Regeling vervallen per 01-01-2012

Participatie verordening

Geldend van 02-12-2009 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Participatie verordening

De raad van de gemeente Dalfsen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 augustus 2009, nummer 130;

overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen aangaande de inhoud van het werkleeraanbod in het kader van de Wet investering in jongeren en er beleidsvrijheid is om een aantal uitvoeringsrichtlijnen vast te stellen voor de re-integratie op grond van de Wet werk en bijstand;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 36 Wet werk en bijstand en artikel 12, eerste lid, onderdeel a van de Wet investeren in jongeren;

b e s l u i t:

vast te stellen “de participatieverordening”.

Artikel 1. begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    College : het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    De gemeente : de gemeente Dalfsen;

  • c.

    WWB : de Wet werk en bijstand;

  • d.

    WIJ : Wet investeren in jongeren;

  • e.

    IOAW : Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • f.

    IOAZ : Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • g.

    Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

  • h.

    Traject : een (aaneenschakeling van) werkleeraanbod en/of re-integratie instrumenten;

  • i.

    Arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht dan wel een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht;

  • j.

    Jongere(n) : jongere als bedoeld in artikel 2 van de WIJ

  • k.

    Startkwalificatie : een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • l.

    niet-uitkeringsgerechtigde: werkzoekenden zonder uitkering

Artikel 2. Opdracht aan het college

  • 1. Bij de inzet van traject kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd.

  • 2. Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd werkleeraanbod en re-integratie-instrumenten.

  • 3. Het college kan bij het bepalen van het traject prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4. Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, (een combinatie van) algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan. Zij kijkt daarbij ook in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de WIJ.

  • 6. Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject, van één van de ouders.

Artikel 3. De voorzieningen

Het college kan jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, onder andere één of meer van de volgende voorzieningen aanbieden:

  • a.

    arbeidsactivering en –toeleiding;

  • b.

    diagnose-instrumenten;

  • c.

    opleidingen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevorderen;

  • d.

    voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeid;

  • e.

    nazorg bij arbeidsinschakeling;

  • f.

    ondersteunende instrumenten, waaronder kinderopvang, schuldhulpverlening, onderzoeken door deskundigen en taal- en beroepsgerichte scholing.

  • g.

    sociale activering;

  • h.

    ondersteuning bij maatschappelijke participatie;

  • i.

    gesubsidieerd werk.

Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van

jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen

van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.

Artikel 4. Vorm van de ondersteuning

  • 1. Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden een traject, waarbij zonodig re-integratie-instrumenten kunnen worden ingezet of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 2. Bij de inzet van voorzieningen wordt gekozen voor dat instrument dat beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 3. Het college kan onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de (medische-) geschiktheid van een traject voor een klant.

  • 4. Er wordt periodiek overleg gevoerd met de persoon of een vertegenwoordiger, het re-integratiebedrijf of trajectbegeleider. Alle partijen kunnen een overleg plannen of onderwerpen aandragen voor het gesprek.

Artikel 5. Intrekking voorziening(en)

Het college kan het traject intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de klant dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de WIJ en hem dit te verwijten valt.

Artikel 6. Premie

  • 1. De persoon met een WWB/ IOAW/IOAZ-uitkering die reguliere arbeid aanvaardt (niet-gesubsidieerde arbeid) waarmee een inkomen wordt verkregen waardoor er geen aanspraak meer wordt gedaan op een uitkering voor levensonderhoud heeft recht op een eenmalige premie.

  • 2. De in lid 1 genoemde uitkeringsgerechtigde dient voorafgaand aan het aanvaarden van de arbeid minimaal 12 maanden aaneengesloten een uitkering voor levensonderhoud hebben ontvangen van de gemeente.

  • 3. De premie bedraagt € 500,-- en wordt verstrekt nadat de persoon heeft aangetoond dat de dienstbetrekking minimaal 26 weken heeft geduurd.

  • 4. Geen recht op de premie heeft diegene wiens recht op een uitkering met terugwerkende kracht is ingetrokken wegens verzwijgen van werkzaamheden of die een werkleeraanbod of een inkomensvoorziening heeft gehad op grond van de WIJ.

Artikel 7. Eigen bijdrage

  • 1. Het college kan aan de niet-uitkeringsgerechtigde tussen de 27 en 65 jaar een traject aanbieden, indien deze niet beschikt over een startkwalificatie voor duurzame arbeidsinschakeling of die geen actuele startkwalificatie heeft voor duurzame arbeidsinschakeling.

  • 2. De niet-uitkeringsgerechtigde die aanspraak maakt op ondersteuning, als bedoeld in artikel 4, kan een eigen bijdrage worden opgelegd.

  • 3. De niet-uitkeringsgerechtigde die, al dan niet tezamen met een partner, een inkomen heeft hoger dan 1,6 maal de voor zijn situatie van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht. Voor de eerste € 2.500,-- bedraagt de eigen bijdrage 50%. Voor het meerdere (boven de € 2500,-- ) wordt er 25% van de scholingskosten berekend.

  • 4. De niet-uitkeringsgerechtigde die een vermogen heeft dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens voor bijstandsgerechtigden, komt niet in aanmerking voor ondersteuning door de gemeente. Tenzij het vermogen enkel uit onroerend goed bestaat en de niet-uitkeringsgerechtigde zijn onroerend goed verkoopt om maandelijks een inkomen rond bijstandsniveau te verwerven.

  • 5. De eigen bijdrage die is opgelegd in het kader van de wet inburgering op grond van artikel 23 tweede lid wet inburgering wordt na het behalen van het inburgeringsdiploma of bij vrijstelling van de inburgeringsverplichting ambtshalve kwijtgescholden door het college.

Artikel 8. Subsidies

  • 1. Het college kan een subsidie verstrekken aan werkgevers die als onderdeel van een traject een arbeidsovereenkomst sluiten met de klant;

  • 2. De subsidie is een compensatie voor de mindere arbeidsproductiviteit en eventuele kosten van begeleiding op de werkvloer.

Artikel 9. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Slotbepaling

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als participatie verordening

  • 2.

    De re-integratieverordening, in werking getreden op 1-1-2006 + de wijziging in werking getreden op 1-1-2007, wordt bij de inwerkingtreding van deze regeling ingetrokken.

  • 3.

    Deze regeling treedt na publicatie met terugwerkende kracht op 1 oktober 2009 in werking.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn (openbare) vergadering van 26 oktober 2009.
De raad,
de voorzitter, de griffier,

Inhoudsopgave

Artikel 1. begripsomschrijvingen

Artikel 2. Opdracht aan het college

Artikel 3. De voorzieningen

Artikel 4. Vorm van de ondersteuning

Artikel 5. Intrekking voorziening(en)

Artikel 6. Premie

Artikel 7. Eigen bijdrage

Artikel 8. Subsidies

Artikel 9. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Artikel 10 Slotbepaling

Algemene toelichting

De wetgever heeft de gemeenten belast met de uitvoering van de Wet investeren in jongeren (WIJ) en de Wet werk en bijstand (WWB). De WIJ wordt in medebewind uitgevoerd. In de WIJ is evenals in de Wet werk en bijstand (WWB) het college verantwoordelijk gesteld voor de uitvoering. De gemeenteraad heeft daarentegen de verplichting om de kaders, waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, in een verordening vast te leggen. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 WWB en artikel 12 WIJ. Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen.

Inhoud werkleeraanbod

Het begrip ‘werkleeraanbod’ moet ruim worden uitgelegd. Het werkleeraanbod kan allerlei vormen hebben, variërend van een ‘echte’ baan tot vakgerichte scholing of een combinatie van beide. Een werkleeraanbod kan ook bestaan uit voorzieningen die nodig worden geacht op weg naar arbeidsinschakeling, zoals een sollicitatietraining, een cursus gericht op de ontwikkeling van werknemersvaardigheden, een stageplaats, schuldhulpverlening, sociale activering, nazorg en gesubsidieerde arbeid. Afgezien van participatieplaatsen kan het gehele instrumentarium dat gemeenten hebben ontwikkeld voor de re-integratie in het kader van de WWB, ook op jongeren toegepast worden. Regulier onderwijs dat door het Rijk wordt bekostigd is uitgezonderd.

Het college bepaalt de inhoud van het werkleeraanbod. Dat geldt ook voor de vraag of het accent komt te liggen op werken of leren. Gelet op de duurzame arbeidsparticipatie als einddoel, zal werken de hoogste prioriteit hebben als de jongere daartoe in staat is. Zijn er echter belemmeringen op de weg daar naartoe, dan kunnen allerlei voorzieningen worden ingezet om dat einddoel te bereiken. Van belang daarbij is dat de startkwalificatie binnen het werkleeraanbod een ijkpunt vormt, omdat deze in belangrijke mate kan bijdragen aan duurzame arbeidsparticipatie. Het is aan de gemeenten overgelaten om te beoordelen in hoeverre de jongere in staat moet worden gesteld een dergelijke kwalificatie te behalen of anderszins scholing te ontvangen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

Premie en onkostenvergoedingen

Een premie zoals we die in de WWB kennen voor de arbeidsinschakeling past niet bij het uitgangspunt dat jongeren die daartoe in staat zijn moeten leren of werken. Daarom is er geen aanleiding om werken en/of leren door jongeren te belonen met een financiële vrijlating van inkomsten uit deeltijdarbeid of van een premie i.v.m. arbeidsinschakeling bij de inkomensvoorziening. Dat geldt evenzeer voor een onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk voor jongeren, tenzij deze bestemd is voor aantoonbaar gemaakte kosten.

Maatwerk

Uitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd: dat wordt altijd al geleverd bij de re-integratie van klanten en ook het werkleeraanbod wordt afgestemd op de omstandigheden, krachten en capaciteiten van de jongere (artikel 18, eerste lid WIJ). De wensen van jongeren worden betrokken bij het vormgeven van het werkleeraanbod (artikel 14, eerste lid WIJ). Het college is verplicht die wensen vast te leggen in de rapportage die ten grondslag ligt aan het werkleeraanbod en dient daarbij tevens aan te geven op welke wijze die wensen bij het werkleeraanbod betrokken zijn.

Werken en leren niet direct mogelijk

Wanneer het doen van een werkleeraanbod bestaande uit werken en/of leren niet direct mogelijk is, dient een aanbod gedaan te worden dat op termijn perspectief biedt op arbeidsinschakeling. Ook hierbij wordt de uitvoeringslijn van de re-integratie binnen de gemeente Dalfsen gevolgd. Dat kan betekenen dat voorzieningen worden ingezet in de vorm van zorg- of hulpverlening, waarbij ook aandacht kan worden besteed aan belemmerende factoren, zoals psychische, sociale en cognitieve problemen. Het werkleeraanbod omvat immers het geheel van re-integratievoorzieningen, dat gericht is op duurzame arbeidsparticipatie. Is de jongere naar het oordeel van het college in het geheel niet in staat dat om redenen van lichamelijk, sociale of psychische aard uitvoering wordt gegeven aan een werkleeraanbod, dan kan daarvan vooralsnog worden afgezien (artikel 17, tweede lid WIJ). Zorgtaken kunnen worden aangemerkt als reden van sociale aard, voor zover daarmee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening.

Alleenstaande ouders

Bij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijke medische en/of fysieke beperkingen. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, WIJ).

Daarmee loopt deze regeling parallel met de WWB (artikel 9a WWB). Anders dan in de WWB echter is uit oogpunt van deregulering afgezien van een maximale termijn van zes jaar. Dit omdat gezien de maximale duur van het werkleerrecht (van 18 tot 27 jaar) deze maximale termijn in de meeste gevallen reeds in de werkleerperiode zal zijn geïncorporeerd. Als de inkomensvoorzienig van een jongeren later een uitkering WWB wordt, wordt de periode van vrijstelling van de arbeidsverplichting binnen de WIJ in mindering gebracht op de termijn van zes jaar bij de WWB.

Zelfstandigen

Besloten is om zelfstandigen uit te zonderen van het recht op een werkleeraanbod en van het recht op inkomensvoorziening (artikel 23, eerste lid, onderdeel e jo. artikel 42, eerste lid, onderdeel m, WIJ). Zij kunnen een beroep doen op algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van artikel 78f van de WWB, zodat de (jongere) zelfstandige zich geheel kan richten op zijn bestaan als zelfstandige. In het zesde lid van artikel 17 WIJ wordt evenwel bepaald dat het college de mogelijkheid (niet de verplichting) heeft om aan de jongere die als zelfstandige wil beginnen een werkleeraanbod te doen dat bestaat uit een voorbereidingsperiode op het bestaan als zelfstandige. Dit werkleeraanbod duurt maximaal twaalf maanden en kan slechts worden aangeboden op verzoek van de jongere.

Relatie van de WIJ met de Maatregelverordening

De participatieverordening en de Maatregelverordening vormen twee kanten van dezelfde medaille. Immers, de WIJ legt het college de plicht op om jongeren een werkleeraanbod te doen. Het werkleeraanbod wordt door deze verordening gefaciliteerd. Anderzijds staat daar wel wat tegenover. De jongere is verplicht het aanbod te aanvaarden en verplichtingen die aan het werkleeraanbod zijn gekoppeld na te leven. Komt de jongere die verplichtingen niet na, dan vormt dat een grond voor verlaging van de inkomensvoorziening. Beide verordeningen sluiten dus op elkaar aan. In verband daarmee is in de participatieverordening herhaald dat onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ het werkleeraanbod ingetrokken kan worden. Omdat met deze intrekking tevens het recht op inkomensvoorziening vervalt, is het van belang dat wordt afgebakend wanneer de inkomensvoorziening wordt verlaagd en wanneer deze ingetrokken wordt. Uitgangspunt van de wetgever is daarbij geweest dat bij schending van verplichtingen primair een maatregel aangewezen is en pas in tweede instantie intrekking van het werkleeraanbod en daarmee tevens van de inkomensvoorziening aan de orde komt. Het opleggen van een maatregel is derhalve regel, het intrekken van het werkleeraanbod uitzondering.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is. Het begrip ‘startkwalificatie’ (MBO-2, HAVO,VWO) is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs. Dit begrip wordt niet in de WIJ, maar wel in de WWB gedefinieerd (art. 6, eerste lid, onderdeel d WWB). De omschrijving van ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p.28).

Artikel 2. Opdracht aan het college

De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat het liefst zou zien. Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van re-integratie-instrumenten, maar het college heeft daarbij te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.

In het vierde lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid, WIJ. Hoewel deze opdracht ook uit de samenstelling van deze bepalingen en artikel 5, eerste lid, WIJ kan worden afgeleid, is er uit een oogpunt van duidelijkheid voor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven. Hierbij is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden. Toegevoegd is de gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening dienen te houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college.

In het vijfde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt reeds uit artikel 17, zesde lid, WIJ. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend moet daarbij worden dat het een zogenaamde ‘kan’-bepaling is: het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep.

Artikel 3. De voorzieningen

Naast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan het college voorzieningen aanbieden. Die voorzieningen zijn primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen.

Artikel 4. Vorm van de ondersteuning

Geen toelichting

Artikel 5. Intrekking traject

De combinatie van de maatregelverordening en de uitvoering van een traject is bekend. De toelichting spitst zich dan ook toe om de bijzonderheden rondom de WIJ. Dit artikel vormt een herhaling van artikel 21 WIJ. De meerwaarde van opname van deze bepaling in de participatieverordening is gelegen in de overweging dat intrekking van het werkleeraanbod complementair is aan het voeren van beleid met betrekking tot de invulling het werkleeraanbod. Daar waar het recht op werkleeraanbod wordt toegekend en ingevuld, kan dit ook worden ingetrokken, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ. Met betrekking tot intrekking van het werkleeraanbod in verband met schending van de verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod, wordt het aan het college overgelaten om te bepalen onder welke voorwaarden daartoe kan worden besloten. Het is niet aan de gemeenteraad om daarover voorschriften te geven, niettemin dient het intrekken van het werkleeraanbod met terughoudendheid plaats te vinden, zoals reeds in de Algemene toelichting is opgemerkt. Intrekking is in wezen slechts aan de orde als er een situatie is ontstaan dat niet langer kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling (via gedeeltelijke herziening) evenmin soelaas biedt. Gedacht kan worden aan herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijvoorbeeld ook een rol spelen de positie van gemotiveerde jongeren die wachten op een werk/leerplek, de staat van de arbeidsmarkt en de kosten van de voorziening. Het verdient aanbeveling als het college bij de invulling met deze kaders rekening houdt en slechts tot intrekking besluit nadat de individuele situatie zorgvuldig afgewogen is.

Artikel 6. Premie

Een premie zoals we die in de WWB kennen voor de arbeidsinschakeling past niet bij het uitgangspunt dat jongeren die daartoe in staat zijn moeten leren of werken. Daarom is in de wet geen aanleiding gegeven om werken en/of leren te belonen met een premie in verband met arbeidsinschakeling bij de inkomensvoorziening.

Artikel 7. Eigen bijdrage

Op grond van artikel 7 lid 1 sub a WWB kan een niet-uitkeringsgerechtigde (nugger) aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling. De gemeente kan aan het aanbieden van een re-integratietraject echter wel voorwaarden verbinden. Eén van de voorwaarden is, dat de nugger niet beschikt over een startkwalificatie voor duurzame arbeidsinschakeling.

In de praktijk blijkt dat een nugger veelal bij de gemeente aanklopt voor de vergoeding van een opleiding. Omdat het volgen van een opleiding een dure aangelegenheid is, zal hiervoor een eigen bijdrage worden gevraagd, indien het (gezins)inkomen van de nugger meer bedraagt dan 1,6 maal de voor zijn situatie van toepassing zijnde bijstandsnorm. Daarnaast geldt er voor de nugger een vermogensgrens. Hierop is echter een uitzondering gemaakt voor mensen waarvan het vermogen bestaat uit enkel onroerend goed en die voor hun dagelijkse levensbehoefte voorzien door telkens een stuk van hun onroerend goed te verkopen. Deze situatie komt zeer weinig voor, maar net vaak genoeg om speciaal te benoemen in de verordening.

Op grond van artikel 23, tweede lid, van de wet inburgering wordt er bij aanvang van de wet inburgering een eigen bijdrage opgelegd aan doelgroepen die faciliteiten aangeboden krijgen van de gemeente. Deze eigen bijdrage wordt ambthalve kwijtgescholden indien de inburgeraar volgens de wet is ingeburgerd of hiervan uiteindelijk is vrijgesteld..

Artikel 8. Subsidies

Voor het verstrekken van een subsidie is een wettelijke grondslag vereist (art. 4:23, eerste lid Awb). Om die reden is een specifiek artikel opgenomen dat deze grondslag biedt. In het eerste lid worden loonkostensubsidies en subsidies ter voorbereiding van een dienstverband van een grondslag voorzien.

De financiële bijdrage van de gemeente is gerelateerd aan de verminderde arbeidsproductiviteit van de werknemer. De gemeente Dalfsen hanteert geen ingewikkeld systeem om dit te berekenen. Er word uitgegaan van een percentage van de bruto loonkosten, waarbij globaal drie percentages gelden: 75%, 50% en 25%. Bij een relatief lage productiviteit wordt dus bijvoorbeeld 75% van de loonkosten vergoed. Ook kan sprak zijn van een afbouwregeling. Bijvoorbeeld het eerste jaar wordt 50% vergoed en het tweede jaar 25%. In bijzondere gevallen kan worden afgeweken van de percentages om zoveel mogelijk maatwerk te leveren. Daarnaast kunnen werkgevers afzonderlijk kosten voor begeleiding vergoed krijgen.

Artikel 9. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

In de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college past het dat de gemeenteraad beleidskaders vaststelt. Dat is in deze verordening uitgewerkt. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid en op sommige onderdelen, met de nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de klant. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.

Artikel 10. Slotbepaling

Geen toelichting