Beleidsregel bebouwde kommen De Fryske Marren

Geldend van 15-03-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bebouwde kommen De Fryske Marren

1. Inleiding

In het kader van onder meer de Wet geurhinder en veehouderij (hierna Wgv), het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna Activiteitenbesluit) en het Besluit omgevingsrecht (hierna Bor) is het van belang om vast te stellen wat onder bebouwde kom wordt verstaan.

De in het algemeen gebruikte term bebouwde kom heeft betrekking op de Wegenverkeerswet en is te herkennen aan de verkeersborden langs de weg. Vanuit de Wvg, het Activiteitenbesluit en het Bor wordt echter een andere invulling van het begrip bebouwde kom gehanteerd, namelijk:

Het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon-of verblijfsfunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. Verder moet sprake zijn van op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing, die is geconcentreerd tot een samenhangende structuur. De feitelijke situatie en de aard van de omgeving is bepalend. Van belang is waar de bebouwing feitelijk (nagenoeg) ophoudt.

Vaak is het direct duidelijk of sprake is van bebouwde kom of niet. In sommige gevallen is dit echter niet direct duidelijk. Een voorbeeld hiervan is lintbebouwing.

Bij het bepalen waar de bebouwde kommen liggen, kom de gemeente enige beleidsvrijheid toe. Deze beleidsregel voorziet daarin, waarbij op kaart is weergegeven waar de bebouwde kommen in de gemeente De Fryske Marren concreet zijn aangewezen.

Deze beleidsregel is bedoeld om in het kader van de Wvg, het Activiteitenbesluit en het Bor te beoordelen of sprake is van bebouwde kom of niet. Daarnaast is deze beleidsregel bedoeld om in het kader van andere wetgeving – waarbij het begrip bebouwde kom volgens bovenstaande omschrijving een rol speelt – te beoordelen of sprake is van bebouwde kom of niet.

2. Achtergrond en toepassing

Wet geurhinder en veehouderij/Activiteitenbesluit milieubeheer

In de Wet geurhinder en veehouderij (Wvg) en in het Activiteitenbesluit, krijgt de bebouwde kom het meeste bescherming tegen geurhinder van dierenverblijven van veehouderijen. Het is dus van belang dat voor dat voor iedere geurgevoelige bestemming kan worden bepaald of deze binnen of buiten de bebouwde kom ligt. Een geurgevoelige bestemming is bijvoorbeeld een woning. Andersom is het voor de agrarische bedrijven van belang. Deze zijn in de bedrijfsvoering en dus ook uitbreidingsmogelijkheden hieraan gebonden.

Besluit omgevingsrecht

In het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn de regels aangegeven ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het begrip bebouwde kom wordt gebruikt in bijlage II, artikel 4. Hierin staan regels op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders (b en w) kunnen afwijken van het bestemmingsplan of beheersverordening: de planologische kruimellijst. De mogelijkheden voor het college van b en w om af te wijken zijn in de planologische kruimellijst binnen de bebouwde kom ruimer dan buiten de bebouwde kom. Het is bij het bepalen van de procedure en de beoordeling van het plan dus van belang waar het plan ligt: binnen of buiten de bebouwde kom.

Wet ruimtelijke ordening

De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vast. Bij het toekennen en beoordelen van de (nieuwe) bestemmingen kan rekening worden gehouden met de ligging binnen of buiten de bebouwde kom op basis van de vastgestelde kaart.

3. Onderbouwing

Het in de Wet geurhinder en veehouderij, het Activiteitenbesluit en de ruimtelijke ordening gehanteerde begrip bebouwde kom is in deze gemeentelijke beleidsnotitie als volgt uitgelegd:

Er is sprake van bebouwde kom:

  • -

    als burgerwoningen op een afstand van 0 tot 50 meter van elkaar zijn gelegen, en

  • -

    er een niet onderbroken cluster van 10 of meer burgerwoningen aanwezig is,

    • ·

      Inclusief bedrijventerreinen, sportcomplexen en recreatieterreinen met (grotendeels) recreatiewoningen aansluitend op geclusterde woonbebouwing,

    • ·

      Exclusief de bebouwing waar geen sprake is van een geconcentreerde samenhangende structuur.

De begrenzing van de bebouwde kommen is vastgelegd op basis van een kwantitatief en kwalitatief aspect.

kwantitatieve begrenzing

Gestart is met een inventarisatie van alle verblijfsobjecten (met het verblijfsdoel wonen). Deze zijn geselecteerd en gekoppeld aan de pandenkaart van de gemeente (totaal 23253 woningen). Daarna is een buffer in een straal van 50 meter rondom de panden gelegd. Het resultaat is een thematische kaart met clusters van 10 of meer woningen met een onderlinge afstand kleiner dan 50 meter.

kwalitatieve beoordeling

Vervolgens is ruimtelijk/landschappelijk gekeken naar de ligging en bundeling van de gebouwen.

Dit om de theoretische resultaten te toetsen aan de beleving van de feitelijke situatie.

In de beleving van de bebouwde kom spelen de bedrijventerreinen en de recreatiecomplexen met (grotendeels) recreatiewoningen ook een rol. Een recreatiewoning is een gebouw of een deel van een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor verblijfsrecreatieve bewoning door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft.

Daar waar deze aansluiten op geclusterde woonbebouwing zijn ze toegevoegd aan het kaartbeeld. Hetzelfde geldt voor de sportcomplexen waar die aansluiten op clusters van woningen.

Op plekken waar een enkele woning wel aan de gehanteerde afstandsmaat van 50 meter voldoet, maar waar deze landschappelijk en stedenbouwkundig toch duidelijk “los” ligt van de woningbouwcluster (b.v. aan de overzijde van de weg) is deze van de kaart verwijderd. Hier is geen sprake van een geconcentreerde samenhangende structuur.

Ook is er een behoorlijk aantal locaties van woningen waarvan de afstandscirkels van 50 meter elkaar raken (ook meer dan 10 woningen bij elkaar) niet aangewezen als bebouwde kom. Door de aard van de omgeving is daar geen sprake van een bebouwde kom. De ruimte tussen de woningen is relatief open en geeft een weidse beleving op het achterliggende landschap. Hier is dan ook geen sprake van een duidelijke geconcentreerde samenhangende structuur.

Dit heeft geleid tot de bebouwde kommen in gemeente De Fryske Marren zoals aangegeven op de bij de beleidsregel behorende kaart.

4. Procedure vaststelling beleidsregel

De ontwerp-beleidsregel is met het ontwerp-raadsbesluit overeenkomstig afdeling 3:4 van de Awb gedurende een periode van 6 weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen binnengekomen. Ten opzichte van het ontwerpbesluit zijn daarom geen wijzigingen aangebracht. Voor de duidelijkheid zijn de plaatsnamen van de dorpen en stad aan de kaart bebouwde kommen De Fryske Marren toegevoegd.

5. Tot slot

Het vaststellen van de beleidsregel en de bijbehorende kaart met de bebouwde kommen is geen statisch document. Per jaar zal de kaart dan ook worden geëvalueerd. Deze evaluatie kan leiden tot een aanpassing van de kaart.

Bijlage 1: kaart bebouwde kommen De Fryske Marren.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van De Fryske Marren in zijn openbare vergadering van 1 maart 2017.
de griffier, de burgemeester,
H.A. van Dijk-Beekman, F. Veenstra,

Bijlage 1 kaart bebouwde kommen De Fryske Marren

afbeelding binnen de regeling