Regeling vervallen per 22-07-2010

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand De Ronde Venen 2007

Geldend van 01-03-2007 t/m 21-07-2010

Intitulé

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand De Ronde Venen 2007

Hoofdstuk 1. algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven in deze verordening en de toelichting, hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet Werk en Bijstand (WWB);

    • b.

      bijstandsnorm: het bedrag per maand als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 van de wet, vermeerderd of verminderd met de op grond van hoofdstuk 3, paragraaf 3.3. van de wet door het college vastgestelde verhoging of verlaging

    • c.

      bijstand: de algemene en bijzondere bijstand.

    • d.

      afstemming: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18;

    • e.

      benadelingsbedrag (lid 2 van de wet): het netto bedrag aan bijstand dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting volgens de wet ten onrechte is verleend dan wel de netto bijstand waarop de belanghebbende aanspraak kan maken doordat hij een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.

Artikel 2 Besluit tot afstemming

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag of nadien tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de bij beschikking vastgestelde of de uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening de bijstand of de langdurigheidstoeslag verlaagd.

  • 2. De verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Afzien van het verlagen

  • 1. Het college ziet af van het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt of de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij:

      1. de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend;

      2. de gedraging een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als gevolg van het verwijtbaar te snel interen van vermogen inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte eerder bijstand verleend moet worden.

  • 2. Een verlaging als bedoeld onder lid 1, sub b, wordt niet toegepast na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 3. Het college kan geheel of gedeeltelijk afzien van de verlaging indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 4. Indien het college afziet van een verlaging op grond van dringende redenen of indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 4 Berekeningsgrondslag

  • 1. De verlaging wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van lid 1 kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet of de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De afstemming wordt in beginsel opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de afstemming aan de belanghebbende is bekendgemaakt.

  • 2. In afwijking van lid 1 kan de verlaging van de bijstandsnorm over voorliggende maanden worden toegepast of op de langdurigheidstoeslag, voor zover dit een aanvraag betreft.

  • 3. Indien de verlaging als bedoeld in de artikelen 8, 9 en 12 niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd, omdat het recht op bijstand wordt beëindigd, wordt het resterende deel van de verlaging ten uitvoer gelegd indien de belanghebbende binnen 30 dagen na beëindiging van het recht op bijstand opnieuw bijstand aanvraagt.

Artikel 6 Samenloop en recidive

  • 1. Indien belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig heeft gemaakt aan verschillende verwijtbare gedragingen, wordt voor het bepalen van de hoogte en de duur van de afstemming uitgegaan van cumulatie van de percentages welke gelden voor de verschillende gedragingen, met een maximum van 100% van de bijstandsnorm voor de duur van 3 maanden. Met uitzondering van de verlaging van bijstand wegens verwijtbaar te snel interen van vermogen.

  • 2. De duur van de afstemming wordt verdubbeld indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een afstemming is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging. Indien de belanghebbende na een tweede verwijtbare gedraging wederom verwijtbaar gedrag vertoont, wordt de hoogte en de duur van de afstemming individueel vastgesteld. Artikel 2 lid 2 blijft van toepassing.

  • 3. Voor de toepassing van lid 2 wordt een besluit waarmee een afstemming is opgelegd, gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 3 lid 3 en 4van deze verordening.

Artikel 7 Heroverweging van de hoogte en/of duur van een afstemming

  • 1. Een afstemming die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk binnen drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd, heroverwogen.

  • 2. In het kader van de in lid 1 bedoelde heroverweging beoordeelt het college of en in hoeverre de omstandigheden en het gedrag van belanghebbende aanleiding geven te besluiten tot herziening, beëindiging of voortzetting van de afstemming.

  • 3. Het college kan bij een besluit tot voortzetting van de afstemming het percentage van de afstemming verdubbelen, tenzij het maximum percentage al is vastgesteld, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Hoofdstuk 2. geen of onvoldoende medewerking verlenen aan heT verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 8 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden, waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet (tijdig) inschrijven als werkzoekende bij het Centrum voor Werk en Inkomen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    • b.

      Het niet ondertekenen of het niet aan de burgemeester en wethouders verstrekken van het trajectplan of de bijlage rechten en plichten.

  • 2.

    Tweede categorie: het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden in algemene zin.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      het in onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, lid 1, onderdeel b en artikel 10, lid 1 van de wet, waaronder begrepen sociale activering;

    • b.

      het in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 4.

    Vierde categorie: elke vorm van niet aanvaarden of door eigen toedoen niet behouden van een door het college aangeboden re-integratievoorziening.

  • 5.

    Vijfde categorie: het niet aanvaarden of door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 9 De hoogte en duur van de verlaging

Onverminderd artikel 2, lid 2, wordt de verlaging vastgesteld op:

  • a.

    tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b.

    twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

  • c.

    vijftig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

  • d.

    honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie;

  • e.

    honderd procent van de bijstandsnorm gedurende drie maanden bij gedragingen van de vijfde categorie.

Artikel 10 Tijdelijke uitsluiting van een aanspraak op een reintegratie-voorziening

Als een belanghebbende verwijtbaar nalatig blijft bij de nakoming van:

  • a.

    de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen en de Re-integratieverordening;

  • b.

    de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden; kan het college beslissen dat een belanghebbende tijdelijk uitgesloten wordt van een aanspraak op een voorziening voor de maximale termijn van 3 maanden.

Artikel 11 Terugvordering van kosten van een re-integratietraject ten aanzien van een NUGGER of ANW-er

  • 1. Indien een niet-uitkeringsgerechtigde (NUG) of een ANW-gerechtigde die deelneemt aan een voorziening, de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de WWB, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen en deze verordening en ook de verplichtingen niet nakomt die het college aan een aangeboden voorziening heeft verbonden, vordert het college de kosten van de aangeboden voorziening geheel of gedeeltelijk terug.

  • 2. Bij de beoordeling van de hoogte van het terug te vorderen bedrag, als bedoeld in lid 1, houdt het college rekening met de in artikel 2 lid 2 van deze verordening genoemde criteria. Artikel 3 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Terugvordering van de kosten als bedoeld in lid 1 van dit artikel vindt eerst plaats nadat het college de eerder toegekende re-integratievoorziening bij een zelfstandig besluit heeft ingetrokken. Het college vordert bij zelfstandig besluit vervolgens de kosten terug van een NUGGER of een ANW-er op grond van het bepaalde in artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek. Indien de NUGGER of de ANW-er in verzuim blijft met het betalen van de kosten, kan het college een vordering instellen bij de burgerlijke rechter.

Hoofdstuk 3. niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 12 Niet, te laat of onjuist verstrekken van inlichtingen zonder dat hierdoor teveel bijstand is verstrekt

Indien de belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand niet, of niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt, onverminderd artikel 2, lid 1 de bijstandsnorm gedurende een maand met 10% verlaagd.

Artikel 13 Niet, te laat of onjuist verstrekken van inlichtingen waardoor teveel bijstand is verstrekt

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. Onverminderd artikel 2, lid 2, wordt de verlaging vastgesteld op:

    • a.

      20% van de bijstandsnorm gedurende een maand: bij een benadelingsbedrag tot € 1.500,-;

    • b.

      30% van de bijstandsnorm gedurende een maand: bij een benadelingsbedrag van € 1.500,- tot € 3.000,-;

    • c.

      50% van de bijstandsnorm gedurende een maand: bij een benadelingsbedrag van € 3.000,- tot € 6.000,-;

  • 3. Wanneer de Officier van Justitie bij een bruto-benadelingsbedrag dat hoger is dan €6000 alsnog afziet van strafrechterlijke vervolging, wordt de hoogte van de verlaging van bijstand vastgesteld op 100% van de bijstandsnorm gedurende twee maanden.

Hoofdstuk 4. overige gedragingen die leiden tot een verlaging

Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Indien de belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, lid 2, van de wet, wordt de bijstand of langdurigheidstoeslag verlaagd, naar gelang de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. Onverminderd artikel 2, lid 2, wordt de verlaging vastgesteld op:

    • a.

      100% van het benadelingsbedrag; indien de belanghebbende bijzondere bijstand aanvraagt voor kosten waarvoor hij aanspraak had kunnen maken op een voorliggende voorziening;

    • b.

      100% van het benadelingsbedrag; indien de belanghebbende algemene bijstand aanvraagt voor kosten waarvoor hij aanspraak had kunnen maken op een voorliggende voorziening, tenzij het inkomen van belanghebbende hierdoor langdurig veel lager zou zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm minus de verlaging die het college zou toepassen;

    • c.

      20% van de bijstandsnorm gedurende de periode dat belanghebbende bij verantwoorde besteding van de middelen nog geen beroep de bijstand had hoeven doen; indien de belanghebbende zijn middelen onverantwoord besteedt;

    • d.

      50% procent van de bijstandsnorm gedurende een maand; indien belanghebbende de hem opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 55 en 56 van de wet niet nakomt.

Artikel 15 Medewerking aan vestiging zekerheidsrecht

Indien de belanghebbende de hem opgelegde verplichting om zijn medewerking te verlenen aan het vestigen van het recht van pand of hypotheek niet nakomt, wordt de bijstand blijvend geheel geweigerd tot het moment dat belanghebbende heeft meegewerkt aan het vestigen van het recht van pand of hypotheek.

Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen

Gedragingen van de belanghebbende waarmee deze zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, als bedoeld in artikel 18, lid 2 van de wet, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie: verbaal geweld (schelden) / discriminatie;

  • 2.

    Tweede categorie: intimidatie (uitoefenen van psychische druk) / zaakgericht fysiek geweld (vernielingen);

  • 3.

    Derde categorie: mensgericht fysiek geweld / combinatie van agressievormen.

Artikel 17 Hoogte en duur van de verlaging

1.Onverminderd artikel 2, lid 2, wordt de verlaging vastgesteld op:

  • a.

    20% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b.

    50% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

  • c.

    100% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie.

Hoofdstuk 5. handhaving

Artikel 18 Het handhavingsbeleid

  • 1. Het college informeert de gemeenteraad jaarlijks over de behaalde resultaten op het gebied van het handhavingsbeleid en de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik op grond van de Wet Werk en Bijstand.

  • 2. Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot terugvordering en verhaal.

Hoofdstuk 6. slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2007. Per gelijke datum komt de Afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand De Ronde Venen 2004 te vervallen.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand De Ronde Venen 2007.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Ronde Venen van 25 januari 2007.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 2 Besluit tot afstemming

Artikel 3 Afzien van het verlagen

Artikel 4 Berekeningsgrondslag

Artikel 5 Ingangsdatum en tijdvak

Artikel 6 Samenloop en recidive

Artikel 7 Heroverweging van de hoogte en/of duur van een afstemming  

Hoofdstuk 2. geen of onvoldoende medewerking verlenen aan heT verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 8 Indeling in categorieën

Artikel 9 De hoogte en duur van de verlaging

Artikel 10 Tijdelijke uitsluiting van een aanspraak op een reintegratie-voorziening

Artikel 11 Terugvordering van kosten van een re-integratietraject ten aanzien van een NUGGER of ANW-er  

Hoofdstuk 3. niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 12 Niet, te laat of onjuist verstrekken van inlichtingen zonder dat hierdoor teveel bijstand is verstrekt

Artikel 13 Niet, te laat of onjuist verstrekken van inlichtingen waardoor teveel bijstand is verstrekt  

Hoofdstuk 4. overige gedragingen die leiden tot een verlaging

Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

Artikel 15 Medewerking aan vestiging zekerheidsrecht

Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen

Artikel 17 Hoogte en duur van de verlaging  

Hoofdstuk 5. handhaving

Artikel 18 Het handhavingsbeleid  

Hoofdstuk 6. slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding

Artikel 20 Citeertitel