Regeling vervallen per 01-01-2014

Mandaat- en machtigingsbesluit Milieudienst Zuidoost-Utrecht 2008

Geldend van 02-04-2009 t/m 31-12-2013

Intitulé

Mandaat- en machtigingsbesluit Milieudienst Zuidoost-Utrecht 2008

Mandaat- en machtigingsbesluit

Milieudienst Zuidoost-Utrecht 2008

Het college van Burgemeester en wethouders en de Burgemeester van de gemeente De Bilt, ieder voor zoveel zijn bevoegdheid betreft; gelet op het bepaalde in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, en de gemeenschappelijke regeling Milieudienst Zuidoost-Utrecht;

alsmede gelet op de milieubijstandscontracten;

b e s l u i t e n :

  • I.

    de directeur, alsmede diens plaatsvervanger, de omgevingsmanager, van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht te mandateren en machtigen de in het bij dit mandaat- en machtigingsbesluit behorende bijlage vermelde bevoegdheden en handelingen, voorzover deze binnen de in het milieubijstandscontract overeengekomen taken vallen, uit te voeren;

  • II.

    ten aanzien van de onder punt I. bedoelde uitvoering de volgende algemene bepalingen vast te stellen:

    Artikel 1

    • 1.

      Onder milieudienst wordt verstaan: de Milieudienst Zuidoost-Utrecht.

    • 2.

      Onder de directeur wordt verstaan: de directeur van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht.

    • 3.

      Onder de portefeuillehouder wordt verstaan: het lid van het college van burgemeester en

    wethouders die het onderwerp milieu in zijn/haar portefeuille heeft.

    4.Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van de burgemeester en

    Wethouders dan wel de burgemeester besluiten, in de zin van artikel 1:3 Algemene wet

    bestuursrecht te nemen.

    5.Onder machtiging wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van burgemeester en

    wethouders dan wel de burgemeester handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

    6.Onder bestuursrechtelijke sanctie wordt verstaan: het opleggen van bestuursdwang of een last

    onder dwangsom en het intrekken van een vergunning of ontheffing.

    7.Onder risicovolle bedrijven wordt verstaan: BRZO-, Bevi- en categorie C (Activiteitenbesluit)-

    inrichtingen.

    8.Onder risicovolle situatie wordt verstaan: een situatie waarbij sprake is van een risicovol

    bedrijf, een of meerdere gevaarlijke stoffen, een bodembedreigende situatie of vuurwerk.

    Artikel 2

    1.Aan de directeur, alsmede diens plaatsvervanger, de omgevingsmanager, mandaat te verlenen

    voor de in de bijlage vermelde bevoegdheden – voorzover deze binnen de in het milieubijstandscontract overeengekomen taken vallen - dan wel machtiging te verlenen voor de in de bijlage aan te geven taken.

    2.De directeur of diens plaatsvervanger kan ondermandaat of ondermachtiging verlenen aan de

    bedrijfsjurist, teamleider of vakspecialist A met betrekking tot de aan hem gemandateerde en gemachtigde taken.

    3.Het mandaat en de machtiging, die in lid 1 worden genoemd, bevatten taken en de daaruit

    voortvloeiende besluiten die voortvloeien uit de hierna genoemde wet- en regelgeving en de daarvoor in de plaats tredende wet- en regelgeving: Algemene wet bestuursrecht (Awb), Wet milieubeheer (Wm), Wet bodembescherming (Wbb), Wet geluidhinder (Wgh), Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs), Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) Wet op de waterhuishouding (Wwh), Wet ruimtelijke ordening (Wro), Woningwet (Ww), Wet stedelijke vernieuwing (Wsv), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vanaf het moment van inwerkingtreding (Wabo), Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), Lozingenbesluit bodembescherming (Lbb), Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterbescherming (Bsb), Besluit bodemkwaliteit (Bbk), Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Asbestverwijderingsbesluit (Asvb), Vuurwerkbesluit (Vub), Algemene Plaatselijke Verordening van de deelnemende gemeenten (APV), Bouwverordening (Bwv) van de deelnemende gemeenten.

    Artikel 3

    1.Van het mandaat zijn uitgesloten:

    • a.

      de beslissing op een bezwaarschrift;

    • b.

      het vaststellen van beleidsregels in de zin van artikel 1:3 Awb;

    • c.

      besluiten die leiden tot uitgaven die niet in de gemeentelijke begroting zijn

    opgenomen;

    d.besluiten tot het opleggen van bestuursrechtelijke sancties, tenzij het een

    spoedeisende en risicovolle situatie betreft;

    • e.

      geheel weigeren van een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer;

    • f.

      besluiten, die een vergroting van het risico met zich meebrengen, omtrent bedrijven

    die in het kader van het landelijk risicoregister als risicovol worden aangeduid;

    g.besluiten waarvoor geen opdracht is gegeven in het milieubijstandscontract noch in

    een aanvullende opdracht.

    2.Indien bij een te nemen besluit een andere gemeentelijke afdeling belang heeft, dan wel het

    besluit het taakgebied van één van hen raakt, wordt het besluit pas genomen na overleg en afstemming met de betreffende gemeentelijke afdeling. Indien met deze geen overeenstemming wordt bereikt, legt de gemandateerde de zaak aan de betrokken portefeuillehouder voor.

    3.Indien bij een namens burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester te nemen

    besluit het beleid van deze bestuursorganen is betrokken, legt de gemandateerde de zaak vooraf aan burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester voor.

    4.Voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid wordt het beleid van burgemeester en

    wethouders dan wel van de burgemeester geacht bij een te nemen besluit te zijn betrokken:

    a.indien het voornemen bestaat tot aanvulling of afwijking van het tot dan toe

    gevoerde beleid;

      • b.

        indien bij de concrete uitvoering van het mandaat twijfel bestaat omtrent de wijze van afwikkeling dan wel omtrent de eventuele bestuurlijke/politieke gevolgen van een te nemen besluit. Of indien er, behoudens in zaken met een routinematig karakter rekening mee is te houden dat de betrokken portefeuillehouder en /of het college van burgemeester en wethouders op zijn verantwoordelijkheid voor het te nemen besluit zal worden aangesproken;

      • c.

        indien uit het te nemen besluit niet voorziene financiële of andere consequenties kunnen leiden tot overschrijding van beschikbare budgetten of begrotingsposten;

      • d.

        indien het college van burgemeester en wethouders of de betrokken portefeuillehouder de wens daartoe kenbaar hebben gemaakt.

    • 5.

      Indien een bestuurlijke sanctie is opgelegd omdat sprake is van een spoedeisende en risicovolle situatie worden burgemeester en wethouders alsmede eventuele gemeentelijke afdelingen waarvan het besluit het taakgebied van de afdeling raakt, zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

    Artikel 4

    1.Door het bestuursorgaan genomen besluiten kunnen door de directeur, alsmede door diens

    plaatsvervanger, namens het bestuursorgaan worden ondertekend.

    2.Het bepaalde in artikel 2 lid 2 is van overeenkomstige toepassing op het ondertekenings-

    mandaat als bedoeld in lid 1.

    Artikel 5

    Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Mandaat- en machtigingsbesluit Milieudienst Zuidoost-Utrecht 2008’

    Artikel 6

    1.Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in een dag- nieuws

    of huis-aan-huisblad.

    2.Met ingang van de in lid 1 genoemde datum vervalt het Mandaat- en machtigingsbesluit

    Milieudienst Zuidoost-Utrecht 2004.

    Burgemeester en Wethouders van de gemeente De Bilt,

    de secretaris de burgemeester

    R.A.K. Huijbregts A.J. Gerritsen

    De Burgemeester van de gemeente De Bilt,

    A.J. Gerritsen

Bijlage

1.Algemeen

Toepassing op: Awb, Wm, Wvo, Ww, Wabo

  • 1.1

    Uitvoering geven aan hoofdstuk 3 Awb bij het nemen van besluiten als bedoeld in art. 1:3 Awb

  • 1.2

    Uitvoering geven aan coördinatieregelingen bij aanvraag om een vergunning op grond van de Wm, Wvo en de Woningwet.

  • 1.3

    Uitvoering geven aan de procedure voor aanvraag van een omgevingsvergunning na in werking treding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

2. Vergunningverlening en afhandelen meldingen en aanvragen

Toepassing op alle in art. 2 genoemde wet- en regelgeving

    • 2.1

      Het beschikken op aanvragen om (milieu)vergunningen, betrekking hebbend op verlening, wijziging of gedeeltelijke weigering

    • 2.2

      Bij verlening of wijziging van een (milieu)vergunning afwijken of ontheffing verlenen van de provinciale milieuverordening

    • 2.3

      Het ambtshalve en op verzoek van de vergunninghouder actualiseren, wijzigen of aanvullen van milieuvergunningen

    • 2.4

      Het schriftelijk accepteren of weigeren van een melding als bedoeld in art. 8.19 lid 2 Wet milieubeheer.

    • 2.5

      Behandelingen van en beslissen op meldingen bij of krachtens de Wm, Wabo, Wgh en de Wbb en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten

    • 2.6

      Het opleggen en afwijken van nadere eisen op grond van de AMvB’s als bedoeld in art. 8.40 Wm

    • 2.7

      Het stellen van maatwerkvoorschriften, opleggen van een onderzoeksverplichting en geven van goedkeuring op grond van het Besluit algemene bepalingen voor inrichtingen milieubeheer

    • 2.8

      Het in ontvangst nemen en in behandeling nemen van kennisgevingen c.q. aanvragen betreffende incidentele festiviteiten ingevolge de 12-dagenregeling uit de APV van bij de Milieudienst aangesloten gemeenten

    • 2.9

      Het beslissen op bouwaanvragen.

    • 2.10

      Het geheel of gedeeltelijk intrekken van de (bouw)vergunning of de eerste fase van de bouwvergunning

    • 2.11

      Het beslissen op aanvragen om een (sloop)vergunning of sloopmelding

    • 2.12

      Het aanhouden van de beslissing op aanvraag om een bouwvergunning

    • 2.13

      Het stellen van nadere eisen ten opzichte van de punten die staan beschreven in het bestemmingsplan

    • 2.14

      Het stellen van nadere eisen met betrekking tot de in bijlage 1 Vuurwerkbesluit opgenomen voorzieningen

    • 2.15

      Behandelen melding inrichting als bedoeld in het Vuurwerkbesluit en onverwijld een afschrift van de melding aan de commandant van de regionale brandweer zenden.

  • 3.

    Toezicht en handhaving

Toepassing op alle in art. 2 genoemde wet- en regelgeving, met uitzondering van de Awb en Wvo

  • 3.1

    Het uitvoeren van toezichtbevoegdheden en –taken op naleving van voorschriften die voortvloeien uit de wet en beschikkingen, waaronder in ieder geval:

    • 3.1.1

      verzamelen en registreren van belang zijnde gegevens

    • 3.1.2

      behandelen van klachten

    • 3.1.3

      uitvoeren van bedrijfscontroles- en bezoeken

    • 3.1.4

      aanwijzen dan wel het intrekken van aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren

    • 3.1.5

      afwijzen van een verzoek om handhaving.

    • 3.1.6

      het nemen van bestuursrechtelijke sancties bij spoedeisende en risicovolle situaties.

  • 3.2

    Advisering over en het toezicht houden op de voorschriften met betrekking tot milieuaspecten bij bedrijfsmatige en particuliere activiteiten, incidentele activiteiten (of: evenementen), de Route gevaarlijke stoffen en vuurwerk van de APV

  • 3.3

    Toezicht en handhaving van de bepalingen uit het Asbestverwijderingsbesluit.

4. Vaststellen van hogere waarden

Toepassing op: Wgh

  • 4.

    1 In behandeling nemen en besluiten op verzoek van een derde of ambtshalve voorbereiden en vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting .

  • 5.

    Verlenen van ontheffingen

Toepassing op: Wm, Lbb, Wvgs, APV

  • 8.1

    Verlenen van ontheffing om zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting te verbranden, voor zover het geen gevaarlijke afvalstoffen betreft

  • 8.2

    Verlenen van tijdelijke ontheffing voor een beperkte en omvangrijke lozing en een bestaande beperkte lozing van huishoudelijk afvalwater in de bodem

  • 8.3

    Verlenen van tijdelijke ontheffing voor het lozen van koelwater en overige koelvloeistoffen in de bodem buiten een vergunningplichtige inrichting

  • 8.4

    Het ten behoeve van het laden en lossen verlenen van ontheffing van het verbod gevaarlijke stoffen te vervoeren over andere dan de door de gemeenteraad als route gevaarlijke stoffen aangewezen en aangeduide wegen of weggedeelten .

6. Ongewoon voorval en opleggen gedoogplichtWm, Wbb en Lbb

  • 6.

    1 Kennisgeving doen van melding van een ongewoon voorval dat zich heeft voorgedaan in een inrichting

  • 6.

    2 Verzoeken Gedeputeerde Staten of Onze commissaris maatregelen te nemen indien er een bodemverontreiniging of aantasting daarvan zich voordoet als gevolg van een ongewoon voorval

  • 6.

    3 Het opleggen van een gedoogplicht aan de rechthebbenden ten aanzien van de betrokken bodem onderzoek te verrichten in de bodem

7. Openbaarheid van stukken - Wm

  • 7.

    1 op aanvraag inzage verlenen en tegen vergoeding verstrekken van kopieën van de stukken van besluiten die zijn voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb

  • 7.

    2 beslissen op en afhandelen van verzoeken tot geheimhouding met betrekking tot bedrijfsgeheimen en beveiligingsgegevens

  • 7.

    3 Instellen van een openbaar register, waarin aantekening wordt gehouden van aanvragen om een bouwvergunning, verleende bouwvergunningen en bouwvergunningen die van rechtswege zijn verleend.

8 Bezwaar- en beroepsproceduresalle in art. 2 genoemde wet- en regelgeving

8.1 het voeren van bezwaar- en beroepsprocedures inzake vergunningverlening en bestuursrechtelijke sancties en het vertegenwoordigen van de gemeente in deze bij rechterlijke instanties. Tot deze bevoegdheid behoort niet het beslissen op bezwaar

9 Advisering aan en samenwerking met andere bevoegd gezag – Awb, Wm, Wvo, Wbb, Ww.

  • 9.

    1 Vragen om een schriftelijke machtiging van een gemachtigde

  • 9.

    2 Doorzenden van geschriften tot behandeling, bezwaar- en beroepsschriften aan bevoegd bestuursorgaan

  • 9.

    3 namens een gemeente reageren op of bezwaar maken tegen plannen en besluiten van andere bestuursorganen

  • 9.

    4 Het geven van advies bij de vergunningverlening voor een lozingsvergunning.

  • 9.

    5 Beschikbaar stellen van gegevens aan een adviseur

  • 9.

    6 Voorbereiden en toezenden van het gemeentelijke milieubeleidsplan en gemeentelijke milieuprogramma

  • 9.

    7 Het verstrekken van adviezen ter uitvoering van de Wet verontreiniging oppervlaktewater voor vergunningverlening en de coördinatieregeling met de Wet milieubeheer

  • 9.

    8 Melden van de onderzoeksgevallen en gevallen van ernstige bodemverontreiniging aan Gedeputeerde Staten.

  • 9.

    9 Indien de vergunning een woonkeet betreft, tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking mededeling doen van de beslissing op aanvraag aan de inspecteur.

  • 9.

    10 Eenmaal per jaar in een verslag aan de gemeente geven waarin uiteengezet wordt hoe zij toepassing hebben gegeven aan het verdagen van beslissingen omtrent aanvragen om een bouwvergunning.

  • 9.

    11 Voorleggen van een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor advies aan de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester die in de betreffende gemeente werkzaam is

  • 9.

    12 Het opstellen, vaststellen en zorg dragen voor de uitvoering van een luchtkwaliteitsplan voor plaatsen waar één of meer plandrempels worden overschreden voor de concentratie van luchtverontreinigende stoffen. Uiterlijk 1 mei na het jaar waarin de overschrijding van de plandrempel heeft plaatsgevonden, Gedeputeerde Staten in kennis stellen van het luchtkwaliteitsplan en de voortgang van de uitvoering van het luchtkwaliteitsplan