Regeling vervallen per 01-01-2015

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten De Ronde Venen 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten De Ronde Venen 2011

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    erfgoedverordening: Erfgoedverordening De Ronde Venen 2011;

  • b.

    eigenaar: natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom heeft of een ander zakelijk recht op een gemeentelijk monument in gemeente De Ronde Venen, de zakelijk gerechtigde;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen;

  • d.

    gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente De Ronde Venen;

  • e.

    gemeentelijk monument: een monument dat overeenkomstig de erfgoedverordening door het college is aangewezen;

  • f.

    subsidiabele instandhoudingskosten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een gemeentelijk monument in stand te houden. Hieronder zijn niet begrepen kosten, die uitsluitend dan wel in overwegende mate worden gemaakt, voor de verbetering van het wooncomfort;

  • g.

    subsidie: een aanspraak op financiële middelen, door de gemeente De Ronde Venen verstrekt met het oog op de instandhouding van een gemeentelijk monument;

  • h.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor gemeentelijke monumenten;

  • i.

    instandhoudingswerkzaamheden: onderhouds- of restauratiewerkzaamheden gericht op het behouden van de cultuurhistorische waarden van het monument;

  • j.

    meerwerk: uitgevoerde werkzaamheden welke niet in de subsidieverlening zijn opgenomen;

  • k.

    BTW: belasting over de toegevoegde waarde;

  • l.

    Monumentenwacht Utrecht: Stichting die zich ten doel stelt het verval van cultuurhistorische bouwwerken in de provincie Utrecht te voorkomen en deskundig is in het uitvoeren van bouwkundige inspecties.

Artikel 2. Subsidieplafond

  • 1. De gemeenteraad stelt jaarlijks bij de behandeling van de begroting het budget, zijnde het subsidieplafond, vast voor de verstrekking van subsidie ten behoeve van de instandhouding van gemeentelijke monumenten op grond van deze verordening.

  • 2. Het subsidieplafond wordt door het college bekendgemaakt voor aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 3. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 3. Behandeling

  • 1. Het college is bevoegd tot het verlenen, vaststellen en uitbetalen van subsidies als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Aanvragen om subsidie worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 3. De volgorde van binnenkomst wordt bepaald door de datum van ontvangst van de volledige aanvraag, zoals bepaald in artikel 9 tweede lid.

Artikel 4. Grondslag en werkingssfeer

  • 1. Deze verordening is van toepassing op aanvragen om subsidie voor werkzaamheden aan gemeentelijke monumenten, die beogen de monumentale waarde van het monument in stand te houden.

  • 2. Het college stelt een formulier vast voor het aanvragen van subsidie op grond van deze verordening.

Artikel 5. Toezicht

  • 1. Het college is bevoegd personen aan te wijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving.

  • 2. De eigenaar is verplicht om aan door het college aangewezen personen toegang te verschaffen tot het gemeentelijk monument waarvoor subsidie is verleend. Daarnaast is de eigenaar verplicht inzage te geven in alle op het werk betrekking hebbende stukken.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIE

Artikel 6. Subsidiabele instandhoudingskosten

  • 1. De subsidie wordt verleend over de subsidiabele instandhoudingskosten. Kosten waarvoor op grond van enige andere regeling of verzekering een bijdrage in de kosten kan worden verkregen, kunnen hier op in mindering worden gebracht.

  • 2. De subsidiabele instandhoudingskosten van de werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden bepaald aan de hand van beoordeling op noodzakelijkheid, soberheid en doelmatigheid.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de subsidiabele instandhoudingskosten wordt de meest recente versie van de “Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten Brim” als uitgangspunt genomen.

  • 4. Naast de kosten zoals vermeld in artikel 7, eerste lid, vallen de kosten van bouwkundig of bouwhistorisch onderzoek onder de subsidiabele instandhoudingskosten, mits het onderzoek is uitgevoerd door de Monumentenwacht Utrecht.

  • 5. Het college kan in bijzondere gevallen van de leidraad, genoemd in het derde lid, afwijken.

Artikel 7. Subsidiecategorieën

De subsidie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, bedraagt voor:

  • 1.

    een gemeentelijk monument, geen gebouw zijnde: 20% van de subsidiabele instandhoudingskosten. Hierbij geldt dat de subsidiabele instandhoudingskosten minimaal €750,- moeten zijn. Het maximaal uit te keren subsidiebedrag bedraagt € 2.000,- (subsidiabele instandhoudingskosten € 10.000,-);

  • 2.

    een gemeentelijk monument, gebouw zijnde: 40% van de subsidiabele instandhoudingskosten. Hierbij geldt dat de subsidiabele instandhoudingskosten minimaal €750,- moeten zijn. Het maximaal uit te keren subsidiebedrag bedraagt € 9.000,- (subsidiabele instandhoudingskosten € 22.500,-).

Artikel 8. Aanvullende subsidiegronden

Indien er sprake is van grootschalig funderingsherstel kan het college besluiten in aanvulling op het bepaalde in artikel 7, een subsidie toe te kennen van 40% van de subsidiabele instandhoudingskosten voor dit funderingsherstel tot een maximaal uit te keren subsidiebedrag van €11.000,- (subsidiabele instandhoudingskosten €27.500,-).

HOOFDSTUK 3. DE PROCEDURE

Artikel 9. De subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt bij het college ingediend, vóórdat met de werkzaamheden een aanvang is gemaakt.

  • 2. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier en bevat in ieder geval:

    • a.

      (detail-)tekeningen van de bestaande situatie en de nieuwe situatie;

    • b.

      een gedetailleerde werkomschrijving;

    • c.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • d.

      foto’s van de bestaande situatie, inclusief, indien van toepassing, detailfoto’s van de gebreken.

  • 3. Indien er sprake isvan een omvangrijke of totaalrestauratie waarbij de subsidiabele instandhoudingskosten boven de €10.000,- liggen, moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van een inspectierapport,dat minder dan twee jaar voor de datum van indiening is opgesteld door de Monumentenwacht Utrecht of een ander, naar het oordeel van het college, gekwalificeerd bouwtechnisch bureau.

  • 4. Het college kan van de aanvrager, naast de in het tweede lid genoemde gegevens, aanvullende gegevens verlangen, mits deze gegevens noodzakelijk zijn voor een goede beoordeling van de subsidieaanvraag.

  • 5. Indien de subsidieaanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager door het college in de gelegenheid gesteld om de subsidieaanvraag binnen vier weken aan te vullen. Indien de aanvrager van deze gelegenheid geen gebruik maakt, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.

  • 6. De ontvangst van de subsidieaanvraag wordt schriftelijk aan de aanvrager bevestigd.

  • 7. Indien een monument meerdere eigenaren heeft, dient de subsidieaanvraag mede door deze eigenaren te zijn ondertekend.

Artikel 10. Voorwaarden

  • 1. De subsidie wordt uitsluitend toegekend aan de eigenaar van het object ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor subsidie mag niet met de uitvoering van de werkzaamheden zijn begonnen voordat het college heeft beslist over de aanvraag om subsidie.

  • 3. Het uitvoeren van de werkzaamheden moet conform de beschikking tot verlening van subsidie geschieden. Indien werkzaamheden niet (volledig) worden uitgevoerd, meldt de aanvrager dit schriftelijk aan het college, zoals bedoeld in artikel 12.

  • 4. Een subsidie wordt verleend en vastgesteld op de voorwaarde dat de eigenaar het gemeentelijk monument in een goede staat zal onderhouden teneinde het behoud gedurende een periode van 15 jaar na de vaststelling van de subsidie te waarborgen.

  • 5. Het college kan aan de subsidieverlening andere voorwaarden verbinden.

Artikel 11. Weigeringsgronden

1. Een aanvraag om subsidie wordt in ieder geval afgewezen wanneer:

  • a.

    met het treffen van de voorzieningen het belang van monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

  • b.

    de aanvrager bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, en deze niet zijn aangevuld;

  • c.

    voor de uit te voeren werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht en deze niet is verleend;

  • d.

    voor de uit te voeren werkzaamheden een andere subsidie is toegekend;

  • e.

    niet is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 10;

  • f.

    de kosten op grond van een verzekering of enig andere regeling zijn gedekt;

  • g.

    voor de betreffende instandhoudingswerkzaamheden binnen een periode van 15 jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag wordt ingediend reeds subsidie is verleend;

  • h.

    voor zover door het verlenen van subsidie het in artikel 2 bedoelde subsidieplafond wordt overschreden;

  • i.

    niet wordt voldaan aan bepalingen uit deze verordening.

Artikel 12. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Binnen 26 weken na de verzenddatum van de beschikking tot verlening van subsidie, moet gestart zijn met de instandhoudingswerkzaamheden.

  • 2. De instandhoudingswerkzaamheden worden uitgevoerd conform het bepaalde in de beschikking tot verlening van subsidie

  • 3. De aanvrager meldt de aanvang van de instandhoudingswerkzaamheden tenminste twee weken van tevoren aan het college.

  • 4. De instandhoudingswerkzaamheden moeten binnen twee jaar na de verzenddatum van de beschikking tot verlening van subsidie zijn voltooid.

  • 5. De aanvrager moet binnen twee jaar na de verzenddatum van de beschikking, ter definitieve vaststelling van de subsidie, de facturen en betalingsbewijzen bij het college indienen.

Artikel 13. Gereedmelding werkzaamheden, vaststelling en uitbetaling subsidie

  • 1. Het college stelt de subsidie definitief vast binnen zestien weken nadat de facturen en betalingsbewijzen door het college ontvangen zijn en de in de beschikking tot verlening van subsidie opgenomen werkzaamheden bij het college zijn gereed gemeld, gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2. De subsidie wordt uitbetaald binnen zes weken na de verzenddatum van de vaststellingsbeschikking.

  • 3. De uitbetaling van de subsidie geschiedt op een door de aanvrager bij de gereedmelding opgegeven bank- of gironummer.

  • 4. Indien de aanvrager failliet gaat voordat de subsidie definitief is vastgesteld, kan door derden geen aanspraak gemaakt worden op uitbetaling van de subsidie.

  • 5. Indien de werkzaamheden niet (volledig) conform de beschikking tot subsidieverlening zijn uitgevoerd, wordt de subsidie op een lager bedrag vastgesteld.

  • 6. Meerwerk komt niet in aanmerking voor subsidie.

  • 7. Instandhoudingswerkzaamheden die geheel of gedeeltelijk zijn verricht door de eigenaar of door vrijwilligers c.q. personen, die voor hun werkzaamheden geen financiële vergoeding ontvangen, komen niet voor subsidiëring in aanmerking.

  • 8. Bij de definitieve vaststelling van de subsidie is artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing.

Artikel 14. Intrekken en terugvorderen subsidie

Het college is bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlenings- of subsidievaststellingsbeschikkingen, en tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van reeds uitbetaalde subsidiegelden. Ten aanzien van deze bevoegdheden is afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing.

HOOFDSTUK 4: OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15. Bijzondere gevallen

Het college kan in bijzondere gevallen, in het belang van de monumentenzorg of de cultuurhistorische waarden, afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 16. Inwerkingtreding en intrekking oude regeling

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

  • 2. De Subsidieverordening gemeentelijke monumenten 1998, vastgesteld op 22 januari 1998, wordt ingetrokken.

Artikel 17. Overgangsbepaling

Deze verordening is niet van toepassing op subsidieaanvragen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld. Op onvolledige subsidieaanvragen, die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, en die daarna volledig zijn geworden, is deze verordening van toepassing.

Artikel 18. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Subsidieverordening gemeentelijke monumenten De Ronde Venen 2011”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 januari 2011, de griffier,

Toelichting Subsidieverordening Gemeentelijke Monumenten De Ronde Venen 2011

Enkele onderdelen van de verordening worden hier nader toegelicht.

Inleiding

De “Subsidieverordening Gemeentelijke Monumenten De Ronde Venen 2011” is tot stand gekomen als opvolger van de “Subsidieverordening gemeentelijke monumenten 1998” van de voormalige gemeente De Ronde Venen. Dit is gebeurd als onderdeel van de harmonisatie van beleid in het kader van de herindeling van de gemeenten Abcoude en De Ronde venen per 1 januari 2011.

In de voormalige gemeente Abcoude bestonden geen gemeentelijke monumenten en is daarom ook geen subsidieverordening ten behoeve van gemeentelijke monumenten opgesteld. Bij het opstellen van deze verordening is daarom uitgegaan van de verordening van de voormalige gemeente De Ronde Venen. Omdat deze verordening inmiddels bijna dertien jaar oud is, is van de gelegenheid gebruik gemaakt de verordening aan te passen aan de veranderingen in inzicht die zich in de tussenliggende periode op het gebied van monumentenzorg hebben voorgedaan. Hierbij hebben uiteraard de ervaringen met subsidieverlening in de praktijk ook een rol gespeeld.

Artikel 1, sub b. Eigenaar

Zo is hier aangegeven dat enkel eigenaren van gemeentelijke monumenten in aanmerking kunnen komen voor een subsidie. Eigenaren van rijksmonumenten kunnen dus geen aanspraak maken op een gemeentelijke subsidie. Subsidieverlening voor rijksmonumenten verloopt via het Rijk. Hiervoor is het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) opgesteld. Op grond van deze regeling komen eigenaren van beschermde rijksmonumenten in aanmerking voor een instandhoudingssubsidie of een goedkope lening, al dan niet in combinatie met fiscale aftrek van de onderhoudskosten.

Artikel 2. Subsidieplafond

Het subsidieplafond is een instrument om “open einde financiering” tegen te gaan. Jaarlijks stelt de gemeenteraad bij de behandeling van de begroting de hoogte van het budget vast voor de subsidie van gemeentelijke monumenten krachtens deze verordening. Dit is tevens het subsidieplafond. Ten behoeve van een efficiënte manier van werken wordt het subsidieplafond vervolgens gepubliceerd door het college, waarbij aangegeven wordt op welke wijze de beschikbare subsidiegelden verdeeld zullen worden. Dit is geregeld in artikel 3 van de verordening.

Artikel 3. Behandeling

Aanvragen om subsidie worden op volgorde van binnenkomst behandeld. Deze volgorde kan van groot belang zijn indien het subsidieplafond bereikt wordt. Hierbij was voorheen niet bepaald of een aanvraag compleet moet zijn om in behandeling genomen te kunnen worden. Het moment van de ontvangst van een aanvraag was daarom bepalend. Hierdoor kon de situatie zich voordoen dat een aanvraag geruime tijd onvolledig bleef, wat voor onduidelijkheid over de beschikbaarheid van voldoende subsidiegelden kon zorgen voor aanvragen die aansluitend ontvangen werden. Om deze onwenselijke gang van zaken te voorkomen is daarom bepaald dat de volgorde van binnenkomst wordt bepaald door de datum van ontvangst van de volledige aanvraag.

Artikel 6. Subsidiabele instandhoudingskosten

Subsidie wordt enkel toegekend als de voorgenomen werkzaamheden noodzakelijk zijn voor het behoud en sober en doelmatig zijn van aard. Indien werkzaamheden worden uitgevoerd louter ter verfraaiing, dan komen deze niet in aanmerking voor subsidie.

De “Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten Brim” wordt door het Rijk opgesteld en bijgehouden ten behoeve van de bepaling van de subsidiabele instandhoudingskosten bij aanvragen om subsidie voor rijksmonumenten. De keuze is gemaakt om van de expertise bij het Rijk op dit vlak gebruik te maken en deze leidraad eveneens bepalend te maken voor de subsidiabele instandhoudingskosten krachtens deze verordening. De leidraad is via de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (http://www.cultureelerfgoed.nl) terug te vinden.

Stichting Monumentenwacht Utrecht

Naast deze leidraad wordt de een inspectie door de Monumentenwacht Utrecht specifiek als onderdeel van de subsidiabele instandhoudingskosten genoemd. Reden hiervoor is de aangetoonde positieve invloed die deze inspecties en het contact van de Monumentenwacht met eigenaren hebben op de bouwkundige staat van monumenten.

Om een monument in stand te kunnen houden is het voor de eigenaar van belang om kennis te hebben van de bouwtechnische toestand van zijn monument. Omdat het bij monumenten om vaak specialistische kennis gaat die een eigenaar over het algemeen niet bezit, is het van belang dat deze specialistische kennis tijdig en periodiek wordt ingewonnen. De Stichting Monumentenwacht Utrecht heeft een product ontwikkeld waar zij dat in kan leveren, namelijk een abonnement op de Monumentenwacht Utrecht.

Nadat een eigenaar van een monumentaal pand een abonnement heeft afgesloten wordt het pand regelmatig (b.v. jaarlijks of om de drie jaar) van kelder tot nok grondig geïnspecteerd. Dat werk wordt gedaan door monumentenwachters: vakmensen met een specialisatie in het restauratie- en onderhoudswerk. Na de inspectie worden de bevindingen vastgelegd in een inspectierapport, dat vervolgens aan de eigenaar wordt toegezonden. In het rapport staat niet alleen wat de staat van onderhoud van een gebouw is, maar ook wat eraan gedaan moet worden en op welke termijn, dus hoe urgent het is.

Naast de periodieke inspecties kan een (toekomstig) eigenaar ook voor een eenmalige inspectie bij Monumentenwacht aankloppen. Bijvoorbeeld bij aankoop van een monumentaal pand of tijdens de verbouw. Daar waar de inspectierapporten aangeven 'wat' er moet gebeuren en 'wanneer' dat moet plaatsvinden, wordt in de aanvullende adviezen antwoord gegeven op de vervolgvraag 'hoe' die werkzaamheden het beste kunnen worden uitgevoerd.

Instandhouding en leningen

Er is voor gekozen om een nieuwe indeling in subsidiecategorieën te maken. Hierbij is aangesloten op de veranderde inzichten binnen de monumentenzorg en de praktijk van subsidieverstrekking. In navolging van het rijk, die deze keuze heeft gemaakt betreffende de verstrekking van subsidie ten behoeve van rijksmonumenten in het Brim, is er voor gekozen het onderscheid tussen onderhoud en restauratie te laten vervallen. Onderhoud aan rijksmonumenten wordt door het Rijk niet als principieel anders als onderhoud aan normale panden gezien. Zonder voldoende en tijdig onderhoud zal een pand naar verloop van tijd in een toenemend slechte staat komen te verkeren. Hierdoor is normaal onderhoud niet langer toereikend en is restauratie of uitgebreide restauratie vereist. Dit brengt meer kosten met zich mee dan tijdig onderhoud. Door restauratie niet langer specifiek subsidiabel te maken wordt het tijdig onderhoud van rijksmonumenten gestimuleerd. Er is daarom gekozen om enkel nog instandhoudingskosten subsidiabel te stellen. In deze verordening is voor dezelfde lijn gekozen.

Sinds enkele jaren is het bovendien mogelijk voor eigenaren van gemeentelijke monumenten om een Cultuurfonds-hypotheek af te sluiten via het Nationaal Restauratiefonds. Hierbij is het mogelijk om tegen een zeer lage rente geld te lenen ten behoeve van restauratie van een gemeentelijk monument. Wanneer er grootschalige werkzaamheden aan een pand vereist zijn kan dit een aantrekkelijke optie zijn.

Artikel 7. Subsidiecategorieën

Er zijn twee subsidiecategorieën gedefinieerd. Per categorie is gekeken naar een realistisch percentage en maximumbedrag op basis van de aanvragen om subsidie die in het verleden zijn binnen gekomen. Daarnaast is daarbij rekening gehouden met de hoogte van het jaarlijkse bedrag dat aan subsidie toegekend kan worden. Doel is hierbij ook om de beschikbare subsidiegelden over een groter aantal aanvragers te kunnen verdelen.

Voor beide subsidiecategorieën geldt een drempelbedrag van € 750,- aan subsidiabele kosten om in aanmerking te komen voor subsidie. Reden voor het vaststellen van dit drempelbedrag is drieledig. Ten eerste heeft iedere eigenaar bepaalde kosten voor het onderhoud van een eigendom of dit nu een monument is of niet. Ten tweede draagt dit bij aan een betere verdeling van de subsidiegelden ten behoeve van de grotere projecten. En ten derde beperkt dit de administratieve lasten.

Artikel 8. Aanvullende subsidiegronden (funderingsherstel)

Door de veenondergrond is er in De Ronde Venen vaak sprake van verzakkings- en funderingsproblemen, waarvan het herstel erg hoge kosten met zich mee brengt. In die gevallen waar sprake is van volledig funderingsherstel ten gevolge van verzakkingen kan het college daarom besluiten een aanvullende subsidie te verlenen. Deze komt bovenop de normale subsidie.

Artikel 10 en 11. Voorwaarden en Weigeringsgronden

Indien een subsidieaanvraag niet voldoet aan één van de voorwaarden of voldoet aan één van de weigeringssgronden wordt de subsidieaanvraag door het college afgewezen.

Artikel 15. Bijzondere gevallen

In bijzondere gevallen kan het voorkomen dat op grond van strikte toepassing van de regeling geen of slechts beperkte subsidietoekenning mogelijk is. Het college kan, mits dit strookt met de intentie van de regeling, besluiten om toch een – al dan niet afwijkende – bijdrage toe te kennen.

de voorzitter,