Regeling vervallen per 12-07-2012

Nadere regels uitwegen De Bilt 2010

Geldend van 21-10-2010 t/m 11-07-2012

Intitulé

Nadere regels uitwegen De Bilt 2010

Nadere regels als bedoeld in artikel 2:12, lid 3 APV

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt;

Overwegende dat de raad in zijn vergadering van 17 december 2009 een nieuw artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente De Bilt 2009 (hierna te noemen “verordening”) inzake het maken en veranderen van een uitweg heeft vastgesteld welk artikel op 1 januari 2010 in werking is getreden;

Dat op grond van artikel 2.12, lid 4 van de verordening ons college de bevoegdheid heeft tot het vaststellen van nadere regels ten aanzien van o.a. de situering, de breedte en het te gebruiken materiaal bij het aanleggen of veranderen van uitwegen;

Gelet op het bepaalde in artikel 156, lid 3 van de Gemeentewet en artikel 2.12, lid 4 van de verordening;

Besluiten:

Vast te stellen de verordening nadere regels uitwegen De Bilt 2010:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Wegen met een verkeersfunctie: wegen die in het Verkeerscirculatieplan 2002 of opvolgende verkeersplannen benoemd zijn als gebiedsontsluitingswegen, structuurwegen en wijkverzamelwegen waarop voor het verkeer een maximumsnelheid geldt van 50 km/u

  • 2.

    Erftoegangswegen: wegen waarop voor het verkeer een maximumsnelheid geldt van 30 km-wegen of erven (bijvoorbeeld woonerven).

  • 3.

    Een uitweg een verbinding tussen een perceel en de weg die toegankelijk is voor motorvoertuigen met meer dan 2 wielen.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze nadere regels gelden voor alle aan te leggen uitwegen naar wegen die bij de gemeente De Bilt in beheer zijn.

Artikel 3 Meldingsformulier

  • 1.

    De melding op grond van art. 2.12 lid 1 van de verordening geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld meldingsformulier.

  • 2.

    Het formulier als bedoeld in het eerste lid wordt mede langs elektronische weg beschikbaar gesteld maar kan niet op elektronische wijze worden ingediend.

  • 3.

    Op het meldingsformulier wordt aangegeven welke bijlagen in welke vorm en format bij het formulier moeten worden gevoegd.

Artikel 4 Situering van de uitweg

  • 1.

    Een uitweg wordt gemaakt aan een erftoegangsweg.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt een uitweg gemaakt aan een gebiedsontsluitingsweg wanneer een erftoegangsweg niet beschikbaar is grenzend aan het perceel.

Artikel 5 Aantal uitwegen per perceel

  • 1.

    Er wordt één uitweg per perceel aangelegd.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen meerdere uitwegen per perceel worden aangelegd wanneer:

    • -

      het betreft uitwegen ten behoeve van de ontsluiting van percelen van bedrijven of grote wooncomplexen waarbij de verkeersdruk op het betrokken perceel beduidend hoger is dan op een perceel met een enkele woning (indicatie: enkele tientallen af- en aanrijdende auto’s per dag) of - indien één uitweg problemen geeft voor de verkeersveiligheid en de verkeersafwikkeling op het of nadelen heeft voor de bedrijfsvoering;

    • -

      er uit verkeerskundig oogpunt geen bezwaar is dat een uitweg kan worden aangelegd bijvoorbeeld aan de andere zijde van het perceel waarop het gebouw staat.

Artikel 6 Breedte van de uitweg

1 De breedte van de uitweg mag maximaal 3,50 m bedragen.

2.In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag een bredere uitweg worden aangelegd in verband met de noodzaak van bevoorrading door grotere motorvoertuigen wanneer in het meldingsformulier kan worden aangetoond dat een bredere uitweg ter plaatse noodzakelijk is voor een goede en veilige bereikbaarheid van het betrokken perceel, in dat geval wordt de uitweg niet breder uitgevoerd dan voor de bereikbaarheid van het perceel redelijkerwijs vereist is.

Artikel 7 Samenvoeging van uitwegen

  • 1.

    Het is toegestaan van twee aan elkaar grenzende percelen uitwegen samen te voegen tot één uitweg voor beide percelen, mits de totale breedte van deze dubbele uitweg maximaal twee maal de breedte van één enkele uitweg is.

  • 2.

    De afstand tussen de kant van een aan te leggen of te veranderen uitweg van en een aanwezige of geplande boom dient minimaal 1,25 meter te bedragen.

Artikel 8 Aanpassing gemeentelijk eigendom

  • 1.

    Indien voor de feitelijke aanleg of verandering van een uitweg aanpassing nodig is van gemeentelijk eigendom zal door of in opdracht van de gemeente deze aanpassing worden verricht op kosten van de diegene de uitweg daadwerkelijk aanlegt dan wel in wiens opdracht de uitweg wordt aangelegd.

  • 2.

    De feitelijke aanpassing als bedoeld in het eerste lid kan door diegene de uitweg daadwerkelijk aanlegt dan wel in wiens opdracht de uitweg wordt aangelegd op zijn kosten worden verricht na uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van het college.

Artikel 9 Materiaalgebruik

  • 1.

    In geval een uitweg de berm van de aansluitende weg doorkruist, wordt bij de aanleg een gesloten elementenverharding toegepast.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is het toegestaan bij de aanleg een verharding van grint te gebruiken wanneer de uitweg een bestaande berm van grint doorkruist.

Artikel 10 Tijdelijke uitwegen

  • 1.

    Een tijdelijke uitweg kan worden aangelegd in geval er op het perceel tijdelijke extra werkzaamheden worden verricht, zoals verbouwingen, èn

    • -

      het algemeen belang gebaat is bij de extra uitweg (vermindering parkeerdruk) èn;

    • -

      de aanleg plaatsvindt overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 2.12 van de verordening.

  • 2.

    De tijdelijke uitweg moet worden verwijderd en verwijderd gehouden zodra de werkzaamheden waarvoor de tijdelijke uitweg is aangelegd, zijn beëindigd.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    De Beleidsregels uitwegvergunningen gemeente De Bilt 2008, vastgesteld op 19 augustus 2008, zijn ingetrokken wanneer deze nadere regels overeenkomstig het eerste lid in werking treden.

Artikel 13 Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: “Nadere regels uitwegen gemeente De Bilt 2010”.

Aldus in de vergadering van 5 oktober 2010 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van De Bilt.

de secretaris, de burgemeester,

R.A.K. Huijbregts A.J. Gerritsen

Toelichting nadere regels uitwegen gemeente De Bilt 2010

I Algemeen

1.Wettelijke basis

Artikel 2.12, lid 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2009 dat op 1 januari 2010 in werking is getreden bepaalt dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen vaststellen ten aanzien van o.a. de situering, de breedte en het te gebruiken materiaal bij het aanleggen of veranderen van uitwegen op openbare wegen. Het gaat dan niet over openbare wegen in de gemeente De Bilt die in beheer zijn bij de provincie of het rijk.

Artikel 2:12 APV luidt als volgt:

  • 1.

    Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:

    • a.

      indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;

    • b.

      indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

  • 2.

    Het college verbiedt, dan wel stelt voorschriften aan de gewenste uitweg het maken of veranderen van de uitweg:

    • a.

      indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • b.

      indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • d.

      indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • 3.

    De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen zes weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden dan wel nadere voorschriften heeft bekend gemaakt.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in lid 2 van dit artikel kan het college nadere regels vaststellen ten

aanzien van o.a. de situering, de breedte en het te gebruiken materiaal bij het aanleggen of

veranderen van uitwegen.

  • 5.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of Wegenverordening provincie Utrecht 2004.

  • 2.

    Definitie

Een uitweg is een verbinding tussen particuliere percelen en de openbare weg. In principe geldt artikel 2.12 voor uitwegen die per motorvoertuig berijdbaar zijn, want doorgaans zal alleen in die gevallen strijdigheid kunnen optreden met de verkeersveiligheid, het gebruik van openbare parkeerplaatsen en aantasting van groenvoorzieiningen.

3.Behoefte aan nadere regels en wijze van bekendmaking

In de praktijk worden meldingen voor een uitweg gedaan waarvoor de wettelijke regeling zelf onvoldoende duidelijkheid is. Het doen van een melding is voldoende om het verbod in artikel 2.12 lid 1 APV buiten werking te stellen. Deze nadere regels gelden dan aanvullend en ter uitwerking van de APV. De melder van een uitweg is gebonden aan deze nadere regels. Indien de melding en deze nadere regels onvoldoende mogelijkheden geven tot de gewenste “sturing” van de aanlegger van de uitweg te komen kan het college op grond van artikel 2.12 lid 4 een verbod tot de feitelijke aanleg uitvaardigen eventueel kan dat een aanvullend verbod zijn.

Deze nadere regels zijn een uitwerking van de bepaling in de APV. Het zijn in tegenstelling tot beleidsregels algemeen verbindende voorschriften. Op grond van artikel 6.1 APV levert een overtreding van het bij of krachtens artikel 2.12 APVgestelde een geldboete op van de1e categorie. Overtreding van deze nadere regels is dus strafbaar krachtens artikel 6.1 APV vandaar dat in deze nadere regels geen afzonderlijke strafbepaling is opgenomen.

Naast het indienen van een melding moet diegene die de melding indient en verantwoordelijk is voor de aanleg van de uitweg ook rekening houden met deze nadere regels. Deze nadere regels worden dus aan het meldingsformulier gehecht en worden overigens overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet op dezelfde wijze bekend gemaakt als algemeen verbindende voorschriften (de APV zelf).

4.Belangenafweging

Bij het beoordelen van meldingen moet altijd een belangenafweging tussen de voor- en nadelen van uitwegen worden gemaakt. Daarbij zijn zowel privé als algemene belangen aan de orde.

Een uitweg verhoogd de gebruikswaarde van een perceel, het biedt de betrokken gebruiker bepaalde voordelen.

Naast dit privébelang is er ook een algemeen belang bij een uitweg. Een uitweg biedt immers de mogelijkheid één of meerdere auto’s of caravans/aanhangers op eigen erf te parkeren/stallen, waarmee de openbare ruimte wordt ontlast.

Tegelijkertijd heeft een uitweg ook nadelen.

  • a.

    De verkeersveiligheid kan nadelig beïnvloed worden, bijvoorbeeld als een uitweg wordt aangelegd op een onoverzichtelijke locatie, nabij een druk kruispunt waar het berijden van de uitwegen het normale verkeersbeeld verstoort, e.d.

  • b.

    De openbare parkeergelegenheid zal in veel gevallen beperkt worden, want voor een uitrit mag niet geparkeerd worden (art. 24 lid 1, sub b van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

  • c.

    De groenvoorzieningen in de gemeente kunnen aangetast worden, bijvoorbeeld doordat een groene berm of plantsoen wordt doorsneden of doordat een uitweg direct ten koste gaat van een boom, dan wel indirect als de uitweg (te) dicht naast een boom uitkomt en wortelschade veroorzaakt. Dit geldt zowel het uiterlijk aanzien als de mogelijkheid van praktisch beheer.

  • d.

    De wegbeheerder kan erdoor in zijn mogelijkheden beperkt worden om de lichtpunten van de openbare verlichting op regelmatige afstanden te plaatsen c.q. te handhaven (regelmatige afstanden zijn vereist om aan eisen voor goede openbare verlichting voor wat betreft de gelijkmatigheid van de verlichting te voldoen).

Veel van deze nadelen kunnen ondervangen worden door het stellen van deze nadere regels, waarbij onder andere de exacte locatie en de maatvoering van de uitweg nader worden geregeld. Hoe dan ook moet beoordeeld en afgewogen worden of een concrete melding niet in strijd is met het gestelde bij of krachtens artikel 2.12 APV. Is er wel strijdigheid dan zal een verbod al dan niet voorwaardelijk door het college kunnen worden uitgevaardigd.

In veel gevallen kan melding van een eerste uitweg worden geaccepteerd, dat wil zeggen, wanneer sprake is van het samenvallen van privé- en algemeen belang èn er geen reden is voor een verbod op grond van artikel 2.12 APV.

De belangenafweging voor een tweede of derde uitweg zal veelal anders uitvallen. De privébelangen zijn doorgaans gelijk aan die bij een eerste uitweg, maar de nadelen wegen dan sterker omdat het privébelang veelal door de eerste uitweg al redelijk zal zijn bediend en een tweede uitweg relatief meer nadelen heeft voor het algemeen belang. Bij een tweede of derde uitweg zal dus minder vaak het algemeen belang samenvallen met het privébelang.

Bij de belangenafweging tussen het algemeen belang dat de gemeente moet bewaken en het privébelang van de rechthebbende zal als hoofdregel gelden dat het algemeen belang zwaarder weegt dan het privébelang.

II Artikelsgewijs

Artikel 1

Deze definitiebepalingen zijn nodig voor de interpretatie van de verordening.

Artikel 7

Een bredere uitweg is bijvoorbeeld noodzakelijk in geval van bedrijven die bevoorraad worden door vrachtwagens en waar de toegang anders niet mogelijk is zonder bijzondere manoeuvres (steken, ver uithalen op de andere weghelft e.d.).

Artikel 9

Bijvoorbeeld dat een stoep verlaagd of een berm verhard moet worden, dat een lantaarnpaal of een straatkolk verplaatst moet worden.