Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening Jeugdhulp De Bilt 2021

Geldend van 13-02-2021 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Verordening Jeugdhulp De Bilt 2021

De raad van de gemeente De Bilt;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15-12-2020, met het onderwerp Regelgeving voor jeugdhulp;

overwegende dat

  • -

    de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • -

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen;

  • -

    over het door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

  • -

    met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

  • -

    over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

  • -

    voor de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt bepaald;

  • -

    voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

  • -

    ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

  • -

    het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

gelet op het bepaalde in de artikelen 2.9, 2.10, 2.12, 8.1.1, vierde lid, 12.4, tweede lid, van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT: vast te stellen de navolgende:

VERORDENING JEUGDHULP DE BILT 2021

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • b.

    individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • c.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • d.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • e.

    wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. Overige voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van laagdrempelige ondersteuning. Hiervoor is geen beschikking van het college vereist;

  • 2. Individuele voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van intensieve, specialistische en/of zwaardere ondersteuning. Hiervoor is een beschikking van het college vereist;

  • 3. Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Als de jeugdige en/of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een behoefte aan jeugdhulp melden bij het college. Als de jeugdige en/of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk, mondeling dan wel digitaal en wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning en op de mogelijkheid om binnen drie weken een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige en/of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 3. In spoedeisende gevallen beslist het college na een melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige en/of zijn ouders of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 5. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

  • 1. Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding zoals bedoeld in artikel 4:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;

    • b.

      of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen, en zo ja:

      • welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • Welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, en

      • voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg.

    • c.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

    • d.

      indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.

  • 2. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het college dat bij het onderzoek.

  • 3. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige en zijn ouders medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige en/of zijn ouders wordt in begrijpelijke bewoording ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5. De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

Artikel 6. Coördinatie van zorg

  • 1. Het college kan een aanvullend onderzoek instellen als het daartoe aanleiding ziet door:

    • a.

      de bij het college beschikbare informatie over de jeugdige;

    • b.

      de bij het college beschikbare informatie over een zorgaanbieder of

    • c.

      een vraag van een jeugdige en/of zijn ouders.

  • 2. In het aanvullend onderzoek zoals bedoeld in lid 1 onderzoekt het college in samenspraak met de jeugdige, zijn ouders en desgewenst familie:

    • a.

      de overlap tussen zorg die geboden wordt;

    • b.

      of de communicatie tussen zorgaanbieders, jeugdige, zijn ouders en zo nodig familie, goed verloopt en in dienst staat van hetgeen onderzocht is in artikel 5 lid 1;

    • c.

      de zorg bijdraagt aan de doelen die gesteld zijn naar aanleiding van het onderzoek als bedoeld in artikel 5 of naar aanleiding van de verwijzing zoals bedoeld in artikel 3.

  • 3. Indien er zorgen zijn rondom het onderzochte in lid 2 of indien de cliënt hierom vraagt kan het college, in samenspraak met de jeugdige, zijn ouders en zo nodig familie, regie houden en sturen op coördinatie van de zorg en daarbij:

    • a.

      de doelen die zijn gesteld in samenspraak met de jeugdige, monitoren;

    • b.

      zorg dragen voor een goede doelmatige communicatie tussen de jeugdige, zijn ouders, verschillende zorgverleners en het sociale netwerk van de cliënt;

    • c.

      zorgverleners adviseren over de te leveren zorg met als doel aansluiting op andere zorg en aansluiting op de doelen die gesteld zijn in samenspraak met de jeugdige.

Artikel 7. Identificatie

Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de jeugdige en zijn ouders vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 8. Verslag

Indien de het college dat wenselijk acht of de cliënt daarom verzoekt verstrekt, binnen 10 werkdagen na het onderzoek, het college aan de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek (ondersteuningsplan). Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd.

Artikel 9. Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend ondersteuningsplan aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouders dat op het ondersteuningsplan hebben aangegeven.

Artikel 10. Deskundig oordeel en advies

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek zoals bedoeld in artikel 5 of artikel 6 of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 11. Criteria voor een individuele voorziening

  • 1. Onverminderd dat jeugdhulp ook toegankelijk is na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts komt een jeugdige of ouder in aanmerking voor een door het college verleende individuele voorziening als het college van oordeel is dat de jeugdige of ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn en gebruikmaking van een overige voorziening deze noodzaak niet kan verminderen of wegnemen.

  • 2. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.

  • 3. Het college kent alleen een voorziening toe indien deze proportioneel is.

Artikel 12. Verwerken van gegevens

Het college kan de gegevens, die over jeugdigen bekend zijn, gebruiken om:

  • a.

    te komen tot goed gecoördineerde zorg voor een jeugdige zoals bedoeld in artikel 6 rekening houden met de uitkomsten van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 5;

  • b.

    het doen van onderzoek naar de effectiviteit van aangeboden zorg door een zorgverlener of zorginstelling;

  • c.

    te komen tot een vergelijking van verschillende vormen van zorg en een vergelijking tussen aanbieders van zorg met als doel het vinden van de goedkoopst adequate zorg;

  • d.

    het doen van onderzoek naar fraude of onjuiste opgave door een cliënt of zorgaanbieder.

Artikel 13. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en

    • d.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 14. Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld plan waarin in ieder geval uiteen is gezet

      • 1°.

        welke jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort de jeugdige en/of zijn ouders van het budget willen betrekken, en

      • 2°.

        indien van toepassing, welke hiervan de jeugdige en/of zijn ouders willen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

    • b.

      wordt berekend op basis van een tarief of prijs:

      • 1°.

        waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb de jeugdige en/of zijn ouders in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp van derden te betrekken;

      • 2°.

        waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de jeugdige en/of zijn ouders de jeugdhulp willen betrekken, en

      • 3°.

        waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het derde lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de jeugdige en/of zijn ouders de mogelijkheid heeft om de betreffende jeugdhulp te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura.

  • 3. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het eigen sociale netwerk:

    • a.

      het tarief of de prijs, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1°, bedraagt voor jeugdhulp verleend door een derde, niet zijnde op onverplichte basis verleende jeugdhulp door een hulp uit het sociale netwerk als bedoeld in artikel 8 van de Regeling Jeugdwet, 160% van het wettelijke minimumloon incl. vakantiegeld, geldend op de leeftijd van 21 jaar of zoveel meer;

    • b.

      te verzekeren dat het budget de jeugdige en/of zijn ouders in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp te betrekken of verlenen, en

    • c.

      op gepaste wijze rekenschap te geven van de gezinssituatie en van de relevante werkervaring en kwalificaties van deze persoon;

    • d.

      deze persoon heeft aangegeven dat het leveren van de jeugdhulp voor hem niet tot overbelasting leidt, en

    • e.

      budgethouders, tussenpersonen of belangbehartigers worden niet uit het pgb betaald.

  • 4. Het college verstrekt geen pgb indien de hulp betrokken word van een hulp, op onverplichte basis, uit het sociaal netwerk als bedoeld in artikel 8 van de Regeling Jeugdwet.

Artikel 15. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 14, derde lid, onder d.

  • 3. Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Artikel 16. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

  • 3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige langer dan 13 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of

    • e.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening of het pgb.

    • f.

      de jeugdige en/of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de jeugdige of zijn ouder en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verschaft, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

Artikel 17. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 18. Toezicht en handhaving

Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij de wet, dan wel deze verordening, ten aanzien van de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet, dan wel deze verordening.

Artikel 19. Afstemming met Wmo-voorzieningen

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van de voorzieningen voor jeugdigen op grond van deze verordening en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, in het bijzonder de cliëntondersteuning en begeleiding van volwassenen.

  • 3. Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder haar verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van achttien jaar bereikt, met uitzondering van de gevallen waar de verantwoordelijkheid een zaak van de onder de zorgverzekeringswet vallende partijen is.

Artikel 20. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • 1.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • 2.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • 3.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • 4.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • 5.

    de kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 21. Klachtregeling

Het college behandelt klachten van jeugdigen of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van de klachtenregeling conform de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 22. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente, vertegenwoordigd in de Adviesraad Sociaal Domein, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen, vertegenwoordigd in de Adviesraad Sociaal Domein, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

Artikel 23. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 24. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De ‘Verordening tot eerste wijziging van de Verordening Jeugdhulp De Bilt 2019’ wordt ingetrokken.

  • 2. Een recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van ‘Verordening tot eerste wijziging van de Verordening Jeugdhulp De Bilt 2019’ blijft gehandhaafd, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee de voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de verordening, bedoeld in het eerste lid, en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de ingetrokken verordening.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de ‘Verordening tot eerste wijziging van de Verordening Jeugdhulp De Bilt 2019’, wordt beslist met inachtneming van de ingetrokken verordening.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp De Bilt 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28-01-2021,

de raad voornoemd,

de griffier,

drs. T.B.W.M. van der Torre

de voorzitter,

mr. S.C.C.M. Potters