Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2014

Besluit maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2014

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit Besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvraag:het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze Verordening.

  • b.

    Algemeen gebruikelijk: is een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet - aanzienlijk - duurder is dan vergelijkbare producten.

  • c.

    Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

  • d.

    Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.

  • e.

    Besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2014.

  • f.

    Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • g.

    College: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente de Ronde Venen.

  • h.

    Eigen aandeel: Het college heeft de bevoegdheid de hoogte van een financiële tegemoetkoming, afhankelijk te stellen van het inkomen en vermogen van de aanvrager en zijn echtgenoot (artikel 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Het deel wat men zelf geacht wordt te betalen, wordt het eigen aandeel genoemd. Een eigen aandeel wordt uitsluitend gevraagd aan personen van 18 jaren of ouder.

  • i.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura (een eigen bijdrage), een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van de Beleidsregels van toepassing zijn. Een eigen bijdrage wordt uitsluitend gevraagd aan personen van 18 jaren of ouder.

  • j.

    Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

  • k.

    Forfaitair bedrag: vooraf bepaald vast bedrag.

  • l.

    Handbike: een speciaal soort fiets voor rolstoelgebruikers, waarvan de ‘pedalen’ (meestal) gelijkmatig worden voortbewogen door de armen.

  • m.

    HH1: huishoudelijke werkzaamheden, zoals schoonmaken, de was doen en huishoudelijke spullen in orde houden. De zorgvrager is in staat zelf de regie over het huishouden te voeren.

  • n.

    Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt.

  • o.

    Persoonsgebonden budget (PGB): Het persoongebonden budget is een bepaalde hoeveelheid geld om naar eigen voorkeur te besteden ten behoeve van een vooraf bepaald doel of activiteit.

  • p.

    Raad: de gemeenteraad van gemeente De Ronde Venen.

  • q.

    Tracker: een speciaal type handbike.

  • r.

    Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2014.

  • s.

    Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

  • t.

    Voorziening in natura: Verstrekking van een voorziening in natura wil zeggen dat de belanghebbende direct de voorziening krijgt geleverd waarop hij aanspraak maakt. De voorziening kan bestaan uit goederen (bijvoorbeeld een rolstoel) of diensten (bijvoorbeeld hulp bij het huishouden).

  • u.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording.

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      er overwegende bezwaren zijn tegen deze vorm van verstrekking;

    • c.

      er sprake is van een algemene voorziening;

    • d.

      belanghebbende geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.

  • 3. Het college kan een sportbudget verstrekken indien de belanghebbende actief een sport beoefent;

    • a.

      Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als forfaitaire financiële tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal € 3.434,10 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf van een sportvoorziening, inclusief onderhoud, voor een periode van drie jaar.

    • b.

      De belanghebbende moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening, bijvoorbeeld door overleggen van het lidmaatschap van een sportvereniging.

  • 4. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

    • a.

      in alle gevallen na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar;

    • b.

      de budgethouders dient de besteding van het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en woningaanpassingen te verantwoorden door het overleggen van originele facturen en betalingsbewijzen; 

    • c.

      de budgethouder dient de besteding van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden te verantwoorden door overlegging van een opgaafformulier van de uitbetaalde PGB. Dit formulier dient vergezeld te gaan van ingediende declaraties door de zorgverlener en kopieën bankafschriften, waaruit blijkt dat het PGB is betaald aan de zorgverlener; 

    • d.

      de verantwoordingseisen voor de besteding van het persoonsgebonden budget worden in de toekenningsbeschikking opgenomen.

  • 5. Een deel van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is vrij besteedbaar en hoeft niet verantwoord te worden. Het vrij besteedbare bedrag is anderhalf procent van het netto budget met een minimum van € 100,00 en een maximum van € 250,00 per kalenderjaar.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel

Artikel 3. Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel 1

  • 1. Het bedrag dat ongehuwde belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet hebben bereikt, dienen te betalen bedraagt € 18,60 per vier weken plus een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen van de belanghebbende en de grens van € 23.208,00.

  • 2. Het bedrag dat ongehuwde belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt dienen te betalen bedraagt € 18,60 per vier weken plus een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen van de belanghebbende en de grens van €16.257,00.

  • 3. Het bedrag dat gehuwde belanghebbenden dienen te betalen indien één van beiden die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt, bedraagt € 26,60, per vier weken plus een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen van de belanghebbende en de grens van € 28.733, 00.

  • 4. Het bedrag dat gehuwde belanghebbenden, die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt, dienen te betalen bedraagt € 26,60 per vier weken plus een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen van de belanghebbende en de grens van € 22.676,00.

  • 5. Aan belanghebbenden jonger dan 18 jaar wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel in rekening gebracht.

Artikel 4. Maximaal negenendertig perioden van vier weken.

Bij het verstrekken in eigendom wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht. Bij een financiële tegemoetkoming zal bij de vaststelling van de hoogte van die financiële tegemoetkoming gedurende eenzelfde periode een vergelijkbaar bedrag op de tegemoetkoming in mindering worden gebracht.

Artikel 5. Eigen bijdragen of het eigen aandeel

  • 1. De eigen bijdrage of het eigen aandeel is van toepassing op alle individuele voorzieningen, met uitzondering van een rolstoel en sportvoorziening.

    De hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel is afhankelijk van het verzamelinkomen en vermogen van de belanghebbende en wordt bepaald en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

  • 2. Het eerst lid is niet van toepassing op een bouwkundige of woontechnische aanpassing die minder bedraagt dan € 500,00.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 6. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding HH 1 als volgt plaats:

De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week.

Per 1 januari 2014 wordt het uurtarief voor de HH1 € 18,00

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 7. Vaststelling bedrag financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

  • 1. De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    • Het in artikel 22 van de van de Verordening genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

     

    Afschrijving

    Terug te betalen

     

    voor het eerste jaar

    100%

    van de meerwaarde,

    voor het tweede jaar

    90%

    van de meerwaarde,

    voor het derde jaar

    80%

    van de meerwaarde,

    voor het vierde jaar

    70%

    van de meerwaarde,

    voor het vijfde jaar

    60%

    van de meerwaarde,

    voor het zesde jaar

    50%

    van de meerwaarde,

    voor het zevende jaar

    40%

    van de meerwaarde,

    voor het achtste jaar

    30%

    van de meerwaarde,

    voor het negende jaar

    20%

    van de meerwaarde, en

    voor het tiende jaar

    10%

    van de meerwaarde.

     

    In alle gevallen minus het bedrag van de eigen bijdrage dat voor rekening van de eigenaar is gekomen.

    Eigen aandeel woonvoorziening

    Het eigen aandeel is van toepassing op de financiële tegemoetkoming voorzieningen. De hoogte van het eigen aandeel is afhankelijk van het verzamelinkomen en vermogen van de belanghebbende en wordt bepaald en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

    De inkomensafhankelijke bijdrage geldt voor bouwkundige of woontechnische aanpassing van een huurwoning of een woning in eigendom, wanneer de kosten hiervan meer bedragen dan € 500,00.

  • 3. Het bedrag voor de tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening bedraagt € 2.619,00.

  • 4. Aan een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd kan een bedrag verstrekt worden van € 4.910,00.

  • 5.

    • a.

      Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van de woonvoorziening kan alleen verstrekt worden voor de hieronder vermelde voorzieningen:

      • ·

        trapliften;

      • ·

        rolstoel- of sta-plateauliften;

      • ·

        woonhuisliften;

      • ·

        patiëntenliften;

      • ·

        mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

      • ·

        elektrische deuropeners.

    • b.

      De hierboven, onder a, genoemde tegemoetkoming is gelijk aan de daadwerkelijkekosten.

  • 6. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting is vastgesteld op:

    • a.

      de werkelijke kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte, met een maximum van € 631,00 per maand.

    • b.

      de werkelijke kale huurlasten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, met een maximum van € 314,98 per maand.

  • 7. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving bedraagt maximaal € 631,00 per maand. De vergoeding wordt niet eerder verleend dan vanaf de tweede maand waarin sprake is van huurderving.

  • 8. Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 12 lid 2 van de Verordening bedraagt € 2.500,00.

  • 9.

    • a.

      Indien de technische levensduur van een woonwagen of een woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedraagt de tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor aanpassing maximaal € 2.500,00.

    • b.

      bij de toepassing van hetgeen hierboven onder a. is genoemd wordt uitgegaan van een woonwagen dan wel een woonschip, zoals genoemd in de Huisvestingswet.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 8 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst-compenserende voorziening inclusief onderhoud, reparatie, verzekering e.d. zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 9. Collectief vervoer en bedragen individuele vervoersvoorzieningen

  • 1. Als gevolg van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Provincie Utrecht en een twaalftal gemeenten, waaronder de gemeente de Ronde Venen, bestaat er een collectieve vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 19 lid 3. van de Verordening. Op grond van artikel 25 van de Verordening rust er een primaat op deze voorziening.

  • 2.

    • a.

      Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 1.099,00.

    • b.

      Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 1.099,00.

    • c.

      Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.648,00.

    • d.

      Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 710,00.

    • e.

      Voor gebruik van collectief vervoer geldt per zone het tarief van € 0,55 per zone.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 10. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst-compenserende koopprijs inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

Hoofdstuk 7. Advisering.

Artikel 11. Verplicht advies.

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 28 lid 1 onder b van de Verordening advies gevraagd moet worden bedraagt € 20.420,00.

Artikel 12 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 34 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager.

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek.

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager.

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager.

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 13. Intrekking

Het “Besluit maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2011” wordt per 1 januari 2014 ingetrokken

Artikel 14. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Ronde Venen 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van
burgemeester en wethouders van gemeente De Ronde Venen, op [datum].
de secretaris, de burgemeester,

Toelichting

Inleiding

Naast de Verordening is er ook een gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit Besluit zijn alle bedragen bij elkaar gebracht, die op basis van de Verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de Verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het Besluit ingevuld.

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een Besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de Verordening gewijzigd moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaats vinden.

Vaststelling van het Besluit door het college kan uiteraard pas als de Raad de Verordening heeft vastgesteld en de Verordening is gepubliceerd.

Per hoofdstuk worden vervolgens alle nog vast te stellen bedragen opgenomen, zodat die ingevuld kunnen worden en het Besluit spoort met de Verordening.

In hoofdstuk 7 wordt geregeld boven welk bedrag in bepaalde omstandigheden advies gevraagd moet worden en hoe de samenhangende afstemming bij de toekenning, zoals genoemd in artikel 5 van de Wet, wordt geregeld.

Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Algemeen

De systematiek van de Verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan geen eigen bijdrage wordt gevraagd.

Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden.

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.

    Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst. Het is de taak van de gemeente om de aanvrager goed te informeren over de voor- en nadelen van zowel een verstrekking in natura als een persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager eventueel een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Allereerst is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als de algemene hulp bij het huishouden een goede en snelle oplossing biedt. Daarvan zal sprake zijn indien het gaat om een beperkte omvang in tijd en/of duur. Daarnaast zal ook in situaties dat tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, dit als contra-indicatie worden opgevat. Er kunnen ook beperkingen van dien aard zijn dat mensen niet verantwoord met een persoonsgebonden budget kunnen omgaan. Denk aan mensen met verslavingsproblematiek, psychiatrische stoornissen, dementie en verstandelijke beperkingen. Hebben zij echter een goed netwerk van mensen die voor hen het beheer en regelwerk doen, dan kan een persoonsgebonden budget voor hen wel degelijk beschikbaar blijven. Goede informatie, advies en ondersteuning zorgen ervoor dat meer mensen verantwoord van een persoonsgebonden budget gebruik kunnen maken. Er kunnen overwegende bezwaren zijn om een persoongebonden budget toe te kennen. Een voorbeeld hiervan: Toekennen van een persoongebonden budget voor taxivervoer, terwijl er voor belanghebbende op medische gronden geen belemmeringen zijn voor gebruik van de Regiotaxi en er slechts sprake is van een persoonlijke voorkeur. Dit zou leiden tot ondermijning van het collectieve vervoerssysteem.

  • 3.

    In onze gemeente verstrekken we sportvoorzieningen zoals bijv. een sportrolstoel of handbike en wordt alleen verstrekt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. In geval van top-sportbeoefening zal de verstrekking van een sportvoorziening niet aan de orde zijn, omdat er sprake zal zijn van voorliggende voorzieningen.

  • 4.

    De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt hier vastgelegd.

  • 5.

    Een deel van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is vrij besteedbaar en hoeft niet verantwoord te worden. De aanvrager kan het vrij besteedbare bedrag besteden aan extra telefoonkosten in verband met zorgverleners, een lidmaatschap van een budgethoudersvereniging, kleine administratie kosten als postzegels, kleine attentie voor de zorgverlener, briefpapier, enz.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 3 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit maatschappelijke ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gepubliceerd in Staatsblad 450, d.d. 2 oktober 2006) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. De in dit artikel genoemde bedragen gelden per 1 januari 2013 en zijn door het Ministerie van VWS vastgesteld (Staatscourant 2012, nr. 20401). Dat zijn bedragen die relevant zijn voor de vaststelling van de eigen bijdrage en het eigen aandeel.

Vanaf 1 januari 2013 geldt een vermogensinkomensbijtelling (Staatsblad 2012, 547) bij het bepalen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt rekening gehouden met 8 procent van het vermogen.

Artikel 4 Negenendertig perioden van vier weken

Artikel 4.1, lid 3 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (staatsblad 2006, nr.450 d.d. 02-10-2006) bepaalt dat bij roerende zaken die in eigendom worden verschaft of bij bouwkundige of woontechnische aanpassingen de eigen bijdrage of het eigen aandeel over maximaal 39 perioden van vier weken gevraagd mag worden. Dit artikel geeft de invulling daarvan.

Artikel 5 Eigen bijdragen of het eigen aandeel

  • 1.

    In principe wordt in de gemeente De Ronde Venen een eigen bijdrage of het eigen aandeel gevraagd bij alle individuele voorzieningen er zijn echter enkele uitzonderingen.

  • 2.

    Geen eigen bijdrage wordt gevraagd in de volgende gevallen: Bij een verstrekking van een individuele vervoersvoorziening, ten behoeve van een:

  • a.

    een al dan niet aangepaste bruikleenauto

  • b.

    forfaitaire financiële tegemoetkomingen voor vervoerskosten

  • 3.

    Geen eigen bijdrage rolstoel en sportvoorziening wordt gevraagd bij een verstrekking van een forfaitair bedrag, ten behoeve van een:

    • a.

      Rolstoel

    • b.

      Sportvoorziening

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden

In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week. (artikel 11 WMO-verordening)

Tarieven PGB

De hoogte van de tarieven voldoen aan de Wmo-uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en zijn afgestemd op de hoogte van het uurtarief waarvoor de gemeente huishoudelijke verzorging in de zin van de Wmo krachtens aanbesteding heeft gecontracteerd.

Dienstverlening SVB Servicecentrum PGB

Voor de budgethouders heeft de gemeente een contract afgesloten met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De vergoedingen voor de dienstverlening van de SVB Servicecentrum PGB bestaan uit een drietal elementen: vastrecht, dienst salarisadministratie en de overige kosten. De gemeente betaalt deze kosten voor iedere budgethouder.

Voor het vastrecht worden de volgende diensten verleend:

  • ·

    het beheer van collectieve verzekeringen en het beheer van collectieve voorzieningen;

  • ·

    modelovereenkomsten;

  • ·

    kenniscentrum op arbeidsrechtelijk terrein

  • ·

    arbodienstverlening

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Vaststelling bedrag financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

In lid 1 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels.

Lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.

De leden 3 tot en met 9 vermelden de bedragen die verstrekt kunnen worden als het gaat om woonvoorzieningen, zoals een verhuiskostenvergoeding.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 9 Collectief vervoer en bedragen individuele vervoersvoorzieningen

Het eerste lid regelt de uitvoering van het primaat collectief vervoer. In onze gemeente is deze vorm van vervoer bekend onder de naam “Regiotaxi”.

Het tweede lid legt een aantal bedragen vast voor de (bruikleen)autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de Verordening en is in de beleidsregels verder uitgewerkt.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 10 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor rolstoel

Dit artikel gaat uit van de situatie waarin de gemeente de rolstoelen huurt. In die situatie kan een bedrag beschikbaar worden gesteld gelijk aan de huurprijs inclusief de kosten van onderhoud en reparatie. Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen per rolstoel plaats.

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 11 Verplicht advies

De Verordening bepaalt in artikel 33 lid 2 dat in bepaalde situaties boven een bepaald bedrag verplicht advies gevraagd moet worden. In artikel 10 staat dit bedrag vermeld.

Artikel 12 Samenhangende afstemming

De Verordening bepaalt in artikel 34 dat in dit Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.

Artikel 13 tot en met artikel 15

Dit zijn de slotbepalingen en spreken voor zichzelf


Noot
1

[1] Artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning is per 1 januari 2011 (Staatscourant 2010, nr. 18021) gewijzigd. Met ingang van 1 januari 2009 geldt een korting van 33%. Toepassen van de korting op eigen bijdrage gebeurd door het CAK. Vanaf 2010 wordt deze meteen verrekend op de factuur. Vanaf 1 januari 2013 geldt een vermogensinkomensbijtelling (Staatsblad 2012, 547) bij het bepalen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt rekening gehouden met 8 procent van het vermogen.

Voor 1 t/m 4 is de berekening dus: 1/13 van 15% per weken als het verzamelinkomen boven de aangegeven grensbedragen uitkomt.