indien het recht op bijstand na een opschorting (artikel 54, eerste lid WWB) wegens het niet voldoen aan de verplichtingen wordt ingetrokken (artikel 54, vierde lid WWB). De terugvorderingbeschikking is dan een niet-zelfstandig terugvorderingbesluit.

Schematisch ziet dat er alsvolgt uit:

Situatie

Eerdere beschikking

Beschikking (tevens rechtsgrond voor de vordering)

Terugvordering

Afstemming

Afstemming (maatregel) met terugwerkende kracht

(art. 18 WWB)

Terugvorderings-beschikking

(art. 58, 1e lid WWB)

Herziening of intrekking

Herziening of intrekking

(art. 54, 3e lid WWB)

Terugvorderings-beschikking

(art. 58, 1e lid WWB)

Intrekking na opschorting

Beschikking opschorting recht op bijstand

(artikel 54, 1e lid WWB)

Intrekking

(art. 54, 4e lid WWB)

Terugvorderings-beschikking

(art. 58, 1e lid WWB)

Geldlening, borgtocht, voorschotten, onverschuldigde betalingen en verkregen middelen (sub b)

In artikel 58, eerste lid aanhef en onder sub b tot en met f zijn een aantal terugvorderingsgronden opgenomen welke tot een zelfstandig terugvorderingsbesluit kunnen leiden. Dit zijn achtereenvolgens:

Onder sub b de bijstand die in de vorm van een geldlening is verstrekt en de uit de lening voortvloeiende verplichtingen niet op niet behoorlijk worden nagekomen. Dit kan zijn de verplichting tot aflossing, maar ook opgelegde verplichtingen ten aanzien van de besteding van de bijstand. Als deze verplichtingen niet worden nagekomen kan er direct een terugvorderingsbesluit (met executoriabele titel) worden genomen.

Onder sub c de bijstand voortvloeiende uit een gestelde borgtocht. Als een belanghebbende zijn verplichtingen ten opzichte van de schuldeiser niet is nagekomen en de borgtocht is opgeeist en uitbetaald, ontstaat er een vordering van de gemeente op de belanghebbende. Ook hiervoor kan direct een terugvorderingsbesluit worden genomen.

Onder sub d de bijstand die als voorschot is verleend, waarna is gebleken dat er geen recht op bijstand bestaat. Om de voorschotten dan toch terug te kunnen vorderen (omdat er geen recht heeft bestaan, kan je niet herzien of intrekken), is dit als bevoegdheid opgenomen in de wet.

Onder sub e de bijstand die onverschuldig is betaald voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen. Dit zijn bijvoorbeeld dubbele betalingen of betalingen voor een te hoog bedrag. Maar ook als toegekende voorschotten meer blijken te zijn dan toegekende bijstand, wordt het restant voorschot teruggevorderd op grond van artikel 58, eerste lid aanhef en onder sub e WWB. Ook hier hoeft er geen herziening of intrekking plaats te vinden en kan er direct een terugvorderingsbesluit worden genomen.

Onder sub f de achteraf verkregen middelen of verkregen middelen voor die bestemming waarvoor bijstand is verleend. Omdat de eerste verstrekking van bijstand wel correct is geweest (toen kon belanghebbende blijkbaar nog geen aanspraak op de middelen maken), kan je niet herzien of intrekken en kan er op grond van de wet een zelfstandig terugvorderingsbesluit worden genomen.

Op grond van het burgerlijk wetboek, waaronder die op grond van een rechtelijke uitspraak (sub c).

De wetgever heeft niet bedoeld in artikel 58 WWB een limitatieve opsomming te geven. Er zijn nog andere terugvorderingsgronden mogelijk, zoals op grond van het burgerlijk wetboek. Een voorbeeld hiervan is onverschuldigde betalingen aan een derde of als door een voorzieningenrechter of rechtbank terstond bijstandsverlening is besloten, wat in hoger beroep weer is vernietigd. Deze vormen van terugvordering komen overigens vrijwel niet voor.

Paragraaf 2.2 Herziening- intrekking recht op bijstand

Als achteraf is gebleken dat er een onjuist toekenningsbesluit of ten onrechte geen wijzigingsbesluit heeft plaatsgevonden, kan herziening- of intrekking plaatsvinden. Bij herziening wordt een eerder genomen besluit gewijzigd, bij intrekking wordt een eerder genomen besluit volledig ingetrokken.

Herzien is een bevoegdheid en geen verplichting van de gemeente (discretionaire bevoegdheid). De gemeente Dalfsen zal in voorkomende gevallen altijd van deze bevoegdheid gebruik maken en een herzienings- of intrekkingsbesluit nemen. Of belanghebbende verantwoordelijk kan of moet worden gehouden voor het onjuiste besluit of uitblijven van een besluit is niet van invloed op het afzien van herzien of intrekken.

In een herzieningsbesluit staat in ieder geval vermeld vanaf wanneer of over welke periode de bijstand wordt herzien en dat er naar aanleiding van de herziening ten onrechte verstrekte bijstand is ontstaan. In een intrekkingsbesluit staat welk besluit wordt ingetrokken en of er naar aanleiding daarvan ten onrechte verstrekte bijstand is ontstaan.

Het college kan beslissen op voorhand af te zien van terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand, als duidelijk is dat de vordering niet zal worden voldaan (b.v. als belanghebbende is vertrokken naar het buitenland) of als zeker is dat de waarschijnlijke kosten van invordering hoger zullen gaan bedragen dan de vordering zelf. In gevallen van fraude, niet voldoen aan de inlichtingenverplichting of afstemming van de bijstand vindt in principe geen afzien van terugvordering plaats. Als er na een herziening wordt besloten niet terug te vorderen, wordt dit in het herzieningsbesluit kenbaar gemaakt.

Paragraaf 2.3 Terugvordering

Terugvordering is ook een discretionaire bevoegdheid. Of de gemeente overgaat tot terugvorderen is afhankelijk van de individuele omstandigheden en eventuele dringende redenen. Uitgangspunt van de gemeente is dat er bij ten onrechte verstrekte bijstand of opgelegde maatregelen altijd een terugvorderingsbesluit wordt genomen. Dit uit het oogpunt van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit zou ook een ongewenste stimulanse kunnen zijn om te frauderen.

In een terugvorderingsbesluit staat in ieder geval vermeld wat de terugvorderingsgrond is. Dit kan zijn een afstemmingsbesluit, een herzienings- of intrekkingsbesluit, of op grond van een van de bepalingen in artikel 58, eerste lid aanhef en onder sub b tot en met f. Tevens staat er een berekening van de terugvordering in en op welke wijze de terugvordering moet worden voldaan (betalingsschema). Vorderingen worden door de gemeente niet verhoogd met de af te dragen loonbelasting en premies (artikel 58, vierde lid WWB). Een terugvorderingsbesluit heeft op grond van artikel 60, derde lid WWB een executoriale titel. Op een terugvorderingsbesluit wordt daarom vermeld “in naam der Koningin”.

Afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit kan alleen plaatsvinden als het ontstaan van de vordering niet aan belanghebbende kan (kon) worden verweten, belanghebbende redelijkerwijs niet heeft kunnen weten ten onrechte bijstand te hebben ontvangen of terugvordering onredelijke bezwarend is voor belanghebbende (b.v. bij schuldsanering).

Afzien van terugvorderen vindt niet plaats bij vorderingen ontstaan door fraude, het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting, en bij een afstemming van de bijstand. De aard van deze vorderingen maakt dat afzien van terugvordering ongewenst gedrag ongecorrigeerd of ongestraft laat, wat niet het uitgangspunt van de gemeente is.

Paragraaf 2.4 Terugvordering van verzwegen partner

Op grond van artikel 59, tweede lid de WWB kan bijstand die als gevolg van schending van de inlichtingenplicht niet als gezinsbijstand is verleend, maar wel als gezinsbijstand verleend had moeten worden, ook worden teruggevorderd van degene met wiens middelen rekening had moeten worden gehouden (de verzwegen partner). Alle gezinsleden waarvan in wordt teruggevorderd zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele vordering.

Voorwaarde voor terugvordering van de verzwegen partner is dat er sprake is van een gezamelijke huishouding en dat de bijstand van de bijstandsontvanger wordt herzien of ingetrokken op grond van artikel 54, derde lid aanhef en onder sub a WWB, ofwel door een schending van de inlichtingenverplichting jegens de gemeente of CWI. Of de verzwegen partner zelf op de hoogte is geweest van de bijstandsverlening is geen noodzakelijke voorwaarde.

In het geval van herziening/intrekking en terugvordering bij verzwegen gezamelijke huishouding wordt de herziening/intrekking slechts gericht aan de bijstandsontvanger en worden er twee gescheiden terugvorderingsbesluiten gericht aan de bijstandsontvangen en verzwegen parter. Voor de betaling van de terugvordering zijn beide partners hoofdelijk aansprakelijk.

Paragraaf 2.5 Invordering

Een terugvordering moet ook nog worden ingevorderd. Hiervoor bestaan verschillende mogelijkheden zoals verrekening, vereenvoudigd derdenbeslag of beslag op bezittingen of het uitwinnen van zekerheden. In veel gevallen zal het invorderingsbesluit gelijktijdig met het terugvorderingsbesluit kenbaar worden gemaakt. Dit betekent dat in een terugvorderingsbeschikking tevens de wijze waarop de vordering moet worden voldaan wordt opgenomen.

Bij reeds bestaande vorderingen kan de gemeente uit doelmatigheidsoverwegingen besluiten een vordering buiten invordering te stellen, bijvoorbeeld bij terugvorderingsbedragen die niet (langer) in relatie staan met de kosten van invordering (kruimelbedragen). Dit vraagt altijd een individuele afweging, waarbij de aard van de vordering, de waarschijnlijke kosten van invordering en de individuele omstandigheden van de belanghebbende worden gewogen.

Buiten invordering stellen houdt in dat er nog eenmaal een invorderingsbesluit aan de belanghebbende verzonden waarin de hoogte van de vordering en de wijze van terugbetalen wordt vermeld. Hierna worden geen invorderingsmaatregelen meer genomen (geen periodiek onderzoek of pogingen tot invorgering). De reden dat nog eenmalig een invorderingbesluit wordt verzonden is dat als belanghebbende alsnog besluit zelf te betalen, of als belanghebbende binnen een periode van vijf jaar na dit laatste invorderingsbesluit bij de gemeente Dalfsen een aanvraag voor een uitkering levensonderhoud doet, de vordering alsnog kan worden geïnd. Na vijf jaar na dit laatste invorderderingsbesluit is de vordering op grond van het burgerlijk wetboek verjaard en kan hij niet langer worden ingevorderd.

De frequentie waarin er een debiteurenonderzoek plaatsvindt bij debiteuren van terugvorderingen is afhankelijk van de omstandigheden van de belanghebbende(n) zoals hoogte van de vordering, betalingsgedrag en aard van het inkomen. Bij debiteuren waarvoor de gemeente Dalfsen nog een (aanvullende) uitkering voor levensonderhoud verstrekt, of waarbij periodiek op de vordering wordt betaald en er geen betalingsachterstanden zijn, hoeft geen debiteurenonderzoek plaats te vinden.

Hoofdstuk 3 Verhaal

Paragraaf 3.1 Verhaal van bijstand

Het verhalen van verleende bijstand van onderhoudsplichtigen of nalatenschappen is een discretionaire bevoegdheid van het college. Uitgangspunt van het college is dat er altijd wordt getracht verleende bijstand te verhalen op onderhoudsplichtigen. Of verleende bijstand wordt verhaald op nalatenschappen is afhankelijk van de hoogte van het verhaal, de aard van de vordering en de omstandigheden van het overlijden.

De kosten van bijstand kunnen worden verhaald op:

  • degene die de onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot of zijn minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt;

  • degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • degene die zijn onderhoudsplicht jegens zijn meerderjarig kind van 18 tot 21 jaar, dat bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 12 WWB ontvangt, niet of niet behoorlijk nakomt;

  • degene aan wie de belanghebbende die bijstand ontvangt een schenking heeft gedaan;

  • een nalatenschap indien er ten onrechte bijstand is verleend en er op het moment van overlijden nog geen terugvorderingdbesluit is genomen of als bijstand is verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht;

Een besluit tot verhaal wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. In het besluit staat vermeld:

  • tot welk bedrag en over welke periode de verstrekte bijstand wordt verhaald;

  • de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de verstrekte bijstand dient terug te betalen;

  • op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

Paragraaf 3.2 Verhaal op onderhoudsplichtige

Als er bij verhaal van verleende bijstand een uitvoerbare rechtelijke uitspraak bestaat, kan er direct een verhaalsbesluit met executoriale titel worden genomen. Is er geen uitvoerbare rechtelijke uitspraak, dan heeft het verhaalsbesluit geen executoriale titel. Indien de belanghebbende niet of niet tijdig uit zichzelf de bepalingen van het verhaalsbesluit nakomt, zal het college overgaan tot verhaal in rechte, ofwel een verzoek indienen bij de rechtbank.

De verhaalsbijdrage wordt jaarlijks vastgesteld. Het minimale verhaalsbedrag bedraagt € 45,00 per maand. Indien de onderhoudsbijdrage lager uitkomt dan € 45,00 per maand (€ 540,00 per jaar), wordt afgezien van verhaal. Verhaalsbijdragen worden geindexeerd volgens het door het ministerie van Justitie vastgestelde indexeringspercentage alimentatie. Bij onderhoudsplichtingen vindt in principe één maal per vier jaar een heronderzoek verhaal plaats. Indien hiertoe aanleiding bestaat kan het college ook tussentijds een heronderzoek uitvoeren.

Het college kan afzien van het instellen van verhaal op een onderhoudsplichtige indien er spake is van een levensbedreigende of anderszins onacceptabele situatie waardoor verhaal een onredelijke belasting zou betekenen voor de bijstandsgerechtigde. Dit is bijvoorbeeld het geval bij ernstige bedreigingen van een ex-partner of een verstoorde relatie tussen ouders en bijstandsafhankelijk kind. De beoordeling van deze omstandigheden ligt bij het college. Of de belanghebbende zelf van mening is dat deze omstandigheid zich voordoet, indien het college overgaat tot het instellen van verhaal, is niet voldoende.

Paragraaf 3.3 Verhaal bij schenking

De kosten van bijstand kunnen worden verhaald op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan. Tenzij aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien of als ook zonder de schenking recht op bijstand naar dezelfde hoogte zou hebben bestaan.

Voorbeelden van schenking in de zin van de WWB zijn het geven van geld of goederen om niet, het kwijtschelden van een schuld, het verwerpen van een erfenis, het verkopen van een goed beneden de marktwaarde of het overbedelen van de ex-echtgenoot bij een boedelscheiding.

Het college zal overgaan tot verhaal op de persoon die de schenking heeft ontvangen indien zij van mening is dat de schenker de bijstandsafhankelijkheid zou hebben kunnen voorzien (b.v. bij recent ontslag of langdurige ziekte of werkloosheid met de mogelijkheid later in bijstandsafhankelijke positie te geraken of bij overbedeling van een ex-echtgenoot waarbij bijstandsafhankelijkheid te voorzien was.)

Verhaal bij schenking is één vast bedrag en dient in principe in één keer te worden voldaan. Op verzoek van een belanghebbende kan het college besluiten het bedrag in termijnen te laten voldoen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan 36 termijnen.

Paragraaf 3.4 Verhaal op nalatenschap

Het college kan besluiten ten onrechte verstrekte bijstand of bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht te verhalen op een nalatenschap indien er op het moment van overlijden nog geen terugvorderingsbesluit heeft plaatsgevonden. Of het college overgaat tot deze vorm van verhaal is afhankelijk van de aard van de vordering, de hoogte van het verhaal en de omstandigheden van de overledenen en nabestaanden. Uitgangspunt is wel dat vorderingen in verband met fraude of niet nakomen van de inlichtingenplicht of bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht altijd worden verhaald op een nalatenschap.

Eventueel op te leggen afstemmingen van de bijstand worden niet verhaald op een nalatenschap, omdat deze slechts tot doel zou hebben het gedrag van de bijstandsgerechtigde te beinvloeden (corrigerende werking afstemming van de bijstand), waardoor verhaal op de nalatenschap niet meer opportuun is.

Verhaal op nalatenschap is één vast bedrag en dient altijd in één keer te worden voldaan.

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Leningen

Paragraaf 1.1 Vorm van de bijstand

Paragraaf 1.2 Aflossing van de lening

Paragraaf 1.3 Krediethypotheek

Hoofdstuk 2 Vorderingen

Paragraaf 2.1 Het ontstaan van een vordering

Paragraaf 2.2 Herziening- intrekking recht op bijstand

Paragraaf 2.3 Terugvordering

Paragraaf 2.4 Terugvordering van verzwegen partner

Paragraaf 2.5 Invordering

Hoofdstuk 3 Verhaal

Paragraaf 3.1 Verhaal van bijstand

Paragraaf 3.2 Verhaal op onderhoudsplichtige

Paragraaf 3.3 Verhaal bij schenking

Paragraaf 3.4 Verhaal op nalatenschap