Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast

Geldend van 30-07-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast

Gelezen de vaststelling van de “Algemene plaatselijke verordening De Bilt 2019” door de gemeenteraad van De Bilt op 20 december 2018.

Overwegende dat:

het in het belang van het bewaren van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en/of het aanzien van de openbare ruimte wenselijk is uitvoeringsregels vast te stellen in relatie tot de Wet aanpak woonoverlast, als bedoeld in artikel 2:79 Algemene plaatselijke verordening van de gemeente De Bilt;

de beleidsregels invulling geven aan de artikelen 151d van de Gemeentewet juncto artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening De Bilt;

de beleidsregels inzicht geven in de gevallen waarop de Wet aanpak woonoverlast wordt toegepast in de gemeente De Bilt;

de beleidsregels inzicht geven op welke wijze de Wet aanpak woonoverlast wordt toegepast met in achtneming dat de maatregelen zo veel mogelijk aansluiten bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

de beleidsregels ervoor zorgen dat er met in achtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een zorgvuldige voorbereiding en belangenafweging plaatsvindt.

Gelet op:

artikel 4:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 151d van de Gemeentewet;

artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening De Bilt.

Besluit vast te stellen de Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De volgende in de artikelen 151d Gemeentewet en/of 2:79 Apv en in deze beleidsregels gebezigde begrippen worden als volgt begrepen:

Woonoverlast: gedraging(en), in of vanuit een woning of bij de woning behorend erf, door een bewoner of gebruiker van die woning welke ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonende(n) veroorzaakt. Zie ook de artikelsgewijze toelichting.

Overlastveroorzaker: de bewoner of gebruiker van de woning of het bij die woning behorend erf van waaruit woonoverlast wordt veroorzaakt.

Ernstige hinder: hinder ervaren door omwonende(n), veroorzaakt door de overlastveroorzaker, die naar objectieve maatstaven moet worden gezien als onredelijk en naar algemene maatschappelijke maatstaven als onaanvaardbaar moet worden beschouwd. De hinder kan o.a. bestaan uit het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht.

Herhaaldelijke hinder: de vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft (hetgeen niet noodzakelijkerwijze hetzelfde is als “ernstige hinder zonder onderbreking”).

Woning of bij die woning behorend erf: de woning, de rest van het betrokken perceel (zoals een tuin) en de gezamenlijke ruimte binnen een wooneenheid zoals het portiek, de parterretrap, de gezamenlijke buitenruimte, enzovoorts.

Gedragingen in of vanuit die woning of bij die woning behorend erf: gedragingen die in of rondom de woning of het bij die woning behorend erf worden gepleegd.

Omwonende(n): personen die in de nabijheid van het adres waarop overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn.

Een andere geschikte wijze: een andere maatregel die als doel heeft de beëindiging van de overlast, zoals in gesprek gaan met overlastveroorzaker, de inzet van hulpverlening, bemiddeling of het waarschuwen van de overlastveroorzaker.

Gedragsaanwijzing: een aanwijzing in de vorm van een herstelsanctie waarin staat welke gedraging(en) moet(en) worden gedaan of nagelaten en binnen welke termijn.

APV: de vigerende Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente De Bilt.

Hoofdstuk 2 Toepassen Wet aanpak woonoverlast in 5 stappen

Stap 1. Meldingen

Artikel 2. Wijze van melden van woonoverlast

De omwonende(n) dan wel diegene(n) die woonoverlast ondervindt cq. ondervinden kunnen hiervan melding doen bij de gemeente.

In het geval de woning een huurwoning van de woningcorporatie betreft, wordt de woonoverlast in eerste instantie gemeld aan de woningcorporatie.

Meldingen kunnen onder meer via buurtbemiddeling, de politie, woningcorporatie, sociaal team, gebiedsmakelaars, de gemeentelijke BOA’s of de interventiespecialist(en) binnenkomen.

De gemeente is de ontvanger van de informatie en is verantwoordelijk voor de verzameling en de zorgvuldige omgang met de inhoud van de melding.

Om recht te doen aan het zorgvuldigheidsbeginsel zal de gemeente alle meldingen zelf verzamelen om zo zorgvuldig de verdere stappen te kunnen zetten. Dit om de aard en de omvang van de overlast eenduidig vast te kunnen stellen.

Artikel 3. Inhoud melding

In de melding aan de gemeente, als bedoeld in artikel 2, moet in ieder geval staan:

het adres van de woning of het bij die woning behorend erf van waaruit de woonoverlast wordt veroorzaakt;

de naam/namen van de (vermoedelijke) overlastveroorzaker(s);

de aard van de woonoverlast;

de ernst van de woonoverlast, hoe vaak deze voorkomt en wanneer deze is voorgekomen;

wat de melder heeft ondernomen om de woonoverlast te beëindigen;

indien mogelijk de feitelijke gegevens op basis van vastgelegde waarnemingen, metingen, foto- of filmmateriaal, getuigenverklaring(en) en dergelijke.

Artikel 4. Procedure huurwoningen woningcorporaties

Daar waar sprake is van woonoverlast vanuit een huurwoning van een woningcorporatie, is de woningcorporatie in eerste instantie aan zet om de woonoverlast aan te pakken via het huurrecht.

Indien een woningcorporatie al datgene wat in haar macht ligt heeft ingezet om de ernstige en herhaaldelijke hinder te beëindigen en er is nog steeds sprake van ernstige en herhaaldelijke hinder, of er ontstaat een urgente situatie (waar spoed geboden is), dan kan de woningcorporatie de burgemeester verzoeken om ondersteuning in de vorm van toepassing van artikel 2:79 van de Apv.

In het geval dat de openbare orde en veiligheid in gevaar dreigt te komen, kan de burgemeester besluiten een gedragsaanwijzing op te leggen aan een overlastveroorzaker.

Stap 2. Afwegingen aanpak overlastsituatie

Artikel 5. Toepassing van artikel 2:79, tweede lid APV

Voordat een gedragsaanwijzing wordt gegeven wordt eerst zo mogelijk gebruik gemaakt van een minder zware aanpak zoals een gesprek met de overlastveroorzaker en/of de inzet van interventiespecialisten, buurtbemiddeling, mediation of hulpverlening.

Bij de keuze van de wijze waarop de woonoverlast wordt aangepakt, wordt rekening gehouden of de overlastveroorzaker kampt met een psychische of psychiatrische aandoening.

In het geval dat er sprake is van psychische of psychiatrische problemen dient in samenwerking met het sociale domein, hulpverlening, politie en woningcorporatie(s) bepaald te worden welke mogelijkheden er zijn om de ernstige en herhaaldelijk hinder te stoppen of te beperken.

De burgemeester beoordeelt of er sprake is van woonoverlast zoals bedoeld in artikel 151d gemeentewet. Daartoe wordt bij de melder en andere partijen zoals buurtbemiddeling of hulpverleningsinstanties informatie ingewonnen om inzicht te krijgen over onder meer de veroorzaker(s), de aard, de ernst en de frequentie van de ernstige en herhaaldelijke hinder.

Noodzakelijk in de gemeentelijke afweging is de input uit het (casus)overleg dat met betrokken partijen en instanties plaatsvindt. Dit vergt afstemming tussen meerdere partijen. De gemeente zal relevante informatie in dit verband, met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy, bundelen in een dossier. Het beschikken over een deugdelijk dossier en dito dossieropbouw vormt immers een noodzakelijke voorwaarde voor de rechtmatige toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 2:78, tweede lid, van de APV. Voor zover noodzakelijk in verband met de goede uitvoering van de bevoegdheid zullen persoonsgegevens worden gedeeld met partners in de dossiers (politie, woningcorporatie, e.d.). Dit zal van geval tot geval afgewogen worden. In dit overleg is doelbinding van groot belang. Besproken zaken zijn niet voor dossiervorming door de partners bedoeld maar enkel voor het maken van de gemeentelijke afweging over het al dan niet inzetten van een gedragsaanwijzing.

Stap 3. Dossiervorming

Artikel 6. Dossiervorming

Alle bekende informatie wordt vastgelegd in een dossier. Hierin wordt in ieder geval opgenomen:

Klachten, meldingen, concreet omschreven waarnemingen, registraties en (sfeer)rapportages;

Contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonende(n) en (professionele) partijen en instanties;

Gespreksverslagen, beoordelingen, evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen;

Hetgeen de gemeente in stap 4 en 5 doet.

Stap 4. Inventarisatie en uitvoering interventies

Artikel 7. Interventies

Naast het opleggen van een gedragsaanwijzing heeft de gemeente ook andere maatregelen tot zijn beschikking die in de overweging tot het aanpakken van woonoverlast vanuit een woning of daarbij behorend erf kunnen worden meegenomen:

Herstelsanctie o.g.v. Woningwet

Herstelsanctie o.g.v. het bestemmingsplan

Sluiten woning/gebouw (Bestuursrechtelijk)

Deze bevoegdheden zien vooral op de fysieke staat van de woning en op ernstige overtredingen van de veiligheid en openbare orde. De Wet aanpak woonoverlast vult deze bevoegdheden aan. De wet is vooral gericht op gedragingen die worden gecategoriseerd als ‘sociale overlast’, zoals geluidsoverlast.

Stap 5. Inzet bevoegdheden artikel 2:79 Apv

Artikel 8. Waarschuwing

Als de inhoud van het dossier, als bedoeld in artikel 6, de toepassing van artikel 2:79, tweede lid APV rechtvaardigt, dan stuurt de burgemeester een officiële waarschuwing aan de overlastveroorzaker(s).

De burgemeester zal de overlastveroorzaker(s) waarschuwen ervoor zorg te dragen dat de gedraging(en), die de woonoverlast voor omwonende(n) veroorzaakt of veroorzaken, wordt of worden gestaakt.

In de waarschuwing staat welke gedragingen moeten worden beëindigd en/of niet mogen worden herhaald. Daarbij wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld, indien de bedoelde gedragingen niet binnen de gestelde termijn zijn gestaakt.

De overlastveroorzaker wordt in de gelegenheid gesteld om tegen de waarschuwing een zienswijze in te dienen.

Artikel 9. Gedragsaanwijzing

Indien de overlastveroorzaker zijn gedraging(en), die woonoverlast voor omwonende(n) tot gevolg hebben, niet heeft gestaakt binnen de termijn die daarvoor is gegeven, geeft de burgemeester afhankelijk van de omstandigheden een gedragsaanwijzing.

In de gedragsaanwijzing wordt duidelijk en concreet omschreven welke gedraging(en) moet worden gedaan of nagelaten, binnen welke termijn en wat de gevolgen zijn als niet aan deze gedragsaanwijzing wordt voldaan. De gedragsaanwijzing wordt deugdelijk gemotiveerd onder vermelding van de aanpak die reeds is gevolgd om toepassing van artikel 2:79, tweede lid Apv te voorkomen.

Artikel 10. Gedragsaanwijzing inhoudende huisverbod.

De in artikel 9 bedoelde gedragsaanwijzing kan eveneens inhouden een verbod aan de overlastveroorzaker om aanwezig te zijn in of bij de woning of op het bij de woning behorend erf van waaruit de woonoverlast plaatsvindt, voor de duur van maximaal tien dagen, te verlengen tot maximaal vier weken. Op dit verbod zijn de volgende artikelen van de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing:

artikel 2, tweede en vierde lid, aanhef en onder a en b,

artikel 5

artikel 6,

artikel 8 eerste lid, aanhef en onder a en b,

artikel 9 en

artikel 13.

Het verbod als bedoeld in het eerste lid wordt pas uitgevaardigd wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een andere gedragsaanwijzing niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat zal leiden.

Wanneer het verbod aan de overlastveroorzaker om aanwezig te zijn in of bij de woning of op het bij de woning behorend erf van waaruit de woonoverlast plaatsvinden, voor de duur van vier weken, onvoldoende soelaas biedt kan de burgemeester een beroep doen op Artikel 174a Gemeentewet (wet Victoria) en besluiten tot sluiting van de woning.

Artikel 11. Spoedprocedure

Indien de aard en mate van de woonoverlast vereisen dat onmiddellijk een gedragsaanwijzing aan de veroorzaker(s) van de overlast wordt opgelegd kan direct tot een gedragsaanwijzing besloten worden.

Artikel 12. Hoogte dwangsom

De hoogte van de aan de gedragsaanwijzing te koppelen dwangsom zal op grond van artikel 5:32b, derde lid Awb in verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en bedraagt:

in geval van gedragingen met een repeterend karakter € 1.000,- per overtreding van de gedragsaanwijzing, met een maximum van € 10.000,-;

in geval van gedragingen met een continu karakter € 10.000,- ineens;

in geval de gedragsaanwijzing een huisverbod, als bedoeld in artikel 10, lid 1, inhoudt € 10.000,- ineens.

Hoofdstuk 3. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag nadat deze bekend zijn gemaakt.

Artikel 14. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente De Bilt”.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. begripsbepalingen

Ernstige hinder

In de memorie van toelichting (MvT) bij de Wet aanpak woonoverlast wordt een vergelijking gemaakt met artikel 37 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, waar onder hinder gedragingen worden verstaan het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht. Ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet kan tevens onrechtmatig zijn in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat is geen vereiste. En andersom zal niet elke onrechtmatige burenhinder ook automatisch kunnen worden aangemerkt als ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet.

Wat ernstige hinder is zal mede afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. De overlast dient in ieder geval zoveel mogelijk objectiveerbaar te zijn. Dit houdt in dat de overlast afhankelijk van de overlastsituatie o.a. blijkt uit:

Dagrapporten of mutatiestaten van de politie

Constateringsrapport(en) van gemeentelijke toezichthouders of BOA’s

Onderzoeksrapport(en) opgesteld door onafhankelijk deskundigen

Minder geobjectiveerd, maar signalen die wel een aanwijzing of ondersteunend kunnen zijn dat het gaat om ernstige hinder zijn:

Meerdere klachten van hinder door meerdere klagers waarvan de klachten consistent zijn naar frequentie, aard, duur, bron en momenten van de overlast.

Hoewel hinder in vele vormen kan voorkomen is in onderstaande tabel een indicatieve, niet-limitatieve indeling in categorieën weergegeven voorzien van voorbeelden, die als richtlijn kan worden gebruikt bij de toepassing van onderhavig beleid:

Categorie

Voorbeelden

1. Gewone burenoverlast:

Ergernis over woon- en leefgeluiden

Tikkende hakken op de parketvloer, harde muziek,

kookgeuren, foutparkeren, barbecue, overhangende

takken, stank door vuilnis, etc.

2. Ernstige overlast:

Overschrijding van normen

Aanhoudende geluidsoverlast, agressief/intimiderend

gedrag, bedreigingen, ernstige stankoverlast,

drugsgebruik, hinderlijke aanloop/overlast van

bezoekers, verstoren nachtrust, vernielingen,

afvaloverlast/ verwaarlozing van woning of erf,

overlast door dieren.

3. Woonfraude:

Overlast door strafbare of niet vergunde

activiteiten.

Hennepteelt, incl. brandgevaar en stankoverlast,

dealen, autoreparaties, prostitutie, overbewoning, etc.

De Wet aanpak woonoverlast heeft voornamelijk betrekking op categorie 2, de ernstige (sociale) overlast. Bij categorie 1 gaat het specifiek niet om ernstige overlast, waar meestal een eenvoudige oplossing voor is (zoals bijvoorbeeld buurtbemiddeling). Het is echter mogelijk dat ergernissen over woon- en leefgeluiden in de eerste categorie uitmonden in ernstigere vormen van overlast en langdurig conflict en zodoende in categorie 2 terecht komen. Tevens is het ook mogelijk dat de tweede en derde categorie met elkaar overlappen.

Herhaaldelijke hinder

De burgemeester geeft geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.

Onmiddelijke nabijheid

Wat de precieze afstand is in meters bij “onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf” is moeilijk te bepalen. Het moet wel gaan om hooguit enkele meters, omdat de overlast zich in dat geval al snel afspeelt in de openbare ruimte, waardoor er sprake is van verstoring daarvan.

Gedragingen in of vanuit die woning of dat erf

Volgens de memorie van toelichting gaat het om de woning die, of het erf dat, de overlastveroorzaker gebruikt. De gedragingen die worden gepleegd in de nabije omgeving van de woning, bijvoorbeeld in de tuin van de buren, vallen in beginsel onder de bepaling. Zo kan een blaffende hond op de straat voor de woning of een intimiderende gedraging voor de deur van de woning van de buurman onder het bestanddeel “gedragingen in of vanuit die woning of dat erf” vallen, zolang er een duidelijk verband is tussen de gedraging en de woning of het erf. Bij een blaffende hond of een intimiderende gedraging vijf straten verderop is geen sprake meer van gedragingen vanuit de woning of het erf.

De gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning zelf of door een bezoeker zoals gasten of vrienden van de gebruiker of de hond van de gebruiker.

Als de gedragingen door de bezoeker worden gepleegd, moet de gebruiker (tot wie het besluit is gericht) in staat zijn de gedragingen te stoppen. De gebruiker kan bijvoorbeeld bepaalde personen die telkens ernstige hinder veroorzaken vragen de woning na een bepaald tijdstip te verlaten of hen niet meer toe te laten in de woning. Nalaten van een bepaald handelen kan onder omstandigheden ook als een gedraging worden gezien.

Andere geschikte wijze

In de MvT wordt met andere geschikte wijze gedoeld op minder ingrijpende middelen conform het subsidiariteitsbeginsel. Dat kunnen ook andere middelen zijn dan de uitoefening van overheidsbevoegdheden. Mogelijke andere wijzen van tegengaan van de ernstige hinder zijn buurtbemiddeling, mediation of een door het slachtoffer zelf aan te spannen civiele procedure.

Artikel 2. Wijze van melden van overlast

De melders c.q. de overlastbelevers moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit is voor hen. Of er sprake is van overlastgevend gedrag beoordeelt de burgemeester aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.

Artikel 3. Inhoud melding

Woonoverlast doet zich voor in allerlei vormen en intensiteiten. De melders c.q. de overlastbelevers moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit voor hen is aan de hand van vastgelegde waarnemingen met data, zo mogelijk gestaafd met metingen en/of foto- of filmmateriaal. Omdat overlast een subjectieve beleving is, dragen deze feiten ertoe bij om te bepalen of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder. Of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder zoals bedoeld in artikel 2:79 van de Apv beoordeelt de burgemeester aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. Overlastbeleving is subjectief, maar bij de beoordeling van een casus wordt getoetst of en in hoeverre er sprake is van een belangrijke afwijking van wat in het normale dagelijkse verkeer tussen bewoners en omwonende(n) gebruikelijk en aanvaardbaar is.

Artikel 4. Procedure woningbouwcoöperatie

Verhuurders hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van de mogelijkheden die het huurrecht biedt. Zij kunnen in het huurcontract bepalingen opnemen die de huurders ervan weerhouden om overlast te veroorzaken. Ook behoort de vrijwillige of een via de rechter afgedwongen gedragsaanwijzing tot de mogelijkheid voor de verhuurders. Als uiterste middel kunnen zij aan de rechter ontbinding van het huurcontract vragen.

Indien er verstoring van de openbare orde en veiligheid dreigt dan kan de burgermeester ervoor kiezen om een publiekrechtelijke gedragsaanwijzing op grond van art. 151d Gemeentewet en artikel 2:79 Apv op te leggen.

Artikel 5. Toepassing van artikel 2:79 Apv

Psychische en/of Psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

Bij de keuze van de manier waarop een overlastsituatie wordt aangepakt wordt er rekening mee gehouden of overlastveroorzakers kampen met een psychische of psychiatrische aandoening (zoals aangetoond door de hulpverleningsinstanties). Het moet in het vermogen van de veroorzaker liggen om zijn hinderlijke gedragingen te staken. Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er altijd een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverlening. Tegelijkertijd verliest de gemeente niet de belangen van de omwonende(n) uit het oog. Het kan daarom voorkomen dat de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonende(n), dusdanig groot zijn dat de burgemeester geen andere mogelijkheid heeft dan het geven van een gedragsaanwijzing. Hierbij vindt afstemming plaats met de hulpverlenende instanties.

Het rekening houden met de psychische of psychiatrische problemen van veroorzakers, komt overeen met de bedoeling van de wetgever.

Proportionaliteit en subsidiariteit

Voordat de burgemeester overgaat tot een gedragsaanwijzing wordt bekeken of een minder zware aanpak mogelijk is. Een mogelijkheid is de inzet van een gesprek, buurtbemiddeling of mediation. Wat ook kan, is dat de melding wordt doorgezet naar een hulpverleningsinstantie. Mediation of hulpverlening in combinatie met een gedragsaanwijzing kan ook.

Als er geen einde komt aan de overlast door de gedragsaanwijzing, bemiddeling of hulpverlening, dan volgt de afweging van de burgemeester of de casus in aanmerking komt voor de toepassing van art. 2:79 Apv.

Artikel 7. Interventies

Er bestaat een samenhangend pakket aan handhavingsmaatregelen die kunnen worden toegepast wanneer dat nodig is. De Wet Aanpak woonoverlast vormt hierop een aanvulling en kan met het geven van een gedragsaanwijzing effect sorteren wanneer andere instrumenten niet toereikend zijn:

Herstelsanctie o.g.v. Woningwet (achterstallig onderhoud, verzamelingsdrang, brandgevaarlijke situaties)

art. 1a Woningwet

Herstelsanctie o.g.v. het bestemmingsplan (bijv. bedrijfsmatige activiteiten)

art. 7.1 Wet ruimtelijke ordening

Indien de aanpak van de hinder geen effect heeft kan overwogen worden om een zwaarder instrument in te zetten door het sluiten van een woning/gebouw. Als aan de daarvoor geldende voorwaarden kan worden voldaan.

Sluiten woning/gebouw (Bestuursrechtelijk)

Art. 174a Gemeentewet

Verstoring openbare orde (Wet Victoria)

Art. 17 Woningwet

Ingebruikneming woning na sluiting (Wet Victor)

Art. 7:2312 Burgerlijk Wetboek, ontbinding huurovereenkomst

Art. 14 Woningwet, beheer woning

Art. 77 Onteigeningswet, onteigenen

Art. 13b Opiumwet

Drugshandel (Wet Damocles). Biedt de burgemeester de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen en woningen of voor het publiek toegankelijke inrichtingen te sluiten als daar sprake is van drugshandel.

Artikel 8. Waarschuwing

Het is de bedoeling dat de burgemeester, alvorens een gedragsaanwijzing te geven, eerst een bestuurlijke waarschuwing geeft, waarin staat welke hinder binnen welk tijdsbestek moet worden beëindigd. In de waarschuwing wordt de gedragsaanwijzing als mogelijke, volgende stap aangekondigd.

Het geven van een waarschuwing met de mogelijkheid van het indienen van een zienswijze is gebruikelijk voordat toepassing wordt gegeven aan de bevoegdheid om een sanctie zoals bestuursdwang of dwangsom op te leggen.

Artikel 9. Gedragsaanwijzing

In het geval dat de waarschuwing geen effect sorteert, kan de burgemeester over gaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een herstelsanctie. In de gedragsaanwijzing staat omschreven wat de overlastveroorzaker moet doen of moet nalaten en binnen welke termijn.

Het tweede lid van artikel 151d van de Gemeentewet geeft aan dat, alvorens de burgemeester gebruik kan maken van de bevoegdheid, duidelijk moet zijn geworden dat de hinder niet op “een andere geschikte wijze” kan worden tegengegaan. De bevoegdheid is het sluitstuk van de aanpak. Vóórdat de beslissing aan de orde is of er gebruik moet worden gemaakt van de bevoegdheid, zal er een duidelijk beeld moeten zijn van de ernst en of de hinder herhaaldelijke is.

In de beslissing moet tevens opgenomen worden of, en zo ja, welke, andere minder zware aanpak heeft plaatsgevonden. Deze aanpak kan o.a. bestaan uit gesprek, bemiddeling, hulpverlening en eventueel de huurrechtelijke aanpak (privaatrecht) van een verhuurder. In alle gevallen zal uit het dossier moeten blijken wat er al gedaan is, met welk resultaat en dat er eigenlijk geen ander opties meer zijn dan de gedragsaanwijzing.

De nieuwe bevoegdheid zal alleen worden gehanteerd na een zorgvuldige belangenafweging. Het gaat daarbij uiteraard om de belangen van zowel de veroorzaker(s), als van degenen die hinder ondervinden. Als uitgangspunt geldt dat degenen die aantoonbaar ernstige en herhaaldelijke hinder ondervinden, bescherming verdienen. Dit impliceert dat het niet verantwoord is om de beëindiging van de hinder een onredelijk lange tijd te laten duren. In de praktijk is er al een lange tijd woonoverlast vooraf gegaan wanneer een gedragsaanwijzing wordt gegeven. Het kan niet zo zijn dat de aanpak van hinder een slepende kwestie wordt. Er is altijd sprake van een behoorlijke mate van urgentie.

De keuze tussen de opties last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom hangt af van de specifieke situatie. In de regel wordt gekozen voor bestuursdwang als de verwachting is dat een dwangsom niet effectief zal zijn. De inzet van de gedragsaanwijzing is een juridisch traject. Degene die een aanwijzing krijgt, kan in bezwaar en vervolgens in beroep gaan.

Er zijn situaties denkbaar waarin de burgemeester bestuursrechtelijk kan optreden, terwijl er ook een strafrechtelijke aanpak mogelijk is of reeds is opgestart. Overleg tussen de burgemeester enerzijds en politie en Openbaar Ministerie anderzijds moet dan leiden tot een goede onderlinge afstemming. Een dergelijk overleg kan in -lokaal- driehoek verband plaatsvinden.

Artikel 10. Gedragsaanwijzing inhoudende huisverbod.

Deze gedragsaanwijzing mag pas worden opgelegd als alle andere middelen niet het beoogde effect hebben gehad.

Wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat (beëindiging van de hinder) zal leiden, dan vaardigt de burgemeester een verbod uit om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf, voor een periode van tien dagen. Bij ernstige vrees voor verdere overtreding wordt het verbod verlengd tot maximaal vier weken. Op het opleggen van een dergelijk verbod is de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.

De afweging van de gegronde redenen kunnen worden herleid uit de opbouw van het dossier.

Artikel 11. Spoedprocedure

Wanneer blijkt dat de aard en mate van de hinder zodanig zijn dat onmiddellijke actie noodzakelijk is kan de burgemeester besluiten om direct over te gaan tot het geven van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom, zonder voorafgaande waarschuwing. In de motivering moet daarbij aangegeven worden waarom de reguliere procedure niet kan worden afgewacht.

De burgemeester van de gemeente De Bilt,

Ondertekening

De Bilt, 19-07-2019

De burgemeester van de gemeente De Bilt,

mr. S.C.C.M. Potters