Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels re-integratie 2011 gemeente De Ronde Venen

Geldend van 01-04-2011 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels re-integratie 2011 gemeente De Ronde Venen

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Activering: re-integratieactiviteiten gericht op werkaanvaarding door middel van het activeren, stimuleren en motiveren van de klant. De deelnemers leren omgaan met hun beperkingen en gebruikmaken van de mogelijkheden en vaardigheden die ze wel hebben. Verhoging van de belastbaarheid en veranderen van de leefstijl van de klant staat centraal.

    • b.

      Algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid die algemeen maatschappelijk aanvaard is, geen gewetensbezwaren oproept en niet valt onder “niet algemeen geaccepteerde arbeid” zoals bedoeld in artikel 6 lid 2 WWB, artikel 4a lid 2 IOAW en artikel 4a lid 2 IOAZ;

    • c.

      Arbeidsgehandicapte: de persoon van wie op grond van een medisch-arbeidskundig onderzoek is vastgesteld, dat hij aantoonbare beperkingen heeft ten gevolge van ziekte of gebrek waardoor een belemmering bestaat bij het verkrijgen of verrichten van arbeid;

    • d.

      Arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 sub b van de WWB, artikel 4a lid 1 sub a van de IOAW en artikel 4a lid 1 van de IOAZ;

    • e.

      Arbeidsplaats: een arbeidsplaats is een betaalde baan en een werkplek in combinatie met individuele begeleiding, competentieontwikkeling, training, bemiddeling en begeleiding bij het zoeken naar regulier werk.

    • f.

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken zoals bedoeld in artikel 1:2 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb). In het kader van re-integratie wordt onder belanghebbende verstaan: het lid van de doelgroep dat aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

    • g.

      Doelgroep: belanghebbende uitkeringsgerechtigden (WWB, IOAW en IOAZ), ANW-ers en Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10 lid 2WWB, aan wie op grond van artikel 7 lid 1 sub a van de WWB door de gemeente ondersteuning kan worden geboden. Artikel 40 lid 1 WWB is van overeenkomstige toepassing;

    • h.

      Gezamenlijke huishouding: gezamenlijke huishouding zoals bedoeld in artikel 3 van de WWB, artikel 3 van de IOAW en artikel 3 van de IOAZ.

    • i.

      Inkomen: het inkomen zoals bedoeld in de artikelen 31 en 32 van de WWB;

    • j.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • k.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • l.

      Jobhunting: actieve ondersteuning van belanghebbende bij het zoeken van werk en een actieve benadering van de arbeidsmarkt;

    • m.

      Loonkostensubsidie: loonkostensubsidie aan een werkgever voor het aangaan van een dienstbetrekking met een belanghebbende;

    • n.

      Niet-uitkeringsgerechtigde (nugger): de persoon bedoeld in artikel 6 lid 1 sub a van de WWB;

    • o.

      No riskpolis: een verzekering die de financiële gevolgen van ziekte van de in dienst genomen belanghebbenden voor een werkgever afdekt;

    • p.

      Ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a van de WWB, artikel 34 lid 1 sub a van de IOAW en artikel 34 lid 1 sub a van de IOAZ;

    • q.

      Participatieplaats: participatieplaats zoals bedoeld in artikel 10a WWB;

    • r.

      Re-integratietraject: een traject, bestaande uit één of meer re-integratievoorzieningen, met een duidelijk tijdspad, dat belanghebbende toe leidt naar algemeen geaccepteerde arbeid;

    • s.

      Sociale activering: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie (art 6 lid 1 sub c WWB, artikel 4a lid 1 sub b IOAW en , artikel 4a, lid 1, onder b IOAZ);

    • t.

      Startkwalificatie: zoals bedoeld in artikel 6, lid 1 onder d WWB, artikel 4a, lid 1, onder c IOAW en artikel 4a lid 1 sub c IOAZ. Een startkwalificatie is een diploma op niveau van vwo, havo of mbo-2 niveau;

    • u.

      Trajectplan: een schriftelijk plan, waarin de stappen staan aangegeven die door belanghebbende dienen te worden ondernomen om uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid mogelijk te maken en waarin de wederzijdse rechten en plichten staan aangegeven;

    • v.

      Uitkeringsgerechtigde: een persoon jonger dan 65 jaar, die een uitkering ontvangt in het kader van de WWB, de IOAW of de IOAZ;

    • w.

      Vermogen: het vermogen zoals bedoeld in de artikel 34 van de WWB;

    • x.

      Verordening: Re-integratieverordening 2011 gemeente De Ronde Venen;

    • y.

      Verwervingskosten: kosten die belanghebbende moet maken om zijn beroep te kunnen uitoefenen of een inburgerings-, of re-integratievoorzienig dan wel scholing te kunnen volgen.

    • z.

      Voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a van de WWB, artikel 34 lid 1 sub a van de IOAW en artikel 34 lid 1 sub a van de IOAZ, alsmede de Re-integratieverordening 2011 gemeente De Ronde Venen;

    • aa.

      Werkstage: een re-integratievoorziening waarbij de belanghebbende in de vorm van een werkstage 3 maanden arbeidsritme en/of werkervaring opdoet;

    • bb.

      WWB: Wet werk en bijstand.

      2.Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze beleidsregels in dezelfde betekenis gebruikt als in de WWB, IOAW en IOAZ en in de Re-integratieverordening 2011 gemeente De Ronde Venen.

Artikel 2. Trajectplan

  • 1. Het college draagt zorg voor goede en begrijpelijke informatie richting de belanghebbende over alle regels, rechten en plichten ten aanzien van re-integratiebedrijven en voorzieningen die onderdeel kunnen zijn van een re-integratietraject.

  • 2. Het college zal bij het bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling zoveel mogelijk individueel maatwerk betrachten. In nauwe samenspraak met de belanghebbende wordt de inhoud van de re-integratievoorziening bepaald met als doel de kortste weg naar betaald werk te realiseren en uitstroom uit de uitkering te bewerkstellingen.

  • 3. De wederzijdse afspraken worden schriftelijk vastgelegd in een trajectplan en aan belanghebbende kenbaar gemaakt.

  • 4. In het trajectplan voor een persoon voor wie de arbeidsverplichtingen op grond van de WWB (of de IOAW of de IOAZ) niet gelden (Anw-ers of nuggers bijvoorbeeld), wordt een boetebeding als bedoeld in artikel 6:91 Burgerlijk Wetboek opgenomen.

Artikel 3. Afspraken met belanghebbenden over de gevolgen van het niet nakomen/voortijdig afbreken van een re-integratievoorziening

  • 1. Indien belanghebbende niet of niet behoorlijk aan de verplichtingen van de WWB, de IOAW, de IOAZ en de verordeningen voldoet, kan het college bepalen geen re-integratievoorzieningen beschikbaar te stellen.

  • 2. Het college kan een voorziening beëindigen, intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt;

    • b.

      de belanghebbende niet meer behoort tot de doelgroep van de verordening;

    • c.

      de voorziening, naar het oordeel van het college, onvoldoende leidt tot algemeen geaccepteerde arbeid waarbij de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie gevolgd wordt of -indien de voorziening sociale activering is- niet (meer) voldoet aan de doelstellingen van sociale activering.

  • 3. Als een re-integratievoorziening is gestart, dient belanghebbende deze af te ronden.

  • 4. Het college kan voor de uitvoering van voorzieningen, naast re-integratiebedrijven, afspraken maken met derden, waaronder werkgevers.

Artikel 4. Niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers

  • 1.

    Niet-uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en personen als bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling onder voorwaarde dat:

    • a.

      het inkomen van de belanghebbende, en indien er sprake is van een gezamenlijke huishouding van de belanghebbende en de ander tezamen, niet meer bedraagt dan 150% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm indien de belanghebbende een WWB uitkering zou ontvangen;

    • b.

      het vermogen van de belanghebbende, en indien er sprake is van een gezamenlijke huishouding van de belanghebbende en de ander tezamen, niet meer bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens indien de belanghebbende een WWB uitkering zou ontvangen.

  • 2.

    Bij een aanbod zoals bedoeld in het eerste lid gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de ondersteuning bij arbeidsinschakeling moet binnen maximaal 1 jaar (12 maanden) uitzicht bieden op werk;

    • b.

      de Anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde moet per direct beschikbaar zijn voor werk voor minimaal 24 uur per week;

    • c.

      in afwijking van het bepaalde onder b kan ook een voorziening geboden worden aan degene aan wie ontslag is aangezegd en voor wie omscholing noodzakelijk is.

  • 3.

    Indien de belanghebbende de verplichtingen als opgenomen in de overeenkomst niet nakomt wordt een privaatrechtelijke boete opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte van de boete wordt aangesloten bij de hoogte van de maatregel die zou zijn opgelegd als voor de betreffende persoon wel de arbeidsverplichtingen zouden gelden. Indien de belanghebbende de boete voldoet is hij niet meer gehouden om de overeenkomst nog na te komen (artikel 6:92 BW).

HOOFDSTUK 2

RE-INTEGRATIEVOORZIENINGEN

Artikel 5. Diagnostische instrumenten

  • 1. Het college kan voordat besloten wordt tot een voorziening en/of tot inzet van re-integratievoorzieningen een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de re-integratievoorziening of andere vormen van begeleiding.

  • 2. De volgende diagnostische instrumenten kunnen worden aangeboden: belastbaarheidsonderzoek, psycho-diagnostisch onderzoek en onderzoeken in het kader van verzuimbegeleiding.

Artikel 6. Sociale activering

  • 1. Het college kan aan belanghebbenden voor wie arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, sociale activering aanbieden.

  • 2. Sociale activering betreft het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 3. Het beoogde resultaat is dat de belemmeringen en het isolement zodanig zijn opgeheven dat de klant kan starten in een activeringstraject.

  • 4. De duur van een voorziening sociale activering gericht op zelfstandige maatschappelijke participatie bedraagt maximaal 3 maanden.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan het college besluiten de sociale activering eenmaal met 6 maanden te verlengen, indien de belanghebbende in de eerste drie maanden een positieve ontwikkeling richting het vastgestelde doel heeft doorgemaakt maar het doel nog niet bereikt is.

  • 6. Het college stelt voor sociale activering een subsidieplafond in van € 60.000,00 per jaar.

Artikel 7. Scholing

  • 1. Het college kan scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling indien scholing of opleiding naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

  • 2. Het college biedt aan de alleenstaande ouder met een ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9a lid 1 van de WWB, scholing aan conform het bepaalde in lid 1.

  • 3. Voor uitkeringsgerechtigden, die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten in een participatieplaats, zoals bedoeld in artikel 10a van de WWB en artikel 11 van de re-integratieverordening en die niet beschikken over een startkwalificatie, wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 4. De inhoud van het scholingsaanbod is afhankelijk van de aan/afwezigheid van een startkwalificatie:

    • a.

      indien belanghebbende geen startkwalificatie bezit, wordt hem een opleiding aangeboden op het niveau MBO2. Waar mogelijk wordt deze opleiding op beroepsbegeleidend (BBL) niveau aangeboden.

    • b.

      indien belanghebbende wel in het bezit is van een startkwalificatie, kunnen ook (kortdurende) opleidingen, stages of vrijwilligerswerk als voorziening worden ingezet om de aansluiting met een eerdere afgeronde opleiding of met een eerdere baan te behouden.

  • 5. Het college stelt de volgende voorwaarden ten aanzien van scholing:

    • a.

      reguliere onderwijsvormen, die onder het bereik van de Wet op de studiefinanciering vallen dan wel de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, kunnen op grond van artikel 15 WWB niet met behoud van het recht op bijstand worden gevolgd.

    • b.

      de scholing is arbeidsmarktrelevant waarbij de voorkeur wordt gegeven aan opleidingen die opleiden voor functies waar de vacatures in zijn;

    • c.

      de scholing is gericht op snelle arbeidsinschakeling en duurt niet langer dan maximaal twee jaar;

    • d.

      de goedkoopste scholingsmogelijkheid moet worden benut.

  • 6. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden, indien:

    • a.

      scholing of opleiding naar het oordeel van het college niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van belanghebbende;

    • b.

      scholing niet de meest doelmatige voorziening gericht op arbeidsinschakeling is;

    • c.

      een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening.

Artikel 8. Activering

  • 1. Het college kan aan belanghebbenden met een (zeer grote) afstand tot de arbeidsmarkt een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (activering) aanbieden.

  • 2. Het aanbod heeft als doel het activeren, stimuleren en motiveren van de klant, de deelnemers leren omgaan met hun beperkingen en gebruikmaken van de mogelijkheden en vaardigheden die ze wel hebben. Verhoging van de belastbaarheid en veranderen van de leefstijl van de klant staat centraal. Het aanbod kan bestaan uit activering door middel van sport, coaching, het oefenen van vaardigheden etc.

  • 3. Het beoogde resultaat is dat de klant maatschappelijk actief is en minimaal 1 trede gestegen is op de re-integratieladder.

  • 4. Een activeringsaanbod duurt maximaal 3 maanden.

  • 5. Het college kan deze periode met maximaal 6 maanden verlengen indien de belanghebbende een positieve ontwikkeling richting het vastgestelde doel heeft doorgemaakt, maar het doel nog niet heeft bereikt.

Artikel 9. Jobhunting

  • 1. Het college kan aan een belanghebbende met een kleine tot redelijke afstand tot de arbeidsmarkt met een beperkte problematiek jobhunting aanbieden. In aanvulling op andere re-integratievoorzieningen kan een voorziening jobhunting tevens aangeboden worden aan belanghebbenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 2. Het aanbod jobhunting bestaat uit een actieve ondersteuning van belanghebbende bij het zoeken van werk en een actieve benadering van de arbeidsmarkt.

  • 3. Doel van jobhunting is uitstroom naar duurzaam regulier (niet gesubsidieerd) werk voor een periode van minimaal 6 maanden.

  • 4. De duur van jobhunting bedraagt maximaal 3 maanden.

  • 5. Het college kan besluiten de jobhunting met maximaal 3 maanden te verlengen, indien de belanghebbende een positieve ontwikkeling richting het vastgestelde doel heeft doorgemaakt maar het doel nog niet bereikt is.

Artikel 10. Arbeidsplaats

  • 1. Het college kan aan een belanghebbende met een kleine tot redelijke afstand tot de arbeidsmarkt met een beperkte problematiek een arbeidsplaats aanbieden.

  • 2. Een arbeidsplaats is een betaalde baan en een werkplek in combinatie met individuele begeleiding, competentieontwikkeling, training, bemiddeling en begeleiding bij het zoeken naar regulier werk.

  • 3. Doel van een arbeidsplaats is uitstroom naar duurzaam regulier (niet gesubsidieerd) werk voor een periode van minimaal 6 maanden.

  • 4. De duur van een arbeidsplaats bedraagt maximaal 3 maanden.

  • 5. Het college kan besluiten de arbeidsplaats met maximaal 3 maanden te verlengen, indien de belanghebbende een positieve ontwikkeling richting het vastgestelde doel heeft doorgemaakt maar het doel nog niet bereikt is.

Artikel 11. Participatieplaats

  • 1. Een participatieplaats van gemeente De Ronde Venen kent twee vormen:

    • a.

      Werkstage: een korte, intensieve participatieplaats van 3 tot maximaal 6 maanden waarbij met meerdere sectoren, werkgevers kennis wordt gemaakt of als proefplaatsing bij een werkgever die het voornemen heeft een dienstverband aan te bieden;

    • b.

      Participatieplaats: een participatieplaats van 3 tot 12 maanden.

  • 2. Bij een participatieplaats (werkstage en participatieplaats) staat het activeren van de klant voorop en niet direct gerichte arbeidstoeleiding. De participatieplaats kenmerkt zich door:

    • a.

      werken met behoud van uitkering;

    • b.

      werken bij een publiek/privaat bedrijf of instelling;

    • c.

      kent geen arbeidsovereenkomst en geen loonkostensubsidie.

  • 3. De duur van de participatieplaats bedraagt:

    • a.

      maximaal 3 maanden bij een werkstage;

    • b.

      maximaal 12 maanden bij een participatieplaats.

  • 4. Het college kan besluiten:

    • a.

      de werkstage met maximaal 3 maanden te verlengen, indien de belanghebbende een positieve ontwikkeling richting het vastgestelde doel heeft doorgemaakt maar het doel nog niet bereikt is;

    • b.

      de participatieplaats te verlengen conform de voorwaarden en bepalingen zoals gesteld in artikel 10a WWB.

  • 5. Binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden wordt bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 6. Na 9 maanden onderzoekt het college of de participatieplaats nog wel de meest geschikte voorziening is. Als het college tot het oordeel komt dat een andere voorziening meer geschikt is, moet het college de participatieplaats 12 maanden na aanvang van de additionele werkzaamheden beëindigen en in plaats daarvan die andere voorziening aanbieden (artikel 10a lid 8 WWB).

  • 7. De participatieplaats kent de mogelijkheid van toekenning van:

    • a.

      begeleidingskosten ten behoeve van de belanghebbende aan de werkgever;

    • b.

      vergoeding van scholingskosten ten behoeve van de belanghebbende;

    • c.

      aanvullende dienstverlening gericht op ondersteuning van werkgever dan wel de belanghebbende, voor zover dit noodzakelijk geacht wordt voor een succesvolle voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 8. De vergoeding van de begeleidings- en scholingskosten beperkt zich tot de werkelijke aantoonbare kosten en bedraagt maximaal € 3.000,00 per persoon exclusief BTW voor de wettelijk maximale periode van 4 jaar. Het college kan aan een belanghebbende met een kleine tot redelijke afstand tot de arbeidsmarkt met een beperkte problematiek een arbeidsplaats aanbieden.

Artikel 12. Persoonsgebonden re-integratie traject

  • 1. Het college kan aan de belanghebbende een persoonsgebonden traject aanbieden voor een re-integratievoorziening.

  • 2. De hoogte van het persoongebonden traject bedraagt maximaal € 5.000,00 exclusief BTW. Dit is inclusief de kosten voor scholing en bijkomende kosten. De kosten worden rechtstreeks vergoed aan de contractpartner.

  • 3. Een persoonsgebonden traject wordt alleen verstrekt indien:

    • a.

      naar het oordeel van het college het huidige aanbod van re-integratievoorzieningen niet passend is voor de belanghebbende;

    • b.

      na toestemming van het college gezamenlijk een trajectplan wordt opgesteld;

    • c.

      wijzigingen in het trajectplan besproken en goedgekeurd worden door het college.

  • 4. Contracten en overeenkomsten die voortvloeien uit het gebruik van een persoonsgebonden re-integratietraject, worden door het college, namens de belanghebbende, afgesloten.

Artikel 13. Verwervingskosten

  • 1.

    Het college kan aan de belanghebbende een vergoeding voor verwervingskosten bieden onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      De kosten zijn noodzakelijk om een re-integratievoorziening, inburgeringstraject of scholing te volgen of voor arbeidsinschakeling;

    • b.

      Voor deze kosten is geen voorliggende voorziening.

  • 2.

    Reiskosten komen slechts in aanmerking voor zover wordt gereisd buiten een straal van 10 kilometer rond de woning.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 3 kunnen de reiskosten bij een afstand dan minder kilometer wel vergoed worden als belanghebbende om medische of sociale redenen (denk aan wegbrengen kinderen) aangewezen is op het openbaar vervoer.

  • 4.

    De hoogte van de vergoeding voor reiskosten wordt gebaseerd op de kosten van de goedkoopste wijze van reizen per openbaar vervoer.

HOOFDSTUK 3

VOORZIENINGEN WERKGEVERS

Artikel 14. No risk polis

  • 1. Het college kan een No-riskpolis aanbieden aan een werkgever die een belanghebbende een dienstbetrekking aanbiedt.

  • 2. De No riskpolis biedt de werkgever:

    • a.

      na een eigen risico van 10 ziektedagen, tegemoetkoming in de kosten van loondoorbetaling en werkgeverslasten gedurende de ziekteperiode van de werknemer tot het einde van de dekkingsduur (één jaar);

    • b.

      inzet van een verzuimmanager die de werkgever ondersteunt bij alle Poortwachterverplichtingen ten aanzien van de werknemer.

  • 3. Het college stelt de volgende voorwaarden ten aanzien van de belanghebbende:

    • a.

      belanghebbende is 16 of 17 jaar en heeft voldaan aan de kwalificatieplicht of er is vrijstelling van de kwalificatieplicht verleend en voldoet aan hetgeen onder c en d, of

    • b.

      belanghebbende is 18 jaar of ouder; en

    • c.

      woont in De Ronde Venen; en

    • d.

      staat ingeschreven bij het UWV als werkzoekende.

  • 4. Het college stelt de volgende voorwaarden ten aanzien van werkgever. Deze:

    • a.

      gaat met de werknemer een arbeidsovereenkomst aan van ten minste 16 uur per week met een duur van één jaar;

    • b.

      heeft een arbeidsovereenkomst gesloten onder de geldende CAO-voorwaarden (indien van toepassing) of betaalt minimaal het wettelijk minimumloon;

    • c.

      overlegt een afschrift van de arbeidsovereenkomst;

    • d.

      heeft met betrekking tot verzuimbegeleiding een contract met een arbodienst of gecertificeerde bedrijfsarts.

Artikel 15. Loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die een belanghebbende een dienstbetrekking aanbiedt.

  • 2.

    De hoogte van de loonkostensubsidie bedraagt:

    • a.

      niet meer dan 50% van de bruto loonkosten tot maximaal € 10.000,00 per jaar bij een arbeidsovereenkomst van minimaal 32 uur voor belanghebbenden vanaf 23 jaar, en

    • b.

      niet meer dan 50% van de bruto loonkosten tot een maximum van € 5.000,00 per jaar bij een arbeidsovereenkomst van minimaal 32 uur voor een jongere tot 23 jaar.

    • c.

      Bij een arbeidsovereenkomst tussen de 16 en 32 uur per week wordt de loonkostensubsidie naar rato van het aantal uren vastgesteld.

  • 3.

    Het college stelt de volgende voorwaarden ten aanzien van de belanghebbende:

    • a.

      belanghebbende is 18 jaar of ouder; en

    • b.

      woont in De Ronde Venen; en

    • c.

      de belanghebbende heeft een aaneengesloten uitkeringsduur van 1 jaar of langer; en

    • d.

      staat ingeschreven bij het UWV als werkzoekende.

  • 4.

    Het college stelt de volgende voorwaarden ten aanzien van werkgever. Deze:

    • a.

      gaat met de werknemer een arbeidsovereenkomst aan van ten minste 16 uur per week met een duur van één jaar;

    • b.

      heeft een arbeidsovereenkomst gesloten onder de geldende CAO-voorwaarden (indien van toepassing) of betaalt minimaal het wettelijk minimumloon;

    • c.

      geeft een verklaring af dat met betrekking tot de aangeboden functie niemand recent is ontslagen

    • d.

      vraagt de loonkostensubsidie direct voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst aan.

  • 5.

    De loonkostensubsidie wordt in termijnen uitbetaald:

    • a.

      na 6 maanden én 12 maanden dienstverband 40% van de vastgestelde loonkostensubsidie onder overlegging van een salarisstrook en;

    • b.

      na 12 maanden dienstverband 20% van de vastgestelde loonkostensubsidie indien een nieuw arbeidscontract van minimaal 6 maanden wordt overgelegd.

  • 6.

    Indien ook gebruik wordt gemaakt van de No Risk Polis, wordt de loonkostensubsidie verminderd indien de No Risk Polis tot uitbetaling komt bij ziekte van de werknemer.

  • 7.

    Naast de loonkostensubsidie kan het college aan de werkgever relevante scholingskosten vergoeden tot een bedrag van € 1.000,00.

  • 8.

    Het college stelt voor loonkostensubsidie een subsidieplafond in van € 65.000,00 per jaar.

HOOFDSTUK 4

ONTHEFFING, PREMIE EN ONKOSTENVERGOEDING

Artikel 16. Ontheffing

  • 1. In beginsel wordt geen ontheffing van de arbeidsverplichtingen verleend en geldt voor alle belanghebbenden de volledige plicht tot arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan binnen de in artikel 9 en artikel 9a van de WWB geformuleerde kaders op aanvraag ontheffing verlenen van de verplichting tot arbeidsinschakeling:

    • a.

      aan een alleenstaande ouder met de zorg voor een of meer ten laste komende kinderen tot 12 jaar, wanneer er aantoonbaar geen passende kinderopvang beschikbaar is;

    • b.

      aan een alleenstaande ouder met de zorg voor een tot het gezin behorende langdurig ziek of gehandicapt kind tot de leeftijd van 18 jaar als er sprake is van een aantoonbare zorgbehoefte die niet kan worden ingevuld door derden of instanties;

    • c.

      aan belanghebbenden die als gevolg van medische en / of sociale belemmeringen volledig arbeidsongeschikt zijn. Een belanghebbende is volledig arbeidsongeschikt wanneer als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling objectief (medische keuring) is vastgesteld dat hij niet in staat is arbeid te verrichten.

    • d.

      aan belanghebbenden die niet beschikbaar zijn voor de arbeidsinschakeling in verband met het bieden van intensieve mantelzorg aan een hulpbehoevende chronisch zieke of gehandicapte partner, inwonend meerderjarig (pleeg)kind, inwonende broer of zus of aan ouder(s);

  • 3. Indien door het college ontheffing wordt verleend is die ontheffing:

    • a.

      tijdelijk en maximaal voor de duur van één jaar; en

    • b.

      onder de voorwaarde dat de klant (eventueel met inzet van voorzieningen) aan zijn beperkingen of belemmeringen werkt.

Artikel 17. Onkostenvergoeding vrijwilligerswerk

    • 1.

      Het college kan aan belanghebbenden, die vrijwilligerswerk verrichten in het kader van sociale activering (niet zijnde een taalstage in het kader van inburgering) een onkostenvergoeding verstrekken, onder aftrek van de eventuele onkostenvergoeding die het bedrijf of instelling zelf verstrekt.

    • 2.

      De onkostenvergoeding bedraagt maximaal € 500,00 euro per jaar:

  • a. klanten die per week 4 - 8 uur werken krijgen hiervan 50% (€ 250,00 per jaar);

  • b. klanten die per week 8 -16 uur werken krijgen hiervan 75% (€ 375,00 per jaar);

  • c. klanten die per week 16 uur of meer werken krijgen 100% (€ 500,00 per jaar).

    3.Aan de onkostenvergoeding zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. het betreft vrijwilligerswerk in het kader van sociale activering of maatschappelijke participatie;

  • b. het vrijwilligerswerk heeft de goedkeuring van het college;

  • c. het aantal uren vrijwilligerswerk is minimaal 4 per week.

    • 4.

      Indien de reële onkosten aantoonbaar hoger zijn dan het bedrag genoemd in lid 2 van dit artikel kan de vergoeding verhoogd worden tot het bedrag van de noodzakelijke werkelijke kosten.

    • 5.

      De onkostenvergoeding voor onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk van de belanghebbende kan worden geweigerd, als de belanghebbende geen mededeling heeft gedaan van al hetgeen dat van belang is voor de verlening daarvan, of als hij de aan het toeleidingstraject en aan de bijstandsuitkering verbonden verplichtingen niet of niet behoorlijk nakomt.

Artikel 18. Premie werkaanvaarding

  • 1. Het college kan aan de belanghebbende, die uitstroomt in reguliere arbeid een premie werkaanvaarding verstrekken.

  • 2. De premie werkaanvaarding bedraagt € 1.000,00.

  • 3. Aan de premie werkaanvaarding zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. volledige uitstroom uit de uitkering door aanvaarding van reguliere arbeid;

  • b. minimale duur arbeidsovereenkomst van 1 jaar;

  • c. de belanghebbende heeft een aaneengesloten uitkeringsduur van 6 maanden of langer.

  • 4. De premie werkaanvaarding wordt uitgekeerd nadat de proeftijd is doorlopen en het dienstverband wordt voortgezet.

Artikel 19. Premie onbeloonde additionele werkzaamheden

  • 1. De hoogte van de premie onbeloonde additionele werkzaamheden bij een participatieplaats, conform artikel 10a lid 6 WWB en artikel 13 van de re-integratieverordening bedraagt maximaal € 2.253,00 per jaar en wordt per half jaar toegekend:

  • a. klanten die per week 16-24 uur werken krijgen hiervan 50% (€ 563,25 per half jaar)

  • b. klanten die per week 24-32 uur werken krijgen hiervan 75% (€ 845,00 per half jaar)

  • c. klanten die per week 32-36 uur werken krijgen 100% (€ 1.126,50 per half jaar)

  • 2. Het college kan begeleidings- en scholingskosten vergoeden tot maximaal € 3.000,00 per persoon exclusief BTW voor de gehele periode van maximaal 4 jaar.

Artikel 20. Inkomstenvrijlating

  • 1.

    Inkomsten uit arbeid worden vrijgelaten gedurende een periode van maximaal zes aaneengesloten maanden tot een bedrag van 25% van deze inkomsten met een maximum van het bepaalde in artikel 31 lid 2 onder n van de WWB dan wel artikel 8 lid 2 van de IOAW of artikel 8 lid 3 van IOAZ.

  • 2.

    De inkomstenvrijlating conform artikel 31 lid 2 onder n WWB wordt toegepast voor uitkeringsgerechtigden die nog niet in staat zijn om voltijds arbeid te verrichten en in aanloop naar voltijds arbeid deeltijdwerk aanvaarden.

  • 3.

    De vrijlating wordt niet toegepast indien dit naar de mening van het college niet bijdraagt een de arbeidsinschakeling.

HOOFDSTUK 5

SLOTBEPALINGEN

Artikel 21. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 22. Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

Artikel 23. Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 april 2011 en kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels re-integratie 2011 gemeente De Ronde Venen ”.