Regeling vervallen per 01-01-2013

Beleidsnotitie inzake verwijdering van inboedels op de openbare weg

Geldend van 10-02-2006 t/m 31-12-2012

Intitulé

Beleidsnotitie inzake verwijdering van inboedels op de openbare weg

Inleiding

Regelmatig wordt de gemeente Abcoude geconfronteerd met aankondigingen van ´gedwongen´ ontruimingen van woningen. Veelal gaat het om huurwoningen waarbij de bewoners het huis in opdracht van de verhuurder wegens een huurschuld moeten verlaten en leeg moeten opleveren. Indien de huurwoning niet leeg wordt opgeleverd, wordt de inboedel van de huurder op straat gezet.

Het op de weg plaatsen van inboedels is echter in strijd met artikel 2.1.5.1 van de APV. Hierin is bepaald dat het verboden is zonder vergunning van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan. Het plaatsen van goederen op de weg, dus ook een inboedel van een (huur)huis, is geen gebruik conform de bestemming.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet is het college bevoegd om op te treden tegen het illegaal plaatsen van de inboedel op de weg na een ontruiming.

Deze beleidsregel geeft aan hoe het gemeentebestuur zal handelen indien zij geconfronteerd wordt met een ontruiming waarbij de kans aanwezig is dat de inboedel op straat komt te staan.

Gemakshalve wordt in deze notitie uitgegaan van de situatie waarbij een gedwongen ontruiming plaatsvindt in opdracht van een eigenaar / verhuurder en in dat kader de inboedel van de huurder op de openbare weg wordt gezet.

Bestuursdwang of dwangsom?

Zoals gezegd is het plaatsen van inboedels op de weg in strijd met een verbodsbepaling uit de APV. Het college is verantwoordelijk voor handhaving van dit verbod. Gelet op de overlast die een inboedel op de weg kan veroorzaken ligt handhavend optreden in de rede. De verkeersveiligheid of openbare orde kan in het geding zijn. De gemeente mag de op de weg geplaatste inboedel niet als afval aanmerken en de afgevoerde inboedel als afval laten verbranden. De gemeente is dan aansprakelijk voor de schade (Pres. Rb. Amsterdam 15 februari 2001, JG 01.0138 / KG 2001, 87).

Het college kan handhavend optreden door middel van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom. Beide kunnen preventief worden opgelegd indien er sprake is van een klaarblijkelijk gevaar van een op korte termijn te verwachten overtreding. De gemeente wordt bij ontruimingen en het plaatsen van de inboedel op de openbare weg vooraf op de hoogte gesteld. Er is derhalve sprake van een klaarblijkelijk gevaar van overtreding van de APV, waardoor preventief gehandhaafd kan worden.

Bestuursdwang

De artikelen 5:21 tot en met 5:31 van de Awb geven het college de bevoegdheid om op kosten van de overtreder aan de overtreding van deze bepalingen een einde te maken door middel van het toepassen van bestuursdwang. In feite wordt hierbij de zorg over de inboedel aan de gemeente overgelaten. De gemeente wordt hierbij belast met het verwijderen van de inboedel van de openbare weg en de opslag ervan. De gemeente kan de spullen door middel van bestuursdwang verwijderen van de openbare weg op kosten van de overtreder. Het bestuursorgaan dient vervolgens zorg te dragen voor de bewaring van de opgeslagen zaken en deze terug te geven aan de rechthebbende.

Wanneer een in het kader van de uitoefening van bestuursdwang meegevoerde en opgeslagen zaak niet binnen dertien weken aan de rechthebbende kan worden teruggegeven, is het bestuur gerechtigd deze te verkopen, af te geven of te (laten) vernietigen. Het bestuur mag dit ook al eerder doen wanneer de bestuursdwangkosten in verhouding tot de waarde van de desbetreffende zaken onevenredig hoog worden.

De eigenaar houdt van de desbetreffende zaken gedurende 3 jaar na de verkoop recht op de opbrengst, als daarvan de voldoening van de bestuursdwangkosten en de kosten van verkoop nog iets overblijft.

Vernietigt de gemeente de spullen dan moet de gemeente de waarde van de spullen vergoeden aan de rechthebbende indien hij hier binnen 3 jaar om vraagt én de waarde van de spullen de kosten van de bestuursdwang en bewaring overstijgt. Hierbij moet tevens in acht worden genomen in hoeverre rechthebbende de vernietiging van de spullen aan zichzelf heeft te wijten. Wellicht moet hij dan zelf een deel van de kosten dragen.

Bij het daadwerkelijk toepassen van bestuursdwang gaat de verantwoordelijkheid voor de inboedel over op de gemeente. De gemeente moet zorgvuldig handelen ten opzichte van de spullen. De inboedel zal moeten worden verwijderd van de openbare weg, opgeslagen en teruggegeven dan wel vernietigd of verkocht. Tevens dienen de kosten van verwijdering te worden verhaald op de overtreder en de kosten van opslag op de eigenaar. Het toepassen van bestuursdwang brengt voor de gemeente derhalve veel werk met zich mee. Daarnaast loopt de gemeente het risico dat de opbrengst van de verkoop zo laag is dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang hiermee niet kunnen worden gedekt.

Dwangsom

Een ander instrument is het opleggen van een last onder dwangsom (artikelen 5:32 tot en met 5:36 Awb). Hierbij heeft het bestuursorgaan de bevoegdheid de overtreder van een wettelijk voorschrift een last op te leggen, waarbij aan de overtreding van die last het gevolg wordt verbonden dat hij een of meer geldsommen verschuldigd wordt aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort. Een preventieve dwangsom strekt tot het voorkomen van een daadwerkelijke overtreding.

Een dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. De dwangsom moet derhalve dusdanig hoog zijn dat de voordelen van het laten afvoeren en opslaan (en eventuele verkoop e.d.) van de inboedel door de gemeente niet opwegen tegen de hoogte van de dwangsom. De dwangsom kan worden opgelegd hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last. Het is wenselijk dat de inboedel voor zonsondergang van de openbare weg is verwijderd. Bij ontruimingen ligt een dwangsom per tijdseenheid het meest voor de hand. Hierbij kan men denken aan een dwangsom per dag dat de inboedel niet van de straat verwijderd is voor zonsondergang, waarbij de eerste dwangsom wordt verbeurd op de dag van de ontruiming indien die dag de inboedel niet voor zonsondergang van de openbare weg verwijderd is. Hierbij dient een maximum te worden vastgesteld waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.

Een dwangsom dient te worden opgelegd aan de overtreder. Als overtreder wordt aangemerkt degene die het in zijn macht heeft aan de overtreding een einde te maken. Bij ontruimingen van woningen zijn meerdere partijen betrokken. De eigenaar / verhuurder van de woning die heeft verzocht om ontruiming (executant), de deurwaarder, degene die is of wordt uitgezet (de eigenaar van de inboedel, de geëxecuteerde), eventuele derden die claimen eigenaar van bepaalde onderdelen van de inboedel te zijn en de gemeente. Bij ontruimingen is het veelal een verhuurder, bijvoorbeeld een woningcorporatie, die de ontruiming eist en bewerkstelligt. Hij kan dan ook gezien worden als overtreder, door of namens hem wordt immers de inboedel op straat gezet. Ook uit jurisprudentie blijkt dat de opdrachtgever tot een gedwongen ontruiming dient te worden aangemerkt als overtreder van het verbod van artikel 2.1.5.1 van de APV (ABRS 7 november 2001, AB 2002, 177 / Rb. Zutphen 2 september 2004, LNJ-nr. AQ8910). De opdrachtgever tot de ontruiming heeft het volgens de jurisprudentie in zijn macht de overtreding te (doen) voorkomen of beëindigen. Indien de geëxecuteerde niet zelf voor zijn zaken uit de ontruiming zorgdraagt is de opdrachtgever uit hoofde van zaakwaarneming bevoegd die zaken mee te voeren en eventueel op te slaan.

Voordeel van het opleggen van een last onder dwangsom is dat de verantwoordelijkheid voor de spullen bij de opdrachtgever blijft. De gemeente hoeft niet zorg te dragen voor verwijdering en opslag van de inboedel en ook niet voor teruggave, vernietiging en verkoop. Daarnaast loopt de gemeente niet het risico dat de opbrengst van de verkoop zo laag is dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang hiermee niet kunnen worden gedekt.

Gemeentelijk beleid

Het volgende stappenplan is een leidraad voor het handelen van de gemeente bij een (dreigende) ontruiming waarbij de inboedel mogelijk op de openbare weg wordt gezet. Er kunnen uiteraard altijd omstandigheden zijn op grond waarvan de beschreven handelswijze niet gevolgd kan worden. Het college zal in dat geval weloverwogen moeten handelen en een oplossing moeten zoeken conform de wettelijke voorschriften en jurisprudentie.

  • -

    Na ontvangst van het bericht van de deurwaarder over een op handen zijnde ontruiming, schrijft de gemeente de verhuurder / eigenaar / opdrachtgever aan dat de inboedel direct na uitzetting verwijderd moet worden en dat bij nalaten hiervan een dwangsom zal worden geïnd van € 2000,- per dag dat de inboedel op de openbare weg wordt geplaatst en deze niet voor zonsondergang verwijderd is, waarbij de eerste dwangsom wordt verbeurd op de dag van de ontruiming indien die dag de inboedel niet voor zonsondergang van de openbare weg verwijderd is.

  • -

    Het bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd wordt vastgesteld op € 10.000, -.

  • -

    Omdat, gelet op de korte termijn, in het algemeen de vereiste spoed zich verzet tegen horen zal toepassing worden gegeven aan artikel 4:11 Awb.

  • -

    De gemeente int na het niet opvolgen van de aanschrijving direct de dwangsom (dus per dag). Hiervoor is het noodzakelijk dat dagelijks gecontroleerd wordt of de inboedel nog op straat staat. Indien mogelijk nog controleren vlak na zonsondergang en anders direct de volgende morgen.

  • -

    Indien de volledige dwangsom is geïnd en nog geen einde is gemaakt aan de overtreding bekijkt het college of een hogere dwangsom zal worden opgelegd dan wel wordt overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang.

Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsnotitie wordt aangehaald als ´Beleidsnotitie inzake verwijdering van inboedels op de openbare weg´ en treedt in werking 8 dagen na bekendmaking.

Abcoude, 10 januari 2006

het college van burgemeester en wethouders van Abcoude,

de secretaris, de burgemeester,