Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015

Geldend van 13-04-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015

De Raad van de gemeente Delft,

  • -

    heeft het voorstel gelezen van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;

  • -

    houdt rekening met artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet.

Op basis hiervan besluit de Raad van de gemeente Delft,

  • -

    de Verordening individuele inkomenstoeslag 2015 vast te stellen,

  • -

    en tegelijk de Verordening langdurigheidstoeslag in te trekken.

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

    • b.

      individuele inkomenstoeslag: toeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet;

    • c.

      inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, vermeerderd met de algemene bijstand;

    • d.

      peildatum: datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

    • e.

      referteperiode: een onafgebroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • f.

      ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde kinderbijslag wordt betaald (artikel 4, eerste lid onder e van de Participatiewet).

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening staan en die niet nader omschreven zijn hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2. De aanvraag

Artikel 2. Het indienen van een aanvraag

Het college stelt vast hoe een verzoek om een individuele inkomenstoeslag ingediend moet worden.

Hoofdstuk 3. Het inkomen

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

  • 1. Van een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de Participatiewet is sprake wanneer het in aanmerking te nemen inkomen gedurende de referteperiode niet hoger is dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2. In uitzondering op het eerste lid wordt voor alleenstaand ouders de bijstandsnorm gelijk gesteld met die van een echtpaar.

  • 3. Het vermogen van de aanvrager of de aanvragende gehuwden mag niet meer bedragen dan de voor een alleenstaande, alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen, dan wel gehuwden geldende vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de Participatiewet.

  • 4. Voor de toepassing van het eerste tot en met het derde lid is de situatie op de peildatum bepalend.

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1. De individuele inkomenstoeslag bedraagt:

    • -

      voor echtparen met ten laste komende kind(-eren) € 635,-

    • -

      voor echtparen zonder kinderen € 500,-

    • -

      voor alleenstaand ouders met ten laste komende kind(-eren) € 585,-

    • -

      voor alleenstaanden € 360,-

  • 2. Voor toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend door gehuwden, terwijl één van deze gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 5. Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening ten gunste van de betrokkene afwijken indien en voor zover toepassing daarvan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6. Intrekking en inwerkingtreding

1.Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening individuele inkomenstoeslag 2015’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 november 2014.
mr. drs. G.A.A. Verkerk,burgemeester.
A.P. Oostdijk,plv.griffier.

Toelichting

Uitgangspunt van een bijstandsuitkering is dat het normbedrag, wat bedoeld is voor de algemene kosten van bestaan voldoende is. Toch komt de financiële positie van mensen die langdurig op een laag inkomen zijn aangewezen onder druk. Zeker als er geen perspectief is dit inkomen in de toekomst te verhogen door een dienstbetrekking.

Om die reden bestond binnen de WWB sinds 2004 de langdurigheidstoeslag. Deze toeslag werd in 2009 gedecentraliseerd en is sindsdien een vorm van bijzondere bijstand.

Per 1-1-2015 komt de langdurigheidstoeslag te vervallen. Deze wordt vervangen door de individuele inkomenstoeslag. Dit is een discretionaire bevoegdheid. Dat betekent dat het college de inkomenstoeslag kan verstrekken als iemand voldoet aan de voorwaarden die het college hieraan stelt. Dit betekent dat het college in nadere beleidsregels kan aangeven welke groepen wel of niet in aanmerking komen voor de toeslag. Het college kan hierbij aangeven in welke situaties zij van mening is dat de cliënt zich onvoldoende heeft ingespannen voor een inkomensverbetering.

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de individuele omstandigheden geen zicht hebben op een inkomensverbetering (art 36, eerste lid van de Participatiewet).

In een verordening moet de gemeente regels opstellen waarin wordt vastgelegd wat door de gemeente wordt verstaan onder langdurig en onder een laag inkomen. Ook moet in de verordening worden vastgelegd wat het bedrag is dat aan toeslag wordt verstrekt. Het college kan in een beleidsregel verder uitwerken wat zij verstaat onder ‘geen zicht hebben op inkomensverbetering’. Dit hoeft de gemeente niet te regelen in de verordening(artikel 8, tweede lid van de Participatiewet). Bij het bepalen van zicht op inkomensverbetering moet zij in ieder geval rekening houden met:

  • -

    De krachten en bekwaamheden van de betrokkene;

  • -

    De inspanningen die zijn verricht om tot een inkomensverbetering te komen.

Op grond van deze verordening wordt verstaan onder langdurig een periode van 60 maanden ( 5 jaar). Onder een laag inkomen wordt verstaan een inkomen dat maximaal 105% bedraagt van de bijstandsnorm die van toepassing is op de situatie van de betrokkene. Deze bepalingen zijn gelijk aan de wijze waarop de gemeente Delft nu de langdurigheidstoeslag vorm geeft.

Alleenstaand ouders

Per 1 januari 2015 vervalt de norm alleenstaand ouder in de Participatiewet. De alleenstaand ouder ontvangt nadien een uitkering op grond van de norm voor een alleenstaande. Deze norm ligt lager. Dit zou betekenen dat minder alleenstaand ouders (met name zij die door een inkomen, zoals alimentatie en/of werk) aanspraak kunnen maken op de inkomenstoeslag. Om die reden is besloten om de inkomensgrens voor de alleenstaand ouder gelijk te stellen aan die van een echtpaar. Dit sluit aan bij de definitie van het begrip gezin in de Participatiewet.

Overgangsrecht

Een overgangsrecht is niet aan de orde. In artikel 78z van de Participatiewet wordt een algemeen overgangsrecht geregeld. Dat is voor de individuele inkomenstoeslag niet aan de orde. De langdurigheidstoeslag en de individuele inkomenstoeslag worden toegekend op basis van een peildatum. Wie voor 1-1-2015 recht had op een langdurigheidstoeslag heeft hier recht op op basis van de huidige verordening.

Wijzigingen leefvorm

De leefvorm van een persoon kan wijzigen tijdens de referteperiode. Een voorbeeld hiervan is een echtpaar, dat gedurende een deel van de referteperiode nog als twee alleenstaanden moeten worden aangemerkt. In een dergelijke situatie moeten beide personen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

De inkomenstoeslag is individueel. Als er sprake is van een meerpersoonshuishouden, en dus de zgn. kostendelersnorm, dan is het voor elke persoon afzonderlijk mogelijk een inkomenstoeslag te ontvangen. Uiteraard moet dan wel aan de voorwaarden zijn voldaan.

Artikelsgewijze toelichting

In deze toelichting worden alleen die bepalingen behandeld die een nadere toelichting behoeven.

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) of de Gemeentewet worden niet apart gedefinieerd in deze verordening.

InkomenOnder inkomen wordt verstaan het inkomen zoals dat is bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand als inkomen in aanmerking genomen. Bijzondere bijstand wordt niet als inkomen in aanmerking genomen. De individuele inkomenstoeslag is een vorm van bijzondere bijstand. Een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag wordt dan ook buiten beschouwing gelaten. Dat zelfde geldt voor een langdurigheidstoeslag die onder de huidige regelgeving is verstrekt.

Peildatum De peildatum is de datum waarop iemand een individuele inkomenstoeslag aanvraagt. Op dat moment moet de betrokkene voldoen aan de voorwaarden, zoals een langdurig en laag inkomen, en geen uitzicht op inkomensverbetering. De peildatum kan in beginsel niet liggen voor de dag dat de betrokkene zich heeft gemeld om de individuele inkomenstoeslag aan te vragen (art. 44, eerste lid van de Participatiewet).

Referteperiode Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden (3 jaar) voorafgaand aan de peildatum.

Artikel 2. Het indienen van een aanvraag

Met de wetswijzigingen per 1-1-2015 is de wetgeving zodanig veranderd dat een persoon een verzoek kan indienen om een individuele inkomenstoeslag te verlenen. Voorheen was er sprake van een aanvraag. Een aanvraag is (volgens de Awb) een verzoek om een besluit te nemen. Een aanvraag is in beginsel schriftelijk.

Om onduidelijkheid te voorkomen bepaalt artikel 2 van deze verordening hoe een verzoek moet worden ingediend. Dit gebeurt op een door het college vastgestelde wijze. Een verzoek wordt daarna, mits ondertekend door de aanvrager gezien als een aanvraag waarop het college een besluit moet nemen. De aanvrager moet daarbij de nodige bewijsstukken voegen.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

Voor het bepalen van het recht op een individuele inkomenstoeslag is het noodzakelijk dat de begrippen ‘langdurig’ en ’laag inkomen’ nauwkeurig worden beschreven.

LangdurigDe door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode wordt aangeduid als de referteperiode. De referteperiode is in artikel 1 van deze verordening vastgesteld op een periode van 60 maanden (5 jaar).

Laag inkomenEen inkomen wordt aangemerkt als een laag inkomen als dit inkomen niet hoger is dan 105% van de bijstandsnorm die op de aanvrager van toepassing is.

Artikel 4. De hoogte van de individuele inkomenstoeslag

De langdurigheidstoeslag werd toegekend op basis van het huishoudtype. Er waren er drie. Bij de individuele inkomenstoeslag is er voor gekozen om een nieuw huishoudtype op te nemen, namelijk echtparen met kinderen.

De inkomenstoeslag voor gezinnen met kinderen is hoger. Hiermee wordt een bijdrage geleverd in de bestrijding van armoede bij deze gezinnen met kinderen

Artikel 5, 6 en 7

Deze artikelen behoeven geen verdere toelichting.