Beleidsregels terugvordering Wet Werk en Bijstand

Geldend van 01-01-2004 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels terugvordering Wet Werk en Bijstand

ALGEMEEN

1 Algemeen

  • a.

    Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot: het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 69 lid 3 van de Algemene bijstandswet (Abw) of artikel 54 lid 3 van de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 78 tot en met 90 van de Abw en de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB.

HERZIENING EN INTREKKING

2 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:

a. het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel

  • a.

    17 lid 1 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;

  • b.

    anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van

dringende redenen worden afgezien.

HERZIENING

3 Terugvordering

Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.

4 Ten onrechte verleende bijstand

Burgemeester en wethouders vorderen bijstand terug van de belanghebbende

voorzover deze bijstand:

  • a.

    ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • b.

    in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

  • c.

    voortvloeit uit gestelde borgtocht;

  • d.

    ingevolge artikel 52 WWB bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;

  • e.

    anderszins onverschuldigd is betaald en de belanghebbende dit redelijkerwijs kon begrijpen, waaronder begrepen dat:

    1. de belanghebbende met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in artikel 31 WWB beschikt of kan beschikken;

    2. bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

5 Terugvordering van gezinsleden

  • a.

    Onverminderd het bepaalde onder beleidsregel nummer 4 kunnen kosten van bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden worden teruggevorderd.

  • b.

    Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichting bedoeld in artikel 17 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in artikel 31 WWB bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.

  • c.

    de onder a. en b. genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.

6 Afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit

Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:

  • a.

    het terug te vorderen bedrag een in een interne richtlijn nader vast te stellen bedrag niet te boven gaat;

  • b.

    hiertoe een dringende reden aanwezig is.

KWIJTSCHELDING

7 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van beleidsregel nummer 4 en 5 besluiten burgemeester en wethouderstot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in beleidsregel 8 bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

8 Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 7 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

9 Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

10 Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

11 Kwijtschelding van het voldoen aan de betalingsverplichting

In afwijking van beleidsregel nummer 4 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

  • a.

    gedurende vijf jaar vrijwillig volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; of

  • b.

    gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft betaald; of

  • c.

    gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

  • d.

    een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

    en daarnaast:

  • e.

    niet eerder gebruik heeft gemaakt van kwijtschelding als bedoeld in dit artikel;

  • f.

    geen nieuwe schulden heeft gemaakt.

12 Verkorting van periode van voldoen aan betalingsverplichting

De in beleidsregel nummer 11 genoemde termijn is drie jaar indien:

  • a.

    het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

  • b.

    de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid WWB.

13 Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 11 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

14 Ambtshalve toepassing

Beleidsregels nummer 7 tot en met 13 kunnen ambtshalve worden toegepast.

INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND

15 Terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsbesluit delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende mede:

  • a.

    tot welk bedrag en over welke periode de ten onrechte ontvangen bijstand wordt teruggevorderd;

  • b.

    de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen bijstand dient terug te betalen;

  • c.

    op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

16 Verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • a.

    Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het terugvorderingsbesluit of dat met de belanghebbende op grond van een minnelijke regeling tot stand is gekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting;

  • b.

    burgemeester en wethouders verrichten eenmaal per jaar een onderzoek.Indien daartoe aanleiding is wordt het aflossingsbedrag gewijzigd vastgesteld of wordt er uitvoering gegeven aan beleidsregels 7 tot en met 13.

17 Dwanginvordering

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van:

  • a.

    verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid;

  • b.

    een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of bij het ontbreken van deze mogelijkheid;

  • c.

    overdragen aan een (gerechts)deurwaarder.

OVERIGE BEPALINGEN

18 Op de invordering betrekking hebbende kosten

Indien moet worden overgegaan tot dwanginvordering als bedoeld in beleidsregel 17 lid 3, wordt de vordering verhoogd met de op de invordering betrekking hebbende kosten.

19 Nadere invulling van beleid

Burgemeester en wethouders kunnen deze beleidsregels nader uitwerken in een beleidsnotitie inzake terugvordering en invordering van ten onrechte verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand.

20 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2004.

Ondertekening

Aldus op 6 januari 2004 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUGVORDERING WET WERK EN BIJSTAND

ALGEMEEN

  • 1.

    Algemeen

  • a.

    In de Wet Werk en Bijstand, welke per 1 januari 2004 in werking treedt, is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Dit houdt in dat het wettelijk kader op zichzelf geen sluitende basis meer vormt voor de gemeentelijke terugvorderingspraktijk. Met onderhavige Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand wordt een nieuwe “wettelijke” basis gecreëerd om het bestaande terugvorderingsbeleid van de gemeente met ingang van 1 januari 2004 te kunnen continueren. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels.

  • b.

    Ter voorkoming van elke onduidelijkheid over de toepasselijkheid van oude of nieuwe terugvorderingsartikelen in voorkomende gevallen, is in dit artikel bepaald dat de beleidsregels betrekking hebben op zowel terugvordering van bijstand ingevolge de Abw als de WWB.

HERZIENING EN INTREKKING

  • 2.

    Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

    Evenals terugvordering van bijstand is het met terugwerkende kracht gewijzigd vaststellen van het recht op bijstand door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. In beginsel maken burgemeester en wethouders in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen gebruik van deze bevoegdheid.

De bepalingen onder a. en b. zijn identiek aan de bepalingen van artikel 69 lid 3 Abw en 54 lid 3 WWB, doch zijn met een dwingend karakter geformuleerd.

  • a.

    Indien als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting van de belanghebbende ten onrechte bijstand is verleend dan wordt in alle gevallen het bijstandsrecht naar het verleden toe gecorrigeerd naar de juiste situatie. Het kan hierbij gaan om het schenden van de inlichtingenplicht naar zowel de gemeente als naar het CWI.

  • b.

    In gevallen waarin er kennelijk in het verleden een niet correct toekenningsbesluit is genomen, maar dit niet is veroorzaakt door de belanghebbende, dan kan in voorkomende gevallen toch herziening of intrekking van het toekenningsbesluit aan de orde zijn.

    Dit zal zich vooral voordoen in gevallen waarin door burgemeester en wethouders onjuiste besluitvorming heeft plaatsgehad. Deze vorm van intrekking/herziening staat op gespannen voet met het rechtszekerheidsbeginsel. Op grond van dit beginsel kunnen rechten niet zonder meer met terugwerkende kracht worden gewijzigd. Doorslaggevend moet zijn of belanghebbende enige blaam treft bij het niet melden van de onjuiste situatie. De belanghebbende zal derhalve redelijkerwijs hebben kunnen weten dat er iets mis was met de toekenning. Als dit niet het geval is dan gaan burgemeester en wethouders niet over tot herziening/intrekking met terugwerkende kracht. Het uitkeringsrecht zal in dat geval uiterlijk met ingang van de datum waarop de onjuistheid is geconstateerd worden gewijzigd, mits de belanghebbende hiervan tijdig op de hoogte wordt gebracht.

    Een andere overweging is of burgemeester en wethouders als gevolg van een ernstige fout een foutief besluit hebben genomen. Nalatigheid van het bestuursorgaan kan niet voor rekening komen van de belanghebbende, tenzij het bij de belanghebbende volkomen duidelijk kan zijn dat het hier een fout betreft.

TERUGVORDERING

  • 3.

    Terugvordering

Deze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke terugvorderingsbeleid. Benadrukt wordt dat de bijstand uitsluitend wordt teruggevorderd in de gevallen waarin dit in de beleidsregels is vastgelegd.

  • 4.

    Ten onrechte verleende bijstand

De hier omschreven situaties waarin bijstand wordt teruggevorderd zijn identiek aan de bepalingen van artikel 58 WWB. Om echter geen misverstand te laten bestaanover wanneer bijstand moet worden teruggevorderd zijn deze beleidsregels, in tegenstelling tot de formulering van artikel 58 WWB, dwingend geformuleerd.

  • a.

    bijstand is ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleend wanneer achteraf komt vast te staan dat over de betreffende periode geen, of tot een lager bedrag, recht op bijstand bestond. Voorafgaande aan deze terugvordering dient op grond van artikel 54 lid 3 WWB (of artikel 69 lid 3 Abw) enbeleidsregel nummer 2 van de Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit te worden genomen.

  • b.

    aan de bijstand die in de vorm van een geldlening is verleend dient in alle gevallen een terugbetalingsverplichting te worden verbonden. Deze verplichting wordt in het toekenningsbesluit vastgelegd. Eerst wanneer deze verplichting niet wordt nagekomen wordt ten aanzien van het nog resterende bedrag van de lening een terugvorderingsbesluit genomen. Hiermee ontstaat er ten aanzien van het resterende deel van de lening een executoriale titel.

  • c.

    Borgstelling is een vorm van bijstandsverlening. Dit betekent dat in het toekenningsbesluit vastgelegd moet zijn dat de gemeente bijstand heeft verleend in de vorm van een borgstelling. Deze bijstand komt echter pas tot uitbetaling (aan de geldverstrekker) indien de belanghebbende in gebreke lijft met het terugbetalen van de door de geldverstrekker verleende geldlening. Op het moment van uitbetaling van de bijstand ontstaat tevens een vordering die op grond van artikel 58 lid 1 sub c WWB en de gemeentelijke beleidsregels kan worden teruggevorderd. In dat geval is, evenals bij de terugvordering van een geldlening, een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk.

  • d.

    Een voorschot wordt op grond van artikel 52 WWB van rechtswege (automatisch opgrond van de wet) verstrekt als een renteloze geldlening. Dit impliceert dat belanghebbende deze lening moet terugbetalen. Artikel 52 lid 3 WWB regelt dat het verstrekte voorschot ineens wordt verrekend met de toegekende uitkering over de periode waarop het voorschot betrekking had. Soms behoort verrekening van dit voorschot niet of niet volledig tot de mogelijkheden. Dat kan zijn omdat er geen toekenning van een uitkering tot stand komt, of dat de toegekende uitkering niet toereikend is om het totale bedrag van het voorschot ineens te verrekenen. Het openstaande bedrag van het voorschot wordt dan van belanghebbende teruggevorderd op grond van artikel 58 lid 1 sub d WWB. Wanneer deze omstandigheid zich voordoet dan is een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk ten aanzien van het bedrag dat niet (volledig) kan worden verrekend met de toegekende bijstand.

  • e.

    er kunnen naast de hierboven genoemde omstandigheden andere redenen zijn waarin de bijstand bij nader inzien onverschuldigd is betaald. Het gaat hierbij met name om situaties waarin er geen reden is om te komen tot herziening of intrekking van het toekenningsbesluit, bijvoorbeeld wanneer bijstand is verleend in afwachting van het beschikbaar komen van middelen (inkomen of vermogen), of wanneer achteraf een vergoeding wordt ontvangen voor kosten waarvoor in een eerder stadium ook reeds (bijzondere) bijstand isontvangen. Ook de onverschuldigd betaalde bijstand als gevolg van een administratieve vergissing dient op grond deze beleidsregels te worden teruggevorderd. Als restrictie geldt dat alleen kan worden teruggevorderd indien de belanghebbende redelijkerwijs kon begrijpen dat hij ten onrechte bijstand ontving.

  • 5.

    Terugvordering van gezinsleden

Op grond van artikel 59 lid 2 WWB kan bijstand die als gevolg van schending van de inlichtingenplicht niet als gezinsbijstand is verleend, maar wel als gezinsbijstand verleend had moeten worden, tevens worden teruggevorderd van degene met wiens middelen rekening had moeten worden gehouden. Eenvoudiger gesteld: bijstand die aan een alleenstaande is verleend, die achteraf een gezamenlijke huishouding blijkt te voeren, kan tevens van de

verzwegen partner worden teruggevorderd.

Duidelijk moet zijn dat:

  • -

    De bijstandsontvanger het voeren van een gezamenlijke huishouding met deze partner heeft verzwegen.

  • -

    De verzwegen partner van de bijstandsverlening op de hoogte was.

Alle personen waarvan in bovengenoemde situaties kan worden teruggevorderd zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele vordering. Dit betekent in de praktijk dat het gehele bedrag van elk persoon kan worden teruggevorderd. In gevallen waarin één persoon niet in staat is om (het volledige) bedrag terug te betalen kan de andere persoon voor het gehele (restant)bedrag worden aangesproken. In principe dienen alle debiteuren die hoofdelijk aansprakelijk zijn hun aandeel in de aflossing onderling met elkaar te verrekenen. Dit is niet het probleem van de gemeente.

  • 6.

    Afzien van het terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand.

Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in beleidsregel 6 en verder.

In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen

terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan enerzijds worden ingegeven door

doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Hiertoe is artikel 78b Abw letterlijk overgenomen in deze beleidsregel. De WWB kent met ingang van 1 januari 2004 een dergelijke bepaling niet meer. Burgemeester en wethouders zijn vrij tot het bepalen van de hoogte van het grensbedrag.

Verder kunnen er in individuele situaties dringende redenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Hiervan kan sprake zij wanneer de vordering is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende, en hem hiervan geen enkel verwijt kan worden gemaakt.

Tevens zal in dat geval aannemelijk moeten zijn dat de belanghebbende niet kon weten dat hij ten onrechte bijstand ontving.

In gevallen waarin eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit aan de orde is kan van een dergelijk besluit reeds worden afgezien wegens een dringende reden (zie beleidsregel 2). In dat geval is ook geen grond tot het nemen van een terugvorderingsbesluit.

KWIJTSCHELDING

  • 7.

    tot en met 10. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Wanneer een bijstandsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden.

In deze beleidsregel is artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen. Dit is noodzakelijk om het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid met ingang van 1 januari 2004 te continueren. Een dergelijke bepaling komt in de nieuwe WWB niet meer voor.

Het gestelde onder artikel 78a lid 2 sub a Abw is niet overgenomen. Hierdoor dient er ook akkoord te worden gedaan met een voorstel tot schuldsanering indien devordering het gevolg is van verwijtbaar gedrag van belanghebbende. Hier is voorgekozen om de volgende reden. Indien niet akkoord wordt gegaan met een voorsteltot schuldsanering van een verwijtbare vordering, zal de belanghebbende eenberoep moeten doen op de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Nadat de WSNP is afgerond wordt tot uitbetaling van de schuldenaren overgegaan.Dit is alleen mogelijk wanneer er iets uit te betalen valt. Ervaring heeft geleerd dat de kans hierop bijna nihil is. Het bedrag dat geïncasseerd kan worden bij de minnelijke schuldregeling is in de praktijk bijna altijd hoger dan het bedrag dat tot uitbetaling komt na beëindiging van de WSNP.

11. tot en met 13. Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Op grond van artikel 78c Abw kon een restant van de nog openstaande vordering worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De bepalingen van artikel 78c Abw zijn in deze beleidsregels ongewijzigd overgenomen en aangevuld aangezien in de WWB een dergelijke bepaling niet meer voorkomt.

Overigens wordt met de onder 10. sub f. genoemde mogelijkheid tot afkoop van 50% van de restsom tegen finale kwijting van het restant zeer terughoudend omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruik gemaakt in situaties waarin tevoren vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van 50% van het restant kan worden geïncasseerd.

14. Ambtshalve toepassing

De beleidsregels met betrekking tot kwijtschelding worden ambtshalve toegepast. Dit betekent dat debiteuren hiervoor geen verzoek hoeven in te dienen. Er is gekozen voor ambtshalve toepassing omdat niet alle debiteuren op de hoogte zijn van het kwijtscheldingsbeleid. Bij ambtshalve toepassing ontstaat er geen rechtsongelijkheid.

INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND

  • 15.

    Terugvorderingsbesluit

In deze regel is conform artikel 60 van de WWB geregeld welke aspecten in ieder geval onderdeel uitmaken van het terugvorderingsbesluit.

  • 16.

    Verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • a.

    In de beleidsregels wordt meerdere malen gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaald dat elk aflossingsbedrag, of dit nu is overeengekomen ingevolge een minnelijke betalingsregeling, of op basis van het terugvorderingsbesluit eenzijdig wordt medegedeeld, kan worden beschouwd als een betalingsverplichting. Hoe het aflossingsbedrag dient te worden berekend is te vinden in bijlage 1.

  • b.

    Burgemeester en wethouders verrichten eenmaal per jaar een onderzoek.Tijdens dit onderzoek dient beoordeeld te worden of het aflossingsbedrag dient te worden gewijzigd of dat er gebruik dient te worden gemaakt van de mogelijkheid tot kwijtschelding. Tijdens het heronderzoek dient onderzocht te worden of het aflossingsbedrag nog in overeenstemming is met de rekenregels zoals gesteld in bijlage 1.

  • 17.

    Dwanginvordering

De bepalingen omtrent verrekening en pseudo-verrekening komen in de WWB niet meer terug. Wel heeft het terugvorderingsbesluit op grond van artikel 60 lid 3 WWB direct een executoriale titel.

De gemeente kan overgaan tot dwanginvordering door middel van verrekening(wanneer aan de debiteur tevens bijstand wordt verleend), of door middel van het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag.

Verrekening met de bijstand wordt gebaseerd op artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek.

Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan:

  • -

    Er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan. Het gaat hier om hetover en weer voldoen van een schuld. De door de belanghebbende teontvangen bijstand, en de ten onrechte verleende bijstand die moet wordenterugbetaald, worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerige schuld;

  • -

    Er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort datbijstand alleen met bijstand kan worden verrekend. Dit betekent dat een tenonrechte verleende bijstand niet met bijvoorbeeld een Wvg-vergoeding kanworden verrekend;

  • -

    Er moet een bevoegdheid zijn om betaling van de vordering af te dwingen.Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging. Dit kan niet zonderexecutoriale titel. Het tenuitvoerleggen van deze titel gebeurt pas als debiteurniet aan de (al dan niet minnelijk) vastgestelde betalingsverplichting voldoet;

  • -

    Bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet

  • -

    Verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dusbijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten)

Tenuitvoerlegging door middel van beslag kan geschieden conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft, evenals onder de Abw, de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering. De procedure is als volgt:

  • -

    de gemeente stuurt met een kennisgeving een afschrift van het terugvorderingsbesluit naar degene van wie de debiteur een periodieke uitkering ontvangt

  • -

    hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven

  • -

    de derde-beslagene moet de kennisgeving binnen 8 dagen voor gezien terugzenden aan de gemeente

  • -

    door de terugzending is het beslag gelegd. De derde-beslagene wordt hiermee verplicht het voor beslag vatbare bedrag uit te betalen aan degemeente

  • -

    de gemeente moet binnen 7 dagen na retourontvangst van de kennisgeving een afschrift van die kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de gemeente dit nalaat kan de debiteur de President van de rechtbank vragen het beslag op te heffen.

Indien het niet mogelijk is om vereenvoudigd derdenbeslag te leggen, bijvoorbeeld wanneer de debiteur een zelfstandige is, wordt de vordering overgedragen aan een (gerechts)deurwaarder.

OVERIGE BEPALINGEN

  • 18.

    Op de invordering betrekking hebbende kosten

Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan dienen voor de onder 17 onder c genoemde vorm van dwanginvordering kosten te worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op de kosten van betekening en dergelijke. Deze kosten worden vastgesteld door de deurwaarder.

  • 19.

    Nadere invulling van beleid

In principe zijn de beleidsregels dwingendrechtelijk geformuleerd. Zij dienen immers ter invulling van wettelijk gecreëerde beleidsruimte. In dit artikel is de mogelijkheid opengelaten om de beleidsregels op een later tijdstip, indien nodig nader uit te werken in het Richtlijnenboek.