Regeling vervallen per 01-01-2011

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Ronde Venen 2010

Geldend van 20-05-2010 t/m 31-12-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Ronde Venen 2010

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 1 Regels rond verstrekking en verantwoording.

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      indien, op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld, de aangevraagde voorziening zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen dient te worden dat deze voorziening zich daardoor niet leent voor een verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 3. Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn niet-bouwkundige voorzieningen die een waarde hebben van meer dan € 750,00.

  • 4. Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als forfaitaire financiële tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming bedraagt € 2.515,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar. Als men langer dan drie jaar dezelfde sportrolstoel gebruikt kan de aanvrager een vergoeding krijgen voor het onderhoud van die voorziening. Die vergoeding bedraagt € 249,00 per jaar .

  • 5. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

    • a.

      in alle gevallen na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar;

    • b.

      de budgethouders dient de besteding van het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en woningaanpassingen te verantwoorden door het overleggen van originele facturen en betalingsbewijzen;

    • c.

      de budgethouder dient de besteding van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden te verantwoorden door overlegging van betalingsbewijzen, arbeidscontracten en een opgaafformulier van uitbetaalde pgb;

    • d.

      de verantwoordingseisen voor de besteding van het persoonsgebonden budget worden in de toekenningsbeschikking opgenomen.

  • 6. Een deel van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is vrij besteedbaar en hoeft niet verantwoord te worden. Het vrij besteedbare bedrag is anderhalf procent van het netto budget met een minimum van € 250,00 en een maximum van € 1.250,00 per kalenderjaar.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel

Artikel 2. Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1. voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.222 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.222;

  • 2. voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.256 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.256;

  • 3. voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.222 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.222;

  • 4. voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 21.058 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 21.058.

Artikel 3 Maximaal negenendertig perioden van vier weken.

Bij het verstrekken in eigendom wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht. Bij een financiële tegemoetkoming zal bij de vaststelling van de hoogte van die financiële tegemoetkoming gedurende eenzelfde periode een vergelijkbaar bedrag op de tegemoetkoming in mindering worden gebracht.

Artikel 4 Eigen bijdragen of het eigen aandeel

Eigen bijdragen of het eigen aandeel worden gevraagd voor:

  • -

    hulp bij het huishouden;

  • -

    woonvoorzieningen, met uitzondering van een tegemoetkoming voor verhuis – en inrichtingskosten;

  • -

    vervoersvoorzieningen, met uitzondering van forfaitaire financiële tegemoetkomingen voor vervoerskosten en voor deelname aan het collectief vervoer.

Het bedrag dat als eigen bijdrage gevraagd wordt bij het verstrekken van vervoersvoorziengen. De eigen bijdrage voor een fiets in bijzondere uitvoering bedraagt € 525,00.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 5 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

Per 1 januari 2010 ligt het tarief voor de HH1 € 18,50 en voor HH2 € 22,00.

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding als volgt plaats:

Klasse

HH1

HH2

1

(1 uur p/w)

€ 962,00

€ 1.144,00

2

(3 uur p/w)

€ 2.886,00

€ 3.432,00

3

(5,5 uur p/w)

€ 5.291,00

€ 6.292,00

4

(8,5 uur p/w)

€ 8.177,00

€ 9.724,00

5

(11,5 uur p/w)

€ 11.063,00

€ 13.156,00

6

(14,5 uur p/w)

€ 13.949,00

€ 16.588,00

terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van HH1 € 18,50 en voor HH2 € 22,00 wordt gehanteerd.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 6 Vaststelling bedrag financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    Het in artikel 21 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2010 genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

voor het eerste jaar

100%

van de meerwaarde,

voor het tweede jaar

90%

van de meerwaarde,

voor het derde jaar

80%

van de meerwaarde,

voor het vierde jaar

70%

van de meerwaarde,

voor het vijfde jaar

60%

van de meerwaarde,

voor het zesde jaar

50%

van de meerwaarde,

voor het zevende jaar

40%

van de meerwaarde,

voor het achtste jaar

30%

van de meerwaarde,

voor het negende jaar

20%

van de meerwaarde, en

voor het tiende jaar

10%

van de meerwaarde.

In alle gevallen minus het bedrag van de eigen bijdrage dat voor rekening van de eigenaar is gekomen.

Eigen bijdrage woonvoorziening

Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van een financiële tegemoetkoming in de subsidiabele posten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 13 van de verordening boven 1,5 x het voor de betreffende persoon geldende sociaal minimum conform de WWB (Wet werk en bijstand) vast onder aftrek van een inkomensafhankelijke eigen betaling volgens de hierna volgende tabel:

inkomensklasse

eigen betaling

1,5 - 2,0

Inkomensgrens

466,00

2,0 – 2,5

Inkomensgrens

933,00

2,5 – 3,0

Inkomensgrens

1.399,00

3,0 – 3,5

Inkomensgrens

1.865,00

3,5 – 4,0

Inkomensgrens

2.383,00

4,0 – 4,5

Inkomensgrens

2.798,00

4,5 – 5,0

Inkomensgrens

3.316,00

hoger dan 5,0

Inkomensgrens

4.145,00

De inkomensafhankelijke bijdrage geldt voor een woonvoorziening van € 2.591,00 of meer.

Bij de berekening van de eigen bijdrage wordt rekening gehouden met het gestelde in artikel 3

  • 3.

    Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2010 bedraagt € 2.500,00

  • 4.

    Aan een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd kan een bedrag verstrekt worden van € 2.500,00

  • 5.

    a.Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van de van de woonvoorziening kan alleen verstrekt worden voor de hieronder vermelde voorzieningen:

  • -

    trapliften;

  • -

    rolstoel- of sta-plateauliften;

  • -

    woonhuisliften;

  • -

    patiëntenliften;

  • -

    mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • -

    elektromechanische openings- en afsluitingsmechanismen van deuren.

    b.De hierboven, onder a, genoemde tegemoetkoming is gelijk aan de daadwerkelijke kosten

  • 6.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting is vastgesteld op:

    • a.

      de werkelijke kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte, met een maximum van € 600,00 per maand;

    • b.

      de werkelijke kale huurlasten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, met een maximum van € 300,00 per maand.

  • 7.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving bedraagt maximaal € 600,00 per maand. De vergoeding wordt niet eerder verleend dan vanaf de tweede maand waarin sprake is van huurderving.

  • 8.

    Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2010 bedraagt € 1.500,00.

  • 9.
    • a.

      Indien de technische levensduur van een woonwagen of een woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedraagt de tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor aanpassing maximaal € 2.500,00;

    • b.

      bij de toepassing van hetgeen hierboven onder a. is genoemd wordt uitgegaan van een woonschip dan wel een woonschip, zoals genoemd in de Huisvestingswet.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud, reparatie, verzekering e.d. zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 7 Inkomensgrens

  • 1. De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 24 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, bedraagt 1,5 x het voor de betreffende persoon geldende sociaal minimum conform de Wet werk en bijstand.

  • 2. Indien echtgenoten - dan wel daarmee gelijkgestelde personen - beiden gehandicapt zijn en aangewezen zijn op een vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 26 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, wordt aan iedere echtgenoot afzonderlijk een vervoersvoorziening toegekend. Voor zover de vervoersbehoeften van echtgenoten samenvallen wordt een enkele vergoeding toegekend.

Artikel 8 Collectief vervoer en bedragen individuele vervoersvoorzieningen

  • 1. Als gevolg van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Provincie Utrecht en een twaalftal ge-meenten, waaronder de gemeente de Ronde Venen, bestaat er een collectieve vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 23 onder a. van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Op grond van artikel 25 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning rust er een primaat op deze voorziening.

  • 2.

    • a.

      Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 1.050,00

    • b.

      Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 1.050,00

    • c.

      Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.575,00

    • d.

      Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 678,00

    • e.

      Voor gebruik van collectief vervoer wordt per zone het blauwe strippenkaarttarief gehanteerd.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 9 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst-adequate huurprijs inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

Hoofdstuk 7. Advisering.

Artikel 10 Verplicht advies

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 32 lid 2 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2010 advies gevraagd moet worden bedraagt € 20.420,00.

Artikel 11 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 34 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 12 Intrekking

Met ingang van 1 januari 2010 worden ingetrokken:

het “Besluit maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2009

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2010.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Ronde Venen 2010.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van

burgemeester en wethouders van gemeente De Ronde Venen, op 27 april 2010.

de secretaris, de burgemeester,

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Ronde Venen 2010 - Toelichting

Inleiding

Naast een verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is er ook een gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn alle bedragen bij elkaar gebracht, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden en dus in de Raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.

Vaststelling van het Besluit door het college kan uiteraard pas als de Raad de verordening heeft vastgesteld en de verordening is gepubliceerd.

Het eerste onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld.

Per hoofdstuk worden vervolgens alle nog vast te stellen bedragen opgenomen, zodat die ingevuld kunnen worden en het Besluit spoort met de verordening.

In hoofdstuk 7 wordt geregeld boven welk bedrag in bepaalde omstandigheden advies gevraagd moet worden en hoe de samenhangende afstemming bij de toekenning, zoals genoemd in artikel 5 van de wet, wordt geregeld.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Algemeen

De systematiek van de verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan geen eigen bijdrage wordt gevraagd.

Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden.

Artikel 1 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst. Het is de taak van de gemeente om de aanvrager goed te informeren over de voor- en nadelen van zowel een verstrekking in natura als een persoonsgebonden budget.

  • 2. Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager eventueel een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Allereerst is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als de algemene hulp bij het huishouden een goede en snelle oplossing biedt. Daarvan zal sprake zijn indien het gaat om een beperkte omvang in tijd en/of duur. Daarnaast zal ook in situaties dat tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, dit als contra-indicatie worden opgevat. Er kunnen ook beperkingen van dien aard zijn dat mensen niet verantwoord met een persoonsgebonden budget kunnen omgaan. Denk aan mensen met verslavingsproblematiek, psychiatrische stoornissen, dementie en verstandelijke beperkingen. Hebben zij echter een goed netwerk van mensen die voor hen het beheer en regelwerk doen, dan kan een persoonsgebonden budget voor hen wel degelijk beschikbaar blijven. Goede informatie, advies en ondersteuning zorgen ervoor dat meer mensen verantwoord van een persoonsgebonden budget gebruik kunnen maken.

  • 3. Een woonvoorziening kan verstrekt worden als voorziening in natura. Dit zal vooral gelden voor kleinere, losse en daarom vaak herbruikbare voorzieningen, zoals douchestoelen, toiletstoelen en dergelijke voorzieningen. Bouwkundige woonvoorzieningen zullen naar hun aard over het algemeen niet als voorziening in natura aangeboden kunnen worden. Dit artikellid bepaalt dat roerende woonvoorzieningen, vanaf een bepaald bedrag uitsluitend in natura worden aangeboden, om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging.

  • 4. Een sportrolstoel wordt alleen verstrekt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend. Indien men langer dan drie jaar dezelfde sportvoorziening gebruikt kan men een vergoeding krijgen voor het onderhoud van die voorziening.

  • 5. De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt hier vastgelegd. In de beleidsregels zijn nadere regels worden opgesteld met betrekking tot de controle.

  • 6. Een deel van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is vrij besteedbaar en hoeft niet verantwoord te worden. De aanvrager kan het vrij besteedbare bedrag besteden aan extra telefoonkosten in verband met zorgverleners, een lidmaatschap van een budgethoudersvereniging, kleine administratie kosten als postzegels, kleine attentie voor de zorgverlener, briefpapier, enz.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Artikel 2 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit maatschappelijke ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gepubliceerd in Staatsblad 450, d.d. 2 oktober 2006) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1 geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de AMvB op pagina 21. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn.

De in dit artikel genoemde bedragen gelden per 1 januari 2010 en zijn door het Ministerie van VWS vastgesteld (Staatscourant 2009, nr. 17868).

Artikel 3 Negenendertig perioden van vier weken

Artikel 4.1., lid 3 van de AMvB bepaalt dat bij roerende zaken die in eigendom worden verschaft of bij bouwkundige of woontechnische aanpassingen de eigen bijdrage of het eigen aandeel over maximaal 39 perioden van vier weken gevraagd mag worden. Dit artikel geeft de invulling daarvan.

Artikel 4 Eigen bijdragen of het eigen aandeel

In de gemeente De Ronde Venen wordt een eigen bijdrage of het eigen aandeel gevraagd bij hulp in het huishouden, vervoersvoorzieningen(fiets in bijzondere uitvoering) en bij een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager.

Geen eigen bijdrage wordt gevraagd in de volgende gevallen:

Bij een verstrekking van een individuele vervoersvoorziening, ten behoeve van een

  • a.

    aanpassing eigen auto

  • b.

    een al dan niet aangepaste bruikleenauto

  • c.

    een open elektrische buitenwagen

  • d.

    forfaitaire financiële tegemoetkomingen voor vervoerskosten

  • e.

    deelname aan het collectief vervoer

Geen eigen bijdrage rolstoel en sportvoorziening

Bij een verstrekking van een forfaitair bedrag, ten behoeve van een

  • a.

    rolstoel

  • b.

    sportvoorziening

Bij een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager indien de kosten van de aanpassing minder bedragen dan € 2.591,00,-. De eigen bijdrage geldt voor inkomens die meer bedragen dan 1,5 van het voor betreffende persoon geldende sociaal minimum conform de WWB.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 5 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden

In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.

De gemeente De Ronde Venen heeft in 2007 gekozen om een zgn. klassenindeling te gebruiken, zoals ook in de AWBZ gehanteerd wordt. Het bedrag wordt gebaseerd op de bij het midden van de klasse behorende aantal uren, eveneens vermenigvuldigd met het uurbedrag dat gelijk is aan het uurbedrag zorg in natura. Dat betekent dat in klasse 1 het bedrag gebaseerd is op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op 11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur.

Vanwege jurisprudentie en een advies van de Wmo-raad De Ronde Venen is besloten om per 1 januari 2010 het persoonsgebonden budget vast te stellen op basis van het werkelijk aantal geïndiceerde uren.

Tarieven PGB

De hoogte van de tarieven voldoen aan de Wmo-uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en zijn afgestemd op de hoogte van het uurtarief waarvoor de gemeente huishoudelijke verzorging in de zin van de Wmo krachtens aanbesteding heeft gecontracteerd.

Dienstverlening SVB Servicecentrum PGB

Voor de budgethouders heeft de gemeente een contract afgesloten met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De vergoedingen voor de dienstverlening van de SVB Servicecentrum PGB bestaan uit een drietal elementen: vastrecht, dienst salarisadministratie en de overige kosten. De gemeente betaalt deze kosten voor iedere budgethouder.

Voor het vastrecht worden de volgende diensten verleend:

  • -

    het beheer van collectieve verzekeringen en het beheer van collectieve voorzieningen;

  • -

    modelovereenkomsten;

  • -

    kenniscentrum op arbeidsrechtelijk terrein

  • -

    arbodienstverlening

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 6 Vaststelling bedrag financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

In lid 1 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels.

Lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.

De leden 3 tot en met 9 vermelden de bedragen die verstrekt kunnen worden als het gaat om woonvoorzieningen, zoals een verhuiskostenvergoeding.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 7 Inkomensgrens

Dit artikel legt vast vanaf welke grens de auto algemeen gebruikelijk wordt geacht.

Indien echtgenoten - dan wel daarmee gelijkgestelde personen - beiden een beperking hebben zijn en aangewezen zijn op een vervoersvoorziening, wordt aan iedere echtgenoot afzonderlijk een vervoersvoorziening toegekend. Voor zover de vervoersbehoeften van echtgenoten samenvallen wordt een enkele vergoeding toegekend. Deze uitwerking van artikel 26, lid 2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt geregeld in lid 2.

Artikel 8 Collectief vervoer en bedragen individuele vervoersvoorzieningen

Het eerste lid regelt de uitvoering van het primaat collectief vervoer.

Het tweede lid legt een aantal bedragen vast voor de (bruikleen)autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en is in de beleidsregels verder uitgewerkt.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 9 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor rolstoel

Dit artikel gaat uit van de situatie waarin de gemeente de rolstoelen huurt. In die situatie kan een bedrag beschikbaar worden gesteld gelijk aan de huurprijs inclusief de kosten van onderhoud en reparatie. Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen per rolstoel plaats.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 10 Verplicht advies

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bepaalt in artikel 33 lid 2 dat in bepaalde situaties boven een bepaald bedrag verplicht advies gevraagd moet worden. In artikel 10 staat dit bedrag vermeld.

Artikel 11 Samenhangende afstemming

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bepaalt in artikel 34 dat in dit Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikelen 12 tot en met 14

Deze bepalingen spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.

Voetnoten:

1Artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning is gewijzigd per 1 januari 2010 (Staatscourant 2009, nr. 17868). Met ingang van 1 januari 2009 geldt een korting van 33%. Toepassen van de korting op eigen bijdrage gebeurd door het CAK. Vanaf 2010 wordt deze meteen verrekend op de factuur.

2Onder HH1 wordt verstaan op de woning en de cliënt gerichte huishoudelijke werkzaamheden, bijvoorbeeld licht huishoudelijk werk zoals kamers opruimen en planten verzorgen en zwaar huishoudelijk werk zoals stofzuigen en reinigen van toilet en badkamer. Deze activiteiten worden samengevat als ‘schoonmaken’.

Dit wordt indien nodig aangevuld met werkzaamheden die zich meer richten op de persoonlijke verzorging van de cliënt, zoals: boodschappen doen voor het dagelijks leven, broodmaaltijd bereiden, warme maaltijd bereiden, kleding en linnengoed wassen en strijken, huishoudelijke spullen in orde houden, signaleren van relevante veranderingen in de situatie van de cliënt.

De activiteiten ‘schoonmaken’ en ‘signaleren’ dienen bij elke cliënt te worden ingezet.

3Onder HH2 wordt verstaan: categorie HH1 aangevuld met advies, instructie en voorlichting over huishoudelijk werk, organisatie van het huishouden in verband met chronische ziekte of beperkingen, (eventueel) het verzorgen en opvangen van jonge kinderen in verband met uitval van de primaire verzorger(s) en afwezigheid van informele hulp, (eventueel) aangevuld met regievoering bij hulp bij ontregeld huishouden.

De activiteiten ‘schoonmaken’ en ‘signaleren’ dienen bij elke cliënt te worden ingezet. De indicatie bepaalt verder welke andere activiteiten uit bovenstaand overzicht bij de cliënt ingezet dienen te worden.