Compensatieverordening bos, natuur en landschap De Wolden

Geldend van 03-11-2004 t/m heden

Intitulé

Compensatieverordening bos, natuur en landschap De Wolden

De raad van de gemeente DE WOLDEN;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 augustus 2004;

b e s l u i t:

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, het Structuurschema Groene Ruimte 1 en artikel 6 van de Habitat Richtlijn;vast te stellen de navolgende

Compensatieverordening bos, natuur en landschap De Wolden

Afdeling 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    initiatiefnemer: degene of de organisatie die het initiatief neemt om te komen tot een ruimtelijke ingreep op een bepaalde locatie;

  • 2.

    ingreep: het geheel van de acties die nodig zijn binnen een ruimtelijk begrensd gebied dat nodig is om te komen tot het beoogde maatschappelijke doel;

  • 3.

    compensatie: het creëren van nieuwe waarden die vergelijkbaar zijn met de verloren gegane waarden. Indien het volledig onvervangbare waarden betreft, heeft de compensatie betrekking op het creëren van zo vergelijkbaar mogelijke waarden;

  • 4.

    compensatieplan: het plan waarin is aangegeven welke maatregelen getroffen worden en op welke termijn de compensatie wordt gerealiseerd;

  • 5.

    mitigatie: het verminderen van nadelige effecten van ingrepen/activiteiten op de aanwezige natuur, bos en landschapswaarden door bepaalde maatregelen;

  • 6.

    Groenfonds: het Nationaal Groenfonds, opgericht in 1994.

Afdeling 1 Compensatieverplichting

Artikel 2

  • 1.

    Bij het doen van ruimtelijke ingrepen worden gebieden met de functie bos en/of natuur zo veel mogelijk ontzien.

  • 2.

    De gebieden waarvoor compensatie zal worden toegepast zijn:a) gebieden die in een bestemmingsplan de bestemming ‘natuurgebied’ en/of ‘bosgebied’ hebben of daarmee vergelijkbare bestemmingen;b) bossen en landschappelijke beplantingen die onder de werking van de Boswet vallen.

  • 3.

    Indien, na afweging van belangen, voor gebieden met de functie natuur en/of bos toch wordt besloten dat één van deze functies moet wijken voor, of anderszins aanwijsbare schade ondervindt van, een ruimtelijke ingreep ten behoeve van een ander aantoonbaar zwaarwegend maatschappelijk belang, zullen niet alleen maatregelen worden getroffen met het oog op inpassing en mitigatie van de ingreep, maar zal bovendien compensatie plaatsvinden.

  • 4.

    De leden 1 t/m 3 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing bij schade of verlies aan waardevolle landschappelijke elementen of structuren, schade aan de omgeving, bijvoorbeeld door een storende visuele werking en/of het verbreken van samenhang in het landschap.

Afdeling 1 Compensatiebeginsel

Artikel 3

  • 1.

    Uitgangspunt bij de toepassing van compensatie is dat in beginsel geen netto verlies aan waarden mag optreden. Dit betekent dat verloren gaande waarden in voldoende mate kwantitatief en kwalitatief moeten worden gecompenseerd.

  • 2.

    Daarbij dienen over het algemeen dezelfde waarden geregenereerd te worden als de waarden die worden aangetast.

  • 3.

    Indien de bedoelde waarden slechts na verloop van tijd kunnen worden geregenereerd, wordt een toeslag berekend. De in de toelichting genoemde opslagpercentages voor oppervlakte zijn daarvoor richtinggevend. Tevens wordt rekening gehouden met het aanloopbeheer.

  • 4.

    Compensatie wordt uitgevoerd op een te voren te bepalen plaats waar potentieel dezelfde waarden kunnen worden ontwikkeld. Deze plaats dient zich in het algemeen nabij de plaats van de ingreep te bevinden en er dient zoveel mogelijk aangesloten te worden bij bestaande waarden.

Afdeling 1 Compensatieplan

Artikel 4

  • 1.

    De initiatiefnemer dient tegelijk met zijn aanvraag tot een ruimtelijke ingreep een compensatieplan te overleggen. Tevens dient de noodzaak van de ingreep te worden gemotiveerd.

  • 2.

    In het compensatieplan worden op een integrale en nauwgezette wijze in elk geval de volgende aspecten beschreven:a) de bestaande waarden van het betrokken gebied in relatie tot de omgeving;b) de redelijkerwijs te verwachten effecten van de voorgenomen ruimtelijke ingreep;c) de voorgenomen met het oog op een goede inpassing te nemen mitigerende en compenserende maatregelen en;d) de financiering en planning van de te treffen maatregelen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de inhoud van het in dit artikel bedoelde plan en de te volgen procedure.

Afdeling 1 Beoordeling

Artikel 5

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen, na afweging van belangen, slechts medewerking aan de ruimtelijke ingreep waar landschap of bos en natuurwaarden worden aangetast, indien naar hun oordeel: a) geen andere geschikte locatie aanwezig is en b) het maatschappelijk belang van de ingreep op een voldoende en adequate wijze is aangetoond.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van ruimtelijke ingrepen en de daarbij behorende compensatie van waarden, rekening houden met andere ingrepen in het gebied.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot het achterwege laten van de verplichting tot compensatie indien:a) de ingreep een gebied betreft kleiner dan 100 m² ofb) de ingreep een gebied betreft kleiner dan 10.000 m² indien het gebied van de ingreep tevens kleiner is dan 1% van het gehele aansluitende gebied met dezelfde waarden.

Afdeling 1 Financiële compensatie

Artikel 6

  • 1.

    Indien de in de artikel 2 en 3 bedoelde fysieke compensatie redelijkerwijs niet of slechts ten dele mogelijk is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten tot gehele of gedeeltelijke financiële compensatie. De financiële compensatie bestaat uit de kosten die anders gemoeid zouden zijn met fysieke compensatie plus de financiële toeslag ten behoeve van het aanloopbeheer.

  • 2.

    Het bedrag van de financiële compensatie wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Het bedrag wordt door de aanvrager in het Groenfonds gestort, gericht op behoud en herstel van bos-, natuur- en landschapswaarden in de provincie Drenthe.

Afdeling 1 Verhouding tot andere regelgeving

Artikel 7

Deze verordening lid is niet van toepassing op gevallen waarin de compensatiebepalingen van de Europese Habitatrichtlijn, de Boswet dan wel de Natuurbeschermingswet van toepassing zijn.

Afdeling 1 Slotbepaling

Artikel 8

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking zes weken na de dag van haar bekendmaking.

  • 2.

    Zij kan worden aangehaald als: Compensatieverordening bos, natuur en landschap De Wolden

Ondertekening

Zuidwolde, 26 augustus 2004De raad voornoemd,griffier, voorzitter,(mw. drs. I.J. Gehrke) (Sj. Kremer)

1

Algemeen

  • 1.

    Deze verordening moet worden gezien als een uitwerking van de Habitatrichtlijn en het Structuurschema Groene Ruimte 1(SGR-1) alsmede het Provinciaal omgevingsplan Drenthe. Het SGR is een planologische kernbeslissing. In deze rijksnota is het compensatiebeginsel opgenomen. In de rijksnotitie “Toelichting op toepassing compensatiebeginsel bij concrete projecten” van 10 oktober 1995 is het beginsel verder uitgewerkt. Het in deze stukken geschetste beleid heeft niet alleen betekenis voor het Rijk zelf, maar werkt ook door naar het beleid van Rijk, provincies en gemeenten. Bij toetsing van gemeentelijke plannen aan rijksbeleid kan de gemeente te maken krijgen met de richtlijnen van de SGR. Laatstbedoelde notitie van het Rijk kan ook worden gebruikt als hulpmiddel bij de uitvoering van deze verordening. Dit laatste geldt in het bijzonder voor het in de notitie opgenomen stappenplan en de checklist.

  • 2.

    Omdat compensatie maatwerk is heeft het Rijk de provincies en de gemeenten gevraagd de lijnen die op centraal niveau zijn uitgezet in het SGR, nader uit te werken. In het kader van de totstandkoming van het POP is medewerking toegezegd. Verschillende vormen zijn denkbaar: beleidsnota, beleidsregels of een verordening. In overleg met de provincie is geconcludeerd dat een gemeentelijke verordening de voorkeur verdient. In het POP wordt een beleidsregel op hoofdlijnen, die dient ter toetsing van gemeentelijke plannen, opgenomen, die alleen voorziet in die gevallen waarin een gemeente (nog) geen gemeentelijke verordening heeft vastgesteld. De voorliggende verordening is gebaseerd op een modelverordening die in samenspraak tussen gemeenten en provincie tot stand is gekomen maar die aangepast is naar de Wolder situatie. Deze verordening geeft de gemeente een instrument in handen om te komen tot een brede beoordeling van voorgestelde activiteiten die ingrijpen in kwetsbare gebieden.a. Wie de verordening naast het SGR legt zal hier en daar afwijkingen constateren. Dat heeft te maken met het hiervoor gesignaleerde maatwerk. Op lokaal en regionaal niveau bestaat de kennis die nodig is om te komen tot een uitgekristalliseerd compensatiebeleid. Daar is precies bekend welke belangen beschermingswaardig zijn. De situatie in de randstad verschilt qua compensatie hemelsbreed van de situatie in Drenthe (grotere grondclaims voor bebouwing, minder beschikbare grond, hogere grondprijzen en minder mogelijkheden voor bos- en natuurvorming). Het behoeft dan ook geen verbazing te wekken dat compensatie in deze gemeente hier en daar anders wordt ingekleurd dan op provinciaal en rijksniveau. Ook bescherming van landschappelijke waarden is in de verordening geregeld.

  • 3.

    De verordening is van toepassing op concrete voornemens met betrekking tot ruimtelijke ingrepen die worden genomen na het inwerkingtreden van de verordening. Overigens wordt hier benadrukt dat het SGR, het POP en de verordening steunen op het principe van “nee, tenzij ….” Dit betekent derhalve dat in principe niet wordt meegewerkt aan ruimtelijke ingrepen die significant inbreuk maken op belangrijke waarden van bos, natuur, landschap en archeologie.

Behalve in de SGR, is ook in een aantal andere Europese richtlijnen en in wetten sprake van compensatie. De uitwerking hiervan kan gekoppeld worden aan de gemeentelijke verordening, zodat zoveel mogelijk een eenduidig compensatiebeleid ontstaat dat duidelijkheid verschaft aan de initiatiefnemers. In Vogel- en Habitatgebieden is compensatie verplicht op grond van de Europese habitatrichtlijn.

Habitatrichtlijn artikel 6

3e lid: Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in lid 4, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden.

4e lid: Indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, neemt de Lid-Staat alle nodige compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft. De Lid-Staat stelt de Commissie op de hoogte van de genomen compenserende maatregelen.

In de Flora- en faunawet wordt gesproken over bescherming en zorgplicht. Dat betekent dat een ieder in principe zorg moet dragen voor bescherming van inheemse soorten. Bij onvermijdelijke aantasting van soorten is men genoodzaakt passende maatregelen te nemen om instandhouding van de desbetreffende soort in een bepaald gebied te handhaven.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn de definities van de gebruikte termen opgenomen.

Artikel 2

In deze bepaling is het principe van de compensatieverplichting neergelegd.Het eerste lid is van toepassing op ruimtelijke ingrepen met betrekking tot bos en natuur voorzover het gaat om gebieden genoemd in het tweede lid. De gemeente De Wolden beschikt over een actueel bestemmingsplan Buitengebied. ‘Natuurgebied’ en ‘Bosgebied’ zijn de gebiedsbestemmingen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied De Wolden’. Met ‘daarmee vergelijkbare bestemmingen¡¦ worden soortgelijke bestemmingen bedoeld die in andere bestemmingsplannen voorkomen maar net iets anders zijn benoemd.De Boswet is (momenteel) alleen van toepassing buiten de bebouwde kom Boswet. Buiten deze Bebouwde Kom Boswet is de Boswet van toepassing op bossen en houtsingels met een oppervlakte groter dan 10 are en rijbeplanting van meer dan 20 bomen.De Boswet is niet van toepassing op:

  • 1.

    erven en tuinen;

  • 2.

    eenrijige geschoren meidoornhagen als deze als zodanig zijn aangelegd en beheerd;

  • 3.

    eenrijige beplantingen van populier of wilg, op of langs landbouwgronden en langs wegen;

  • 4.

    Italiaanse populier, linde, paardekastanje en treurwilg;

  • 5.

    vruchtbomen;

  • 6.

    windschermen langs boomgaarden;

  • 7.

    kerstsparren niet ouder dan twaalf jaar, geteeld op daarvoor bestemde terreinen;

  • 8.

    kweekgoed.

Bij significante aantasting van bestaande waarden zal een vorm van compensatie verlangd worden (lid 3).Ingevolge het vierde lid is de verordening ook van toepassing op landschap waar dat gezien aard en karakter van de voorgenomen ruimtelijke ingreep naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig is

Artikel 3

In lid 1 van dit artikel wordt het beginsel van ¡§geen netto verlies¡¨ als uitgangspunt verklaard. Daartoe zullen maatregelen getroffen kunnen worden met het oog op inpassing, mitigatie en compensatie.Dit beginsel wordt hieronder nader worden uitgewerkt. Bij een ingreep in een bepaald gebied wordt door de volgende stappen te doorlopen inhoud gegeven aan het beginsel ''geen netto verlies'':

  • a.

    compensatie in oppervlakte (eventueel met toeslag conform de normen hieronder) en verder, in de directe omgeving van de ingreep door middel van vervangende grond die voldoende is ingericht en geschikt gemaakt;

  • b.

    via vergoeding van gekapitaliseerde kosten van aanloopbeheer vanwege kwaliteitsverschil tussen bestaand en nieuw aangelegd terrein;

Van geval tot geval wordt bezien of en hoe de natuurlijke kwaliteiten geregenereerd kunnen worden. Compensatie wordt uitgevoerd op een van tevoren te bepalen plaats waar potentieel dezelfde waarden kunnen worden ontwikkeld. Deze plaats dient zich in het algemeen nabij de plaats van de ingreep te bevinden en waar aansluiting bij de bestaande waarden kan worden gezocht. Is deze mogelijkheid niet aanwezig, dan zal in de nabije omgeving een andere locatie moeten worden gevonden.Als fysieke compensatie door overmacht niet of niet voldoende mogelijk is, wordt deze vervangen door financiele compensatie (artikel 6).

Bos Indien uit het in artikel 3, eerste lid, bedoelde plan blijkt dat er sprake is van (a) verlies van oppervlakte aan bos, (b) aantasting van de kwaliteit van bos, en/of (c) verlies aan oude bosbodem wordt de compensatie vastgesteld afhankelijk van de leeftijd van het bos als levensgemeenschap en met inachtneming van de volgende criteria:

  • a.

    als het bos of de beplanting nog geen 25 jaren oud is, dient 133% van de oppervlakte gecompenseerd te worden (100% voor het verlies van de oppervlakte en 33% oppervlakte voor het verlies van kwaliteit);

  • b.

    als het bos of de beplanting ouder is dan 25 jaren doch jonger dan 100 jaren, dient 166% van de oppervlakte gecompenseerd te worden (100% voor het verlies van de oppervlakte en 66% oppervlakte voor het verlies van kwaliteit);

  • c.

    als het bos of de beplanting ouder is dan 100 jaren, wordt in principe geen medewerking verleend. In geval van onontkoombaar maatschappelijk belang, wordt van geval tot geval bepaald welke norm voor compensatie redelijk wordt geacht.

  • d.

    Indien boswaarden verloren gaan ten behoeve van een zeldzamer ecosysteem, gelden uitsluitend de compensatienormen van de Boswet.

NatuurIndien uit het in artikel 3, eerste lid, bedoelde plan blijkt dat er sprake is van (a) verlies van oppervlakte aan natuur, (b) aantasting van de kwaliteit van natuur en/of (c) verlies of aantasting van biotopen voor aandachtssoorten, wordt de compensatie vastgesteld met inachtneming van de volgende criteria:

  • a.

    als natuurwaarden binnen 25 jaren vervangen kunnen worden, dient 100% van de oppervlakte gecompenseerd te worden en 33% financiële toeslag voor het verlies van kwaliteit (ten behoeve van het aanloopbeheer);

  • b.

    als natuurwaarden binnen een periode van 25 tot 100 jaren vervangen kunnen worden, dient 100% van de oppervlakte gecompenseerd te worden en 66% financiële toeslag voor het verlies van kwaliteit (ten behoeve van het aanloopbeheer);

  • c.

    als natuurwaarden niet binnen een periode van 100 jaren vervangen kunnen worden, wordt in principe geen medewerking verleend. In geval van onontkoombaar maatschappelijk belang, wordt van geval tot geval bepaald welke norm voor compensatie redelijk wordt geacht.

LandschapBij compensatie voor landschap zal van geval tot geval maatwerk moeten worden geleverd. Daarbij blijft het beginsel ‘geen netto verlies van waarden’ uitgangspunt.De hierboven opgenomen normen voor compensatie van bos en natuur zijn gebaseerd op het SGR I.

Artikel 4

Dit artikel schrijft voor dat het plan bij de aanvraag wordt gevoegd. Tevens wordt aangegeven welke elementen ten minste in het compensatieplan dienen te zijn opgenomen. Dit kan betekenen dat een deskundig bureau door de aanvrager moet worden ingeschakeld. Ingevolge artikel 4:5 Awb behoeft de aanvraag pas in behandeling te worden genomen als het plan aan de gestelde vereisten voldoet.Van belang is dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan inhoud en procedure. Mocht de gemeente besluiten dat in alle gevallen nadere stukken of te volgen stappen noodzakelijk zijn, dan kan het worden aangevuld met de benodigde informatie.

Artikel 5

Lid 1 geeft aan dat een ingreep waarbij landschap, bos en natuurwaarden worden aangetast slechts plaats kan vinden na een zorgvuldige belangenafweging waarbij burgemeester en wethouders deze belangen afwegen tegen het maatschappelijk belang van de ingreep. Daarbij is het aan de aanvrager om aan te tonen dat geen andere geschikte locatie aanwezig is en om het maatschappelijk belang te onderbouwen. De belangenafweging geschiedt door burgemeester en wethouders.Volgens lid 2 houden burgemeester en wethouders rekening met andere ingrepen in het gebied. Zo kan compensatie van verschillende ingrepen worden gecombineerd in één groter compensatieproject maar kan compensatie van het ene project tevens samenvallen met een ander project. Denkbaar is dat een project dat ten koste gaat van bos gecompenseerd wordt door realisatie van een ander project om een bos of landgoed aan te leggen.Lid 3 geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om de verplichting tot compensatie achterwege te laten bij kleine ingrepen en in geval van ingrepen die in verhouding tot de grootte van het betreffende bos of natuurgebied, van ondergeschikte betekenis zijn.

Artikel 6

Uitgangspunt is dat financiële compensatie slechts plaatsvindt als fysieke compensatie niet of slechts ten dele mogelijk is. De financiële compensatie wordt in dat geval door de gemeente gelabeld in een fonds gestort.De financiële compensatie bestaat uit de kosten van fysieke compensatie inclusief oppervlaktetoeslagen plus de kosten ten behoeve van het aanloopbeheer.Het Nationaal groenfonds fungeert als een soort bancaire instelling, maar dan met specialiteit natuurfinanciering. Er is in de verordening voor het groenfonds gekozen, omdat dat fiscale voordelen kan opleveren (het groenfonds is aangewezen als "groene" financier) en omdat de gemeente met het groenfonds ook afspraken kan maken over besteding van het geld en daarbij gebruik kan maken van de kennis van de Stichting het Groenfonds over natuurontwikkelingsgebieden. Als een particuliere organisatie natuur wil ontwikkelen, kan ze daarvoor een lening aanvragen bij het Groenfonds. Stel dat dat gebied in onze gemeente ligt en nog niet is aangewezen als natuurgebied, dan kan het wellicht als compensatiegebied dienen.Daarnaast kan de financiële toeslag gestort worden in een fonds. De financiële toeslag wordt vanuit het fonds beschikbaar gesteld aan de beheerder voor het beheer (en inrichting) van de nieuwe gebieden. De financiële toeslag kan ook d.m.v. een bankgarantie veiliggesteld worden en rechtstreeks door de initiatiefnemer aan de beheerder worden uitbetaald. De gemeente bepaalt hoe en waar de financiële compensatie wordt gestationeerd. Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen, waarbinnen de financiële compensatie opnieuw moet worden ingezet. Aangezien geadviseerd wordt compensatie zo dicht mogelijk bij de ingreep te realiseren, ligt het voor de hand dat compensatie in eerste instantie binnen de eigen gemeente plaatsvindt. Mocht dat niet haalbaar zijn, of als blijkt dat compensatie in een andere gemeente op minder problemen stuit, kan de gemeente besluiten de financiële middelen te besteden in een andere gemeente. Dit kan bij grensoverschrijdende natuurgebieden aan de orde zijn.

Artikel 7

Dit artikel regelt dat de verordening terugtreedt in geval van regelgeving door hogere overheden.

Artikel 8

Slotbepaling

Bijlage uitgangspunten bij het formuleren van compensatiemaatregelen.

  • 1.

    Bij de aantasting dient zoveel als mogelijk invulling gegeven te worden aan landschappelijke inpassing en mitigatie. Deze activiteiten zijn er in belangrijke mate op gericht om de locatie, waar als gevolg van de ingrepen sprake is van negatieve effecten, te verkleinen. Dit kan gebeuren door een juiste inrichting, landschappelijke inpassing en door het nemen van specifieke maatregelen zoals bijvoorbeeld geluidsschermen, dassentunnels en wildviaducten.

  • 2.

    Het bereiken van een gelijkwaardige ecologische samenhang. Als delen van de ecologische structuur worden aangetast, moeten compenserende gebieden aansluiten bij het resterende deel om eenzelfde samenhang te kunnen waarborgen. Als dit niet mogelijk is, zal kwaliteitsverbetering van het resterende gebied moeten plaatsvinden.

  • 3.

    Vervanging door natuur van gelijke aard. Het doel is het compenseren naar de aard van het gebied dat verloren gaat of naar de aard van de effecten van de ingreep op de omgeving. Van belang zijn in dit verband de aanwezige zeldzame en bedreigde soorten (vergelijk de Habitatrichtlijn), het landschapstype en het natuurdoeltype. Voor bossen en ecologische verbindingszones geldt ook dat de compensatie van gelijke aard moet zijn. Bos wordt vervangen door bos en een verbindingszone door een andere verbindingszones die dezelfde waarde in hetzelfde gebied vertegenwoordigt.

  • 4.

    De functionaliteit van de ecologische structuur dient in tact te blijven. Alvorens een goed voorstel voor compensatie te kunnen maken, moet bekend zijn welke functies het aan te tasten gebied vervult. Voor gebieden die voor amfibieën van belang zijn moet onderscheid gemaakt worden tussen leef- en voortplantingsgebied. Beiden moeten met elkaar in verbinding staan. Bij compensatie van een van beide gebieden, moet het te compenseren gebied aansluiting vinden bij het in tact blijvende gebied.

  • 5.

    Compenserende maatregelen dienen een areaal te beslaan dat minimaal even groot is als het gebied dat door de ingreep wordt ingenomen. De omvang van het te compenseren gebied wordt bepaald door het vernietigde areaal plus het deel waarin, na mitigerende maatregelen nog negatieve effecten blijven bestaan. Voorts wordt een toeslag berekend voor kwaliteitsverlies, afhankelijk van de waarden van het aan te tasten gebied. De compensatie van het kwaliteitsverlies houdt rekening met de periode die moet worden overbrugd om van maagdelijk ingericht gebied te komen tot gerijpt gebied dat verloren is gegaan.

  • 6.

    De aard en de omvang van de compensatie worden mede bepaald door de invloeden die de ingreep uitoefent op zijn omgeving en de aard van het gebied waar compensatie plaatsvindt. De invloed op de omgeving van de ingreep kan door mitigerende en inpassende maatregelen zoveel mogelijk beperkt worden. Doel hiervan is de uiteindelijke negatieve externe invloed te minimaliseren.

  • 7.

    De compenserende maatregelen dienen in beginsel plaats te vinden in de (directe) omgeving van de ingreep. De locatie moet zodanig gekozen worden

  • 8.

    Compensatie dient te passen binnen het lokaal afgewogen beleid zoals dat verwoord is in het bestemmingsplan, natuur- en landschapsbeleidsplannen. Een belangrijk hulpmiddel bij de keuze voor compensatiegebieden zijn (gemeentelijke) landschaps- en natuurbeleidsplannen en het POP.

  • 9.

    Inrichting, beheer en duurzaamheid dienen gewaarborgd te zijn. Tot onderdeel van de compensatie worden ook de inrichting van terreinen gerekend die nodig is om ontwikkeling mogelijk te maken van natuurwaarden tot het kwaliteitsniveau van het gebied dat door de ingreep verloren gaat. Voorwaarde hierbij is dat zowel het voortbestaan van de compensatiegebieden als het beheer ervan, na inrichting, op een duurzame wijze gewaarborgd zijn. Dit kan gebeuren door de toekomstig beheerder al in een vroeg stadium bij de planontwikkeling te betrekken. De kosten voor het aanloopbeheer komen voor rekening van de initiatiefnemer. De duur van het aanloopbeheer is afhankelijk van het beoogde natuurdoeltype.

  • 10.

    Bij de realisering van compensatie moet gestreefd worden naar robuustheid in groene structuren. Compensatie mag niet leiden tot versnippering van natuur en landschap. Compensatie van grote elementen mag niet leiden tot opsplitsing in kleinere eenheden. Bundeling van meerdere compensaties kan leiden tot robuuste nieuwe gebieden. Hierbij mag niet voorbijgegaan worden aan het feit dat bij compensatie gestreefd dient te worden naar gelijke aard en functionaliteit van de compensatie. Kleinschalige landschapselementen met belangrijke verbindingsfunctie, welke vaak zeer bepalend zijn voor het landschap, mag men niet compenseren als onderdeel van een groot bosgebied.

Vormen van aantastingBij ruimtelijke ingrepen ten koste van bos, natuur en landschap kan sprake zijn van de volgende vormen van aantasting:

  • a.

    Vernietiging :Hierbij is sprake van vernietiging van de groeiplaats en de aanwezige natuurwetenschappelijke of landschappelijke waarden ten behoeve van andere bestemmingen

  • b.

    Verstoring: Onder verstoring verstaan we de negatieve effecten op de omgeving door de nieuwe ontwikkelingen op de locatie van aantasting. Deze kan bestaan uit geluidsoverlast, betreding, verdroging, verontrusting en verlichting

  • c.

    Versnippering: Versnippering treedt op als elementen uit de ecologische of landschappelijke structuur met een duidelijke voor hun omgeving belangrijke functie, verdwijnen of worden aangetast. Dit zijn elementen die een functie hebben in grotere natuurlijke systemen. Bij dergelijke systemen moet gedacht worden aan foerageer- en leefgebieden, stepping stones, houtwallen, natte of droge verbindingen tussen natuurgebieden en winter- en zomergebieden.