Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REINIGINGSRECHTEN 2017

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer.

HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3

Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Heffingstijdvak

  • 1. Het heffingstijdvak zoals bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is gelijk aan het kalenderjaar

  • 2. Het heffingstijdvak zoals bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is gelijk aan een periode van vier aaneengesloten maanden waarbij de eerste periode aanvangt bij het begin van het kalenderjaar en elk van de volgende heffingstijdvakken steeds vier maanden later.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 en hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

  • 3. Indien zich ten aanzien van eenzelfde belastingplichtige meerdere belastbare feiten voordoen, kan de belasting terzake daarvan worden geheven door middel van één gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting zoals bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting zoals bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5. De belasting bedoeld in de hoofdstukken 1.2 en 1.3 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 6. Belastingbedragen van minder dan € 1,07 worden niet geheven.

Artikel 9 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van belastingplichtigen die op basis van medische indicatie een extra restafvalcontainer aanvragen. Bij de aanvraag hoort een schriftelijke verklaring van de huisarts of medisch specialist, waaruit blijkt dat als gevolg van een chronische ziekte of handicap extra afval wordt aangeboden.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede twee maanden later en de derde twee maanden na de vervaldag van de tweede termijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt in geval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerendezaakbelastingen of andere heffingen meer is dan € 10.000,-- dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn, vervallende op de laatste dag van de tweede maand na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    a De op grond van artikel 7 verschuldigde rechten moeten, indien grove huishoudelijke afvalstoffen op aanvraag worden verwijderd, worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    b De op grond van artikel 7 verschuldigde rechten moeten, indien grove huishoudelijke afvalstoffen zelf worden gestort worden betaald:

  • 1.

    ingeval van uitreiking van de kennisgeving:

op het tijdstip van uitreiking;

2.ingeval van toezending van de kennisgeving:

binnen 30 dagen na de dagtekening.

  • 4.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt dat de aanslagen zoals bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de bij deze verordening horende tarieventabel moeten worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 5.

    In afwijking in zoverre van het eerste, derde en vierde lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 138,--, doch minder is dan € 10.000,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 6.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

  • 1. Bij de invordering van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, kan op verzoek kwijtschelding worden verleend.

  • 2. Bij de invordering van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel kan op verzoek kwijtschelding worden verleend, met dien verstande dat het maximumbedrag van de kwijtschelding per kalenderjaar € 106,48 bedraagt.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het heffingstijdvak aanvangt of eindigt, wordt het in het tweede lid genoemde bedrag voor kwijtschelding naar tijdsgelang bepaald.

HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN

Artikel 12 Belastbaar feit

Onder de naam “reinigingsrechten” worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 13 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 14 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 15 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 16 Wijze van heffing

De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 17 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten, als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 1,07 worden niet geheven.

Artikel 18 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede twee maanden later en de derde twee maanden na de vervaldag van de tweede termijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolrechten en/of andere heffingen meer is dan

    € 10.000,--, dat de aanslagen moeten worden betaald in een termijn, vervallende op de laatste dag van de tweede maand na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt dat de aanslagen zoals bedoeld in hoofdstuk 2.2 van de bij deze verordening horende tarieventabel moeten worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste, tweede en derde lid gestelde termijnen.

Artikel 19 Kwijtschelding

Bij de invordering van reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 20 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 21 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening reinigingsheffingen 2016 van 15 december 2015 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2017, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening reinigingsheffingen 2017”.

Tarieventabel belastingverordening afvalstoffenheffing & reinigingsrechten 2017

Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing 

Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing (vast gedeelte) 

1.1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, met uitzondering van percelen

behorende tot het recreatiepark 't Suyderoogh

€ 138,44

1.1.2

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, voor zover dit gelegen is op

recreatiepark 't Suyderoogh

€ 244,92

1.1.3

De belasting onder 1.1.1 wordt vermeerderd voor het op 1 januari of, indien de

belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in

bruikleen hebben van elke extra container, ongeacht het formaat of de kleur

€ 55,25

Hoofdstuk 1.2. Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing voor de lediging van minicontainers en ondergrondse containers (variabel gedeelte)

1.2.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting

voor het aanbieden van een container voor lediging van:

1.2.1.1

een minicontainer van 240 liter, bestemd voor de inzameling van restafval:

€ 4,76

1.2.1.2

een minicontainer van 240 liter, bestemd voor de inzameling van GFT-afval:

€ 3,79

1.2.1.3

een minicontainer van 140 liter, bestemd voor de inzameling van restafval:

€ 3,06

1.2.1.4

een minicontainer van 140 liter, bestemd voor de inzameling van GFT-afval:

€ 2,41

1.2.1.5

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting per opening van

een ondergrondse container bestemd voor de inzameling van rest- en GFT-afval:

€ 1,07

Hoofdstuk 1.3 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing 

1.2.

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 en 1.2 bedraagt de belas-

ting voor:

1.2.1

het op aanvraag verwijderen van grove huishoudelijke afvalstoffen:

1.2.1.1

* voor de eerste m3 of een gedeelte ervan

€ 35,00

1.2.1.2

* en voor elke volgende m3 of gedeelte ervan

€ 24,00

1.2.2

het zelf storten van grove huishoudelijke afvalstoffen in het

gemeentelijk grof vuil-depot:

1.2.2.1

* voor de eerste m3 of een gedeelte ervan

€ 20,00

1.2.2.2

* en voor elke volgende m3 of gedeelte ervan

€ 15,00

1.2.3

het op aanvraag verwijderen van bouw- en sloopafval:

1.2.3.1

* voor de eerste m3 of een gedeelte ervan

€ 35,00

1.2.3.2

* en voor elke volgende m3 of gedeelte ervan

€ 24,00

1.2.4

het zelf storten van bouw- en sloopafval in het gemeentelijk grof

vuil-depot:

1.2.4.1

* voor de eerste m3 of een gedeelte ervan

€ 20,00

1.2.4.2

* en voor elke volgende m3 of gedeelte ervan

€ 15,00

1.2.5

het op aanvraag verwijderen van grof tuinafval:

1.2.5.1

* voor elke m3 of een gedeelte ervan

€ 35,00

* voor elke volgende m3 of een gedeelte ervan

€ 24,00

1.2.6

het zelf storten van grof tuinafval in het gemeentelijk grof vuil-

depot:

1.2.6.1

* voor de eerste m3 of een gedeelte ervan

€ 15,00

1.2.6.2

* en voor elke volgende m3 of gedeelte ervan

€ 10,00

1.2.7

voor het plaatsen van een slot op een container, ongeacht het formaat of de kleur

€ 62,70