Regeling vervallen per 03-01-2011

Subsidieverordening Rijksmonumenten De Ronde Venen 2010

Geldend van 24-06-2006 t/m 02-01-2011

Intitulé

Subsidieverordening Rijksmonumenten De Ronde Venen 2010

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen;

  • b.

    raad: raad van de gemeente De Ronde Venen;

  • c.

    eigenaar:degene, die in de kadastrale registers als eigenaar, erfpachter, opstalhouder of zakelijk gerechtigde staat ingeschreven. Hieronder wordt mede verstaan een toekomstig eigenaar die in bezit is van een voorlopig koopcontract;

  • d.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, zich bevindend binnen Gemeente De Ronde Venen, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • e.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die voor ten hoogste vijf boekjaren aan een eigenaar wordt verstrekt;

  • f.

    rentelasten:de door het college vastgestelde rentelasten, voortkomend uit een of meer aangegane al dan niet hypothecaire leningen, afgesloten ten behoeve van de financiering van herstel- of instandhoudingswerkzaamheden aan beschermde rijksmonumenten in de gemeente De Ronde Venen;

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

  • 1. Het college kan aan de eigenaar van een beschermd rijksmonument subsidie verlenen ter vergoeding van rentelasten, ten behoeve van een beschermd rijksmonument.

  • 2. De lening waaruit deze rentelasten voortvloeien, dient uitsluitend te zijn aangegaan ter financiering van werkzaamheden waarvoor overeenkomstig artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of overeenkomstig artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning een vergunning is afgegeven, welke onherroepelijk is.

  • 3. Wanneer de onder het tweede lid genoemde lening niet uitsluitend is aangegaan ter financiering van de onder het tweede lid genoemde werkzaamheden, dient voldoende te worden aangetoond welk deel van de lening wel met dit doel is aangegaan en welke rentelasten hier betrekking op hebben.

  • 4. De jaarlijkse subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt 100% van de rentelasten, tot een bedrag van ten hoogste € 20.000,-; de rentelasten dienen ten minste € 1.000,- te bedragen.

  • 5. De subsidie wordt verleend met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009, wanneer in het kalenderjaar 2009 sprake is geweest van rentelasten.

  • 6. Een eigenaar kan per monument maximaal één maal per kalenderjaar subsidie aanvragen.

  • 7. De subsidie kan tot uiterlijk 1 januari 2014 worden verstrekt. De subsidie eindigt in ieder geval op het moment dat rijkssubsidie voor de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden wordt uitbetaald.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN VERDELINGSBEPALING

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van een subsidieplafond.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 3. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag om subsidie dient vergezeld te zijn van:

    • a.

      de onder artikel 2, tweede lid, genoemde vergunning;

    • b.

      een besluit van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed tot verlening van subsidie voor de onder a bedoelde werken, dan wel een verklaring van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dat toestemming wordt verleend voor uitvoering van de werkzaamheden voordat over de rijkssubsidie is beslist en dat de door het rijk te verstrekken subsidie hierdoor niet in gevaar komt;

    • c.

      een overzicht van alle kosten van de werkzaamheden waarvoor de onder a genoemde vergunning (mede) is afgegeven, met daarbij inbegrepen alle originele betalingsbewijzen en de rekeningafschriften waarop de afgeschreven bedragen vermeld zijn;

    • d.

      de door de eigenaar en verstrekker van de lening ondertekende leningsakte, waaruit duidelijk naar voren komt:

      • 1.

        de datum van het afsluiten van de lening

      • 2.

        de duur van de lening

      • 3.

        het geleende bedrag

      • 4.

        de wijze van aflossing

      • 5.

        de jaarlijkse rentelasteoverige naar het oordeel van het college van belang zijnde voorwaarden;

      • 6.

        een bewijs van betaling van de rentelasten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • e.

      een bewijs van eigendom door middel van een authentiek afschrift van de koopakte en een gewaarmerkt recent uittreksel uit de kadastrale legger;

    • f.

      voor zover van toepassing: een afschrift van de akte van splitsing;

  • 3. voor zover van toepassing: een verklaring van de Vereniging van Eigenaren welke bouwdelen gemeenschappelijk dan wel niet gemeenschappelijk zijn Het college is bevoegd van het bepaalde in het tweede lid af te wijken.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Voor de subsidie(s), betrekking hebbend het jaar 2009 en/of 2010 geldt dat hiervoor uiterlijk 1 juli 2010 een aanvraag moet worden ingediend.

  • 3. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Indien de aanvraag naar het oordeel van het college niet volledig is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen vier weken te herstellen.

HOOFDSTUK 4. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 7 Beslistermijn en besluit tot subsidieverlening

  • 1. Het college beslist op een aanvraag binnen dertien weken nadat de aanvraag volledig is.

  • 2. Het college kan de beslistermijn een keer met ten hoogste vier weken verlengen. De aanvrager wordt daarover geïnformeerd.

  • 3. In het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 4. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

  • 5. Het college kan een aanvraag die geweigerd wordt op grond van overschrijding van het subsidieplafond aanmerken als een aanvraag per 1 januari van het daaropvolgende jaar. Voor de bepaling van de volgorde van deze aanvragen is de volgorde van binnenkomst in het jaar van oorspronkelijke indiening bepalend.

HOOFDSTUK 5. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8 Weigeringsgronden

De subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    binnen een periode van tien jaar voor de aanvraag met geldelijke steun van overheidswege dezelfde werkzaamheden aan het beschermde rijksmonument zijn verricht als die, welke in de onder artikel 2, tweede lid, genoemde vergunning vermeld zijn;

  • b.

    de rentelasten niet in redelijke verhouding staan tot het bereikte kwaliteitsniveau en de waarde van het beschermde rijksmonument;

  • c.

    het restauratieplan niet sober en doelmatig is;

  • d.

    de voor het verrichten van de werkzaamheden noodzakelijke vergunningen niet of slechts gedeeltelijk zijn verleend;

  • e.

    het beschermde rijksmonument na het treffen van de voorzieningen naar het oordeel van het college niet voldoet aan redelijke eisen vanuit een oogpunt van monumentenzorg. Het college wint hierover het advies in van de commissie welstand en monumenten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, van de Monumentenverordening De Ronde Venen 1998.

HOOFDSTUK 6. BETALING EN BEVOORSCHOTTING

Artikel 9 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Het college kan besluiten tot bevoorschotting tot ten hoogste 100% van de verleende subsidie.

  • 2. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 7 de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 7. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De eigenaar is verplicht de vervreemding, verpachting of verpanding van het monument gedurende de termijn tussen de verlening en vaststelling van de subsidie terstond te melden aan burgemeester en wethouders.

  • 2. De eigenaar is verplicht na afloop van de restauratie het monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de restauratie is gebracht.

  • 3. Het college kan bepalen dat de subsidie wordt verleend onder de verplichting, dat de eigenaar van het monument na afloop van de restauratie gedurende vijf jaren periodiek door een deskundige een rapport laat opstellen van de bouwkundige toestand van het monument.

HOOFDSTUK 8. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11 Verantwoording subsidies

  • 1. De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen dertien weken na beëindiging van het subsidiejaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een financiële verantwoording van de besteding van de verleende subsidie, onderbouwd met bewijsstukken.

  • 3. Het college kan nadere eisen stellen ten aanzien van de gegevens en bescheiden die voor de vaststelling moeten worden overgelegd, waaronder een overzicht van uitgaven en inkomsten en/of een accountantsverklaring.

Artikel 12 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, kan het college de in het eerste lid genoemde termijn een maal met ten hoogst vier weken verlengen. Het college bericht de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in artikel 11, eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 9. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 14 Strafbepaling

In geval van niet naleving van een of meer voorwaarden als bedoeld in deze verordening kan het college, al naar gelang van de ernst van de overtreding:

  • a.

    een besluit tot verlening en/of vaststelling van subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken;

  • b.

    reeds betaalde subsidie en/of voorschotten geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie van dit besluit.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Subsidieverordening Rijksmonumenten De Ronde Venen 2010”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 mei 2010.

De voorzitter, De griffier,