Regeling vervallen per 28-06-2019

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2009

Geldend van 09-04-2009 t/m 27-06-2019

Intitulé

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2009

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente DANTUMADIEL; overwegende dat met ingang van 1 juli 2008 de Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden; dat om deze reden de geldende “Planschadeverordening 2005” dient te worden aangepast dat de “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2009” daarin voorziet; gelezen het voorstel van het presidium d.d. 10 maart 2009; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 februari 2009; gelet op artikel 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3. Besluit ruimtelijke ordening;

Besluit

I. Op grond van het besluit begroting en verantwoording een voorziening te treffen.

II. Vast te stellen de “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2009”.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • In

    deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager:

  • degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;

  • b.

    aanvrager:

  • degene die een gemotiveerde en volledig ingevulde aanvraag om tegemoetkoming in planschade indient;

  • c.

    drempelbedrag:

  • het recht als bedoeld in het derde lid van artikel 6.4 Wro;

  • d.

    derde belanghebbende:

  • degene als bedoeld in afdeling 6.1, Wro die verzocht heeft om ten behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan te herzien of te wijzigen dan wel om een ontheffing te verlenen, en die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten welke inhoudt dat geheel of gedeeltelijk die schade voor zijn rekening komt, die haar grondslag rechtstreeks vindt in het besluit op dit verzoek en waarvan aanvrager tegemoetkoming vraagt;

  • e.

    adviseur:

  • een persoon of instantie of commissie, als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c Besluit ruimtelijke ordening, belast met het adviseren over de door het college te nemen beschikking op een aanvraag om tegemoetkoming in de planschade;

  • f.

    adviescommissie:

  • schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 7, vijfde lid, van deze verordening;

  • g.

    besluit:

  • Besluit ruimtelijke ordening;

  • h.

    college:

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadiel;

  • i.

    planologische maatregel:

  • oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • j.

    planschade:

  • schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • k.

    wet:

  • Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2: De aanvraag

  • 1

    Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag onverwijld aan op de aanvraag of het gemeentelijke aanvraagformulier.

  • 2

    De ontvangst van de aanvraag wordt door het college zo spoedig mogelijk schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager. Van de aanvraag wordt een afschrift aan de derde- belanghebbende gezonden.

  • 3

    In voorkomende gevallen zendt het college de betrokken andere bestuursorganen onverwijld een exemplaar van de aanvraag en van de daarbij gevoegde stukken, onder vermelding van de datum van ontvangst. Het college deelt de aanvrager zo spoedig mogelijk mee door welk bestuursorgaan op de aanvraag zal worden beslist.

  • 4

    In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager er op dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag van € 306,60 verschuldigd is. Het college deelt de aanvrager mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente gestort moet zijn.

Artikel 3: de eisen omtrent de aanvraag

  • Onverminderd

    artikel 4:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.1 van de wet bevat de aanvraag:

  • a.

    een aanduiding van de oorzaak, bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de wet, ter zake waarvan een tegemoetkoming in de schade wordt gevraagd;

  • b.

    een aanduiding van de aard van de schade;

  • c.

    een omschrijving van de wijze waarop aan de schade naar het oordeel van de aanvrager tegemoet dient te worden gekomen indien hij geen vergoeding in geld wenst. Daartoe wordt het formulier ´Aanvraag tegemoetkoming planschade´ gebruikt.

Artikel 4: besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Indien het drempelbedrag niet binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling van ontvangst is bijgeschreven of gestort, verklaart het bestuursorgaan de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij geoordeeld wordt dat de aanvrager niet in verzuim is geweest.

Artikel 5: besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

  • 1

    Het bestuursorgaan is bevoegd de aanvraag binnen vier weken na ontvangst, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn verstreken is gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen, af te wijzen, indien de aanvraag kennelijk ongegrond is.

  • 2

    Een besluit om een onvolledige aanvraag niet, onderscheidenlijk niet verder in behandeling te nemen, wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.

  • 3

    Het bestuursorgaan kan de laatste in het tweede lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 6. Opdrachtverstrekking

Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het besluit verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van het besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7. Adviseur of adviescommissie

  • 1

    Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.

  • 2

    Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

  • 3

    Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.

  • 4

    Indien naar het oordeel van het college het tweede en het derde lid van toepassing zijn, worden zowel de in het tweede als het derde lid bedoelde adviseurs aangewezen.

  • 5

    Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 6

    De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Artikel 8. Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1

    Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 3, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.

  • 2

    Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijk van de raad. Eveneens mag een adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 9. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 2 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:

    • a.

      een adviseur als bedoeld in artikel 3, eerste lid, of

    • b.

      meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 3, vijfde lid.

  • 2.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.

  • 3.

    Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Artikel 10. Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2.

    Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 3.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 4.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 5.

    Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 6.

    Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 7.

    Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 8.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het concept advies schriftelijk hierop te reageren.

  • 9.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 11. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 9 april 2009.