Regeling vervallen per 07-06-2018

Kaderverordening Subsidies Delft 2014

Geldend van 01-01-2015 t/m 06-06-2018

Intitulé

Kaderverordening Subsidies Delft 2014

De raad van de gemeente Delft;

Gelezen het voorstel van het college van 7 oktober 2014, inzake de kaderverordening subsidies Delft 2014 en het beleidskader subsidies Delft 2014-2018;

Gelet op het bepaalde in de Algemene Wet Bestuursrecht;

BESLUIT:

  • a.

    Vast te stellen de kaderverordening subsidies Delft 2014 en het beleidskader subsidies Delft 2014-2018;

  • b.

    In te trekken de kaderverordening subsidies Delft 2008.

KADERVERORDENING SUBSIDIESGEMEENTEDELFT2014

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • -

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (PbEU L 214/3) , dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • -

    de-minimisregeling: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6) , dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. De kaderverordening subsidies gemeente Delft 2014 is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen, zoals bedoeld en omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In afwijking van het in lid 1 gestelde, kan het college van burgemeester en wethouders, hierna te noemen het college, bepalen dat deze verordening niet van toepassing is voor de onder artikel 4:23, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen.

Artikel 3 Beslissingsbevoegdheid

  • 1. Het college is het bevoegde bestuursorgaan voor de toepassing van deze verordening, de daarop gebaseerde deel- en/of bijzondere verordeningen en beleidsregels, alsmede hetgeen ter zake is bepaald in artikel 4:23 lid 3 Awb.

  • 2. Het college kan de subsidieverlening in een aantal subsidierondes doen plaatsvinden, waarbij het college speciale thema’s of accenten kan benoemen respectievelijk aanbrengen, die passen binnen de doelen van het gemeentelijke subsidiebeleid.

Artikel 4 Grondslag subsidieverstrekking

Het college kan subsidie verstrekken voor activiteiten en voorzieningen die tot doel hebben het door de raad vastgesteld gemeentelijk beleid, de beleidsdoelen en gemeentebegroting te realiseren.

Artikel 5 Verstrekking aan

  • 1. Subsidies worden verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen.

  • 2. In afwijking van het in lid 1 gestelde kan het college een subsidie toekennen aan natuurlijke personen, indien doelmatigheid en doeltreffendheid van de verstrekking zich hiertegen niet verzetten en de te subsidiëren activiteit past in het gemeentelijk beleid, zoals bedoeld en omschreven in artikel 4.

Artikel 6 Termijn

  • 1. Indien een aanvraag om subsidie betrekking heeft op het lopend kalenderjaar, wordt op de aanvraag beslist binnen 8 weken na ontvangst van de subsidieaanvraag, tenzij het college een andere termijn heeft vastgesteld.

  • 2. Indien een aanvraag om subsidie betrekking heeft op het kalenderjaar of kalenderjaren volgend op het jaar waarin de aanvraag is ingediend, wordt op de aanvraag beslist binnen 6 weken na de dag waarop de gemeentebegroting voor het eerstvolgende kalenderjaar door de raad is vastgesteld.

  • 3. Indien sprake is van aanvragen, die betrekking hebben op het lopende kalenderjaar en een uiterste indieningsdatum vastgesteld is, beslist het college binnen 8 weken na het verstrijken van deze datum.

  • 4. Een aanvraag zoals bedoeld in het 1e en 2e lid wordt slechts in behandeling genomen, indien deze aan alle wettelijke voorschriften voldoet.

HOOFDSTUK 2 AANVULLENDE BEPALINGEN OP TITEL 4.2 VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1. De gemeenteraad kan voor subsidies voor een of meer beleidsterreinen of onderdelen daarvan jaarlijks in de gemeentebegroting een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Het college stelt voor de bekendmaking van het in lid 1 genoemde besluit vast volgens welke verdeelsleutel het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld.

Artikel 8 Begrotingsvoorbehoud

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt zij verleend onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat voldoende gelden door de raad ter beschikking worden gesteld.

Artikel 9 Regel(s) subsidieverlening

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de subsidieverlening indien deze regels bevorderen:

  • a.

    de rechtmatige, doelgerichte en doelmatige verstrekking van subsidies; en/of

  • b.

    deze regels anderszins leiden tot verwezenlijking van het doel van de subsidieverstrekking.

Artikel 9a Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij de in artikel 9 genoemde nadere regels afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij de in het eerste lid genoemde nadere regels waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de doelstellingen, activiteiten, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan het toepasselijke steunkader.

  • 4. Ondernemingen komen alleen in aanmerking voor een subsidie waarop de de-minimisregeling van toepassing is, wanneer voldaan wordt aan de betreffende voorwaarden.

Artikel 10 Termijn indienen subsidieaanvraag en overleggen van voor de

aanvraag tot subsidieverlening relevante documenten

Het college kan nadere regels stellen:

  • a.

    over de termijn waarbinnen een aanvraag tot subsidieverlening moet zijn ingediend.

  • b.

    over de aard en omvang van relevante documenten, door de subsidieaanvrager te overleggen, die tot beoordeling van de aanvraag tot subsidieverlening dienen.

Artikel 11 Weigeringsgronden

1.De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de in de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen in ieder geval worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

a) de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de gemeente dan wel niet

aanwijsbaar ten goede komen aan de burgers van de gemeente;

b) de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor subsidie is aangevraagd;

c) de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

d) de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden – hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden – kan beschikken om de kosten van de activiteiten te financieren;

e) subsidieverstrekking anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente;

f) er sprake is van het geval en de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 3 van die wet in deze verordening mede wordt verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met een aanvrager van subsidie gelijk kan worden gesteld.

g) de subsidieverlening niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt.

2.Voordat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, onderdeel f, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het college om een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob worden gevraagd.

3 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

  • a.

    als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

  • b.

    als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

4 Het college kan afwijken van het bepaalde in het eerste lid onder a tot en met e, wanneer er sprake is van subsidieverlening voor zustersteden van Delft, of steden waar Delft nauwe banden mee heeft.

Artikel 12 Intrekkings-/ wijzigingsgronden

Naast de in artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde gevallen kan de

subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd op grond van de in het eerste lid onder a tot en met g en het derde lid genoemde gevallen.

Artikel 13 Terugvordering

Het college vordert een uitbetaalde subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 14 Nadere verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek van de rekenkamer van de gemeente als het college van burgemeester en wethouders hier om verzoekt.

  • 2. Het college kan naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde verplichtingen nadere regels of verplichtingen opleggen bij de subsidieverlening.

  • 3. Daarnaast kunnen bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen worden opgelegd die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidieverlening.

  • 4. Het college maakt jaarlijks de subsidiebeschikkingen bekend op de website van de gemeente Delft.

Artikel 15 Voorschotten

Het college kan zo nodig voorschotten op de subsidie verstrekken.

Artikel 16 Regels inzake overschotten en tekorten

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van toegestane overschotten en tekorten.

Artikel 17 Periodieke evaluatie en toetsing

  • 1. Het college toetst ten minste eenmaal per jaar subsidies op rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid, zowel wat betreft het verlenen als het besteden daarvan.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen voor de wijze waarop deze toetsing plaatsvindt

    en op welke subsidies de toetsing betrekking heeft.

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Hardheidsclausule

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 19 Toezicht

Het college wijst ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

Artikel 20 Overgangsrecht

Aanvragen tot subsidieverlening ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden in behandeling genomen conform de dan geldende verordeningen en regelingen.

Artikel 21 Inwerkingtreding intrekking

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. De Kaderverordening Subsidies Delft 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Kaderverordening Subsidies Delft 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 november 2014.
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
A.P. Oostdijk ,plv.griffier.
Bekendgemaakt 3 december 2014.

TOELICHTING KADERVERORDENING SUBSIDIES GEMEENTE DELFT 2008

Algemene toelichting

Met deze kaderverordening wordt beoogd samen met het Beleidskader Subsidies tot een uniform en transparant subsidiebeleid te komen. In artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt een subsidie als volgt gedefinieerd: “De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt, met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten”.

De derde uitbreiding (tranche) van de Awb bevat een uitgebreide regeling over het fenomeen “subsidie”. Deze uitgebreide regeling is ondergebracht in titel 4.2 van de Awb. We noemen dat “het subsidierecht”. Het subsidierecht bevat onder andere veel procedureregels. Met de Kaderverordening Subsidies Gemeente Delft 2014 zijn de diverse verordeningen op grond waarvan subsidie werd verleend in één verordening gebundeld. Gekozen is voor een Kaderverordening die zich richt op alle subsidies die door de gemeente Delft worden verstrekt. Door een algemeen kader in het leven te roepen, en door de beleidsregels te stroomlijnen, beogen wij de subsidieverlening transparanter en efficiënter te maken. De intentie daarbij is om de administratieve verplichting voor de aanvrager tot het strikt noodzakelijke te beperken. Wij vragen alleen wat voor de beoordeling van een subsidieaanvraag noodzakelijk is. Dat geldt ook voor de stukken die voor het vaststellen van subsidie van essentieel belang zijn.

Het is niet mogelijk om alle subsidieverstrekkingen onder één Kaderverordening te vangen. Er zijn wettelijke voorschriften die een eigen, specifieke verordening vergen. Met name geldt dit voor de verordening financiele gelijkstelling onderwijs. Daarbij wordt echter wel de gemeentelijke subsidiesystematiek gevolgd.

Feitelijk heeft ook bedoeling en strekking van het duaal stelsel de keuze voor een Kaderverordening bepaald. Een subsidieverordening die slechts algemene uitgangspunten aangeeft en regelt waarvoor subsidie wordt verstrekt. Het Beleidskader Subsidies is samen met deze Kaderverordening kaderstellend voor het subsidiebeleid. Dit beleid wordt dan ook vastgesteld door de gemeenteraad. Het college van burgemeester en wethouders voeren het subsidiebeleid zoals door de raad is vastgesteld uit. De uitvoering van het beleid wordt ingevuld door beleidsregels.

Er is nog een derde reden waarom gekozen is voor een Kaderverordening. Hetgeen al in de Awb is bepaald hoeft niet weer in een subsidieverordening te worden opgenomen. In een subsidieverordening, dus ook in onze Kaderverordening, geven we alleen aan, op welke wijze wij de Awb een lokale inkleuring geven. Een Kaderverordening noemen we dan ook “regelend recht” of “aanvullend recht”.

De subsidievormen zijn opgenomen in het Beleidskader Subsidies, mede om nogmaals te benadrukken dat subsidie wordt ingezet om gemeentelijk beleid (hoofddoelstellingen/ beleidsdoelen) te realiseren.

Artikelgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Vanwege het belang van voldoen aan regelgeving van Europese staatssteun is een aantal Europese staatssteunrechtelijke begrippen toegevoegd. Op 1 januari 2014 is de nieuwe de-minimisverordening in werking getreden. Het steunplafond is niet gewijzigd. Dit betekent dat decentrale overheden ook onder de nieuwe de-minimisverordening ondernemingen tot 200.000 euro aan steun kunnen verlenen zonder dat er sprake is van staatssteun. Evenals onder de oude de-minimisverordening geldt dit bedrag per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Er dient van uitgegaan te worden dat steun is verleend op het moment van ontstaan van de wettelijke aanspraak op steunverlening (bijvoorbeeld een subsidiebeschikking) en niet pas op het moment van uitbetaling (van de toegekende subsidie). Wat de periode van drie jaar betreft mag er niet worden geknipt.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    De reikwijdte – het van toepassing zijn op alle verstrekkingen – kent een begrenzing. In die gevallen waar specifieke wetgeving een eigen verordening vereist, vindt het verlenen van subsidies op grond van die verordening plaats.

  • 2.

    De Awb en met name titel 4.2 (het subsidierecht) staat in zeer specifieke gevallen toe af te wijken van procedureregels zoals de wet (Awb), deze verordening en het beleidskader subsidieverstrekking voorschrijft. De Awb biedt dus zelf die mogelijkheid. Zo kan in een zeer specifiek geval - indien er geen (toepasbare) regeling bestaat - op grond van een begrotingspost opgenomen in de gemeentebegroting, subsidie worden verleend.

Artikel 3 Beslissingsbevoegdheid

  • 1.

    In het kader van het duaal stelsel, zoals in de algemene toelichting is verwoord, is het college belast met de uitvoeringvan het door de raad vastgestelde subsidiebeleid, en derhalve bevoegd deze verordening en de daarop gebaseerde beleidsregels uit te voeren. Alhoewel de subsidiesystematiek bestaat uit de drie samenhangende onderdelen: beleidskader, kaderverordening, beleidsregels is besloten de mogelijkheid om deel- en/of bijzondere verordeningen in het leven te roepen, niet uit te sluiten. Echter wel met de aantekening dat het hier een uitzondering betreft, en alleen wordt benut indien een wet dit voorschrijft of een rechtmatige verlening van subsidie in voorkomende gevallen hiertoe dwingt.

  • 2.

    Subsidierondes zijn zowel voor het college als voor subsidieaanvragers een nuttig instrument uit een oogpunt van planning, budgettering en evenwichtige verdeling van beschikbare subsidiebudgetten. De bevoegdheid voor het college om speciale thema’s of accenten te benoemen respectievelijk aan te brengen heeft zijn nut wanneer er sprake is van meerdere subsidieaanvragers die alle aan diverse subsidiecriteria voldoen en er, binnen het beschikbare budget, door het college toch een keuze gemaakt moet worden aan wie uiteindelijk wel en aan wie geen subsidie verleend zal worden.

Artikel 4 Grondslag subsidieverstrekking

Dit artikel is bedoeld om een belangrijk uitgangspunt vast te leggen, te weten dat subsidie bedoeld is als instrument om gemeentelijk beleid te realiseren. In het beleidskader zijn de hoofddoelstellingen/ beleidsdoelen van het gemeentelijk beleid geformuleerd en in specifieke beleidsterreinen neergeslagen. De hoofddoelstellingen/beleidsdoelen wijken niet af van staand beleid, maar zijn wel zodanig geformuleerd, dat gewijzigd en/of nieuw beleid binnen de doelstelling past. In die gevallen waar nieuwe inzichten en beleid niet in een van de hoofddoelen/beleidsdoelen passen, kan een daartoe strekkende beleidsnota, vast te stellen door de gemeenteraad, het verlenen van subsidie rechtmatig maken. Bij aanpassingen van het beleidskader bijv. in verband met een nieuwe/andere samenstelling van de raad wordt het nieuwe beleid dan ingevoegd.

Artikel 5 Subsidie verstrekken aan:

  • 1.

    Privaatrechtelijke rechtspersonen; dat zijn bijvoorbeeld Stichtingen en Verenigingen, maar ook B.V.’s en N.V.’s. Formeel is een V.O.F.(= Vennootschap onder Firma) geen privaatrechtelijke rechtspersoon. Ook een V.O.F. zal als aanvrager van een subsidie functioneel aangemerkt worden als ware deze een privaatrechtelijke rechtspersoon. Het zijn van oudsher organisatievormen die een doel of doelen nastreven en deze doelen door middel van activiteiten realiseren. Gemeenten verstrekken subsidies wanneer deze doelen passen in het gemeentelijk beleid. Een van de voorwaarden is, en daar gaat dit artikel over – dat stichtingen en verenigingen etc. zich aan het “rechtspersonenrecht” dienen te houden. Belangrijk is hierbij dat (na toestemming van de gemeente) een batig saldo alleen mag worden aangewend voor het realiseren van het doel van de rechtspersoon. Voor de gemeente telt in dit verband, dat er altijd een bestuur is waarmee de gemeente overeenkomsten kan afsluiten, en in rechte kan aanspreken op het nakomen van verplichtingen en tekortkomingen. Boek 2 Burgerlijk Wetboek (Stichting art. 2:285 – 304 BW en Vereniging art. 2:26 – 52 BW) geven de gemeente de mogelijkheid rechtspersonen aan te spreken.

  • 2.

    Een natuurlijk persoon of personen is/zijn drager(s) van rechten en plichten. Maar het zijn geen rechtspersonen in de zin dat zij als organisatie geen bestuur hebben die op grond van het “rechtspersonenrecht” overeenkomsten kunnen afsluiten en op het nakomen daarvan aanspreekbaar zijn. In voorkomende gevallen zijn zij slechts als “individu” aanspreekbaar. Houdt dit dan in, dat particulier initiatief onmogelijk is door het gestelde in lid 1 van dit artikel. Allerminst! De gemeente onderschrijft het belang van particuliere initiatieven die daadwerkelijk bijdragen aan het realiseren van gemeentelijk beleid. Een van de vele voorbeelden zijn de straatfeesten, een bijdrage aan de “samenhang en leefbaarheid” van de straat of de buurt. Daarnaast is de gemeente verplicht het verstrekken van subsidies, rechtmatig, doelgericht en doelmatig te maken en te houden. Daarom geeft lid 2 van dit artikel de mogelijkheid om bestaande en nieuwe initiatieven (mits zij passen in het gemeentelijk beleid) eenmalig mogelijk te maken, en dan in goed overleg tussen gemeente – initiatiefnemers naar een structurele oplossing te zoeken, waardoor enerzijds gewaarde initiatieven in stand blijven, maar ook anderzijds de rechtmatige, doelgerichte en doelmatige subsidieverstrekking gewaarborgd is. Ook kan gedacht worden aan de mogelijkheid om bijvoorbeeld via de buurtvereniging een subsidie als bedoeld aan te vragen. De genoemde eenmalige mogelijkheid ziet op dezelfde soort subsidie. Voor een ander soort subsidie kan zonder meer een nieuwe aanvraag ingediend worden.

Artikel 6 Termijn

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie voor het lopend subsidiejaar betekent dat de subsidieaanvrager behoefte heeft op een zo snel mogelijk antwoord, zodat gepland en georganiseerd kan worden. Acht weken is een termijn die ter zake in de jurisprudentie als redelijk wordt aangemerkt. Het college kan een andere termijn bepalen, indien de aard van het initiatief van de subsidieaanvrager en diens tijdplanning dat noodzakelijk maakt.

  • 2.

    Een subsidieaanvraag voor het komende jaar of jaren kan binnen 6 weken worden beantwoord, hetzij door een “voortgangsbericht”, hetzij door hetgeen in artikel 8 wordt bepaald. In het algemeen wordt een aanvraag van een nieuwe subsidieaanvrager beantwoord door middel van een voortgangsbericht; voor een bestaande subsidierelatie kan artikel 8 van de verordening worden toegepast. Voortgangsbericht (de juridisch betekenis): het antwoord op een subsidieaanvraag waarin wordt aangegeven dat het besluit op de aanvraag niet binnen de gestelde termijn gegeven kan worden en de reden daarvan motiveren.

  • 3.

    Indien de aanvraag om subsidie niet voldoet aan alle wettelijke voorschriften wordt de subsidieaanvrager in de gelegenheid gesteld dit te herstellen, en wel binnen een redelijke te stellen termijn.

Hoofdstuk 2 Aanvullende bepalingen op Titel 4:2 Awb

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Het subsidieplafond is geregeld en vastgelegd in de Kaderverordening. Dat betekent dat wanneer het beschikbare budget (het door de raad vastgestelde subsidieplafond) uitgegeven is, dit een wettelijke grond oplevert om geen subsidie te verstrekken.

  • 2.

    Subsidieverdeelsleutels zijn verdelingscriteria door het college van burgemeester en wethouders vastgelegd in beleidsregels en afgeleid van de door de raad vastgestelde subsidieplafond(s), teneinde “onoverzichtelijke ontwikkelingen” in subsidieaanvragen te beteugelen en tot een behoorlijk en rechtmatige verdeling van de middelen te komen. Ook hier is het duaal stelsel toegepast. De raad stelt het subsidieplafond vast, en het college geeft invulling aan de uitvoering daarvan.

Artikel 8 Begrotingsvoorbehoud

De gemeenteraad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor de subsidieverstrekking beschikbaar zijn. Daarom dient een beschikking subsidieverlening – indien de subsidie wordt verleend voor een jaar of periode die ten laste komt van een begroting die nog niet is vastgesteld, dit voorbehoud in de beschikking te zijn vastgelegd.

Artikel 9 Regel(s) subsidieverlening

De regels die gesteld zijn of nader gesteld kunnen worden zijn beleidsregels. Het vierde lid van artikel 1:3 Awb omschrijft een beleidsregel “als een bij besluit vastgestelde regel, een informele richtlijn voor overheidsorganen teneinde te komen tot het hanteren van vaste

gedragsregels bij de uitoefening van hun bevoegdheden”. Een beleidsregel is primair intern gericht. Daarmee wordt bedoeld, dat de gedragsregels gelden voor de politieke en ambtelijke organisatie. Bestuursorganen hebben vaak een bepaalde beslissingsruimte. Door het instellen van beleidsregels wordt duidelijk hoe met deze beslissingsruimte wordt omgegaan. Door publicatie wordt het burgers en belanghebbenden duidelijk op welke wijze het bestuursorgaan inhoud en vorm geeft aan haar (subsidie) beleid en beslissingsruimte. Daar kan het gemeentebestuur in rechte vervolgens aan worden gehouden.

Artikel 9a Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat afgeweken wordt van de kaderverordening, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd. Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europese steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld. Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de doelstellingen, activiteiten,

resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader als genoemd in het vierde lid. Evenzeer als dat bij subsidies waarop de de-minimisregeling van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisregeling als genoemd in het vijfde lid.

Artikel 10 Termijn indiening aanvraag tot subsidieverlening en voor deze aanvraag te overleggen documenten.

  • a.

    In beleidsregels zijn de gestelde termijnen aangegeven.

  • b.

    Met relevante documenten wordt bedoeld dat alleen die documenten worden gevraagd die noodzakelijk zijn om de aanvraag tot subsidieverlening te beoordelen.

Artikel 11 Weigeringsgronden.

De Awb geeft in artikel 4:25 en artikel 4:35 deze weigeringsgronden aan: Artikel 4:25 gaat over het subsidieplafond (zie artikel 6 van de Kaderverordening en deze toelichting).

Artikel 4:35 luidt:

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      De activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      De aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      De aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichtte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd, indien de aanvrager:

    • a.

      In het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; of

    • b.

      Failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4:35 bevat een niet limitatieve opsomming van de gronden waarop een subsidie geweigerd kan worden. De weigeringsgronden genoemd in a tot en met e zijn een door de Awb toegestane aanvulling.

Het Europeesrechtelijke staatsteunkader dient opgenomen te zijn als toetsingskader voor subsidieverlening.

Sinds 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in werking. Het doel van deze wet is overheidsinstanties die te maken hebben met vergunningen, subsidies en aanbestedingen een instrumentarium te geven waarmee ze de integriteit van betrokkenen beter kunnen beoordelen. Inmiddels zijn de fasen horeca, aanbestedingen en subsidies (via de derde tranche) doorgevoerd. De Bibob-toets is er op gericht om te voorkomen dat de gemeente aan aanvragers van subsidies, die op de een of andere manier betrokken zijn bij of verantwoordelijk zijn voor niet-integere activiteiten, een dergelijke subsidie verstrekt.

Het Delftse beleid houdt in dat ook subsidie verleend kan worden aan zustersteden van Delft of steden waar Delft een nauwe band mee heeft.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering. In aanvulling daarop wordt in onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 12 Intrekkings- weigeringsgronden

De Awb geeft in artikel 4:50 de gronden voor intrekking en wijzigingen (ten nadele van de ontvanger) aan. Dit artikel luidt:

  • 1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      Voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      Voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten; of

    • c.

      In andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

      • 2.

        Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 13 Terugvordering

Deze bepaling houdt met name verband met het Europeesrechtelijk steunkader.

Artikel 14 Nadere verplichtingen subsidieontvanger

Hier is sprake van dwingend recht. Toegevoegd is een bepaling ten aanzien van het jaarlijks bekend maken van subsidiebeschikkingen. Het motief hierbij is transparantie inzake het verdelen van overheidsgelden in de vorm van subsidies.

Artikel 15 Voorschotten

De jarenlange subsidiepraktijk wijst uit dat het onder omstandigheden noodzakelijk is, op verzoek van de aanvrager een voorschot te verstrekken om een begin te maken met een activiteit of om een activiteit te kunnen doen plaatsvinden.

Artikel 16 Regels inzake overschotten en tekorten

Deze basis is nodig wanneer het college desgewenst nadere beleidsregels wil vaststellen op deze punten.

Artikel 17 Periodieke evaluatie en toetsing

Het periodiek evalueren geschiedt aan de hand van een jaarlijkse toetsing. Hiervoor is een toetsingskader opgesteld.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18 Hardheidsclausule

Gebruikelijk uit een oogpunt van regelgevingstechniek is dat een verordening een zogeheten hardheidsclausule bevat. Dat geldt ook voor de Kaderverordening subsidies. De betreffende bepaling biedt het college de mogelijkheid met name op ondergeschikte punten van de verordening af te wijken wanneer daar redenen toe bestaan. Veelal zal het daarbij gaan om praktische zaken. Voor substantiële zaken is deze bepaling niet bedoeld.

Artikel 19 Toezicht

Toezichthoudende ambtenaren moeten onder omstandigheden door het college ingezet kunnen worden.

Artikel 20 Overgangsrecht

Het betreft hier een algemene basisbepaling. Per beleidsregel kan door het college een specifiek overgangsrechtelijk regiem vastgesteld worden.

Artikel 21 Inwerkingtreding intrekking

Dit artikel geeft aan wanneer de verordening in werking treedt. Gekozen is voor een nieuw vast te stellen verordening en het intrekken van de bestaande, die inmiddels enkele keren tussentijds gewijzigd is.

Artikel 22 Citeertitel

Dit artikel bevat de naam waarmee de verordening formeel dient te worden aangeduid.