Regeling vervallen per 01-01-2023

Beleidsregel gedeeltelijke vrijlating inkomsten alleenstaande ouders Participatiewet 2015

Geldend van 03-04-2015 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregel gedeeltelijke vrijlating inkomsten alleenstaande ouders Participatiewet 2015

De Participatiewet biedt het college de mogelijkheid om inkomsten uit arbeid van alleenstaande ouders gedeeltelijk vrij te laten. De wet geeft daarbij voorwaarden. Hoe het college omgaat met deze voorwaarden regelt zij in deze beleidsregel.

Het college houdt hierbij rekening met:

  • -

     Artikel 31, tweede lid onder r, van de Participatiewet,

  • -

    Artikel 8, vijfde lid van de wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijke Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers (IOAW), en

  • -

    Artikel 8, negende lid van de Wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijke Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen (IOAZ), 

En besluit vast te stellen:

  • -

    de beleidsregel gedeeltelijke vrijlating inkomsten van alleenstaande ouders Participatiewet 2015;

  • -

    onder gelijktijdige intrekking van de huidige beleidsregel gedeeltelijke vrijlating inkomsten van alleenstaande ouders;

Artikel 1. Rechtsgrond

Het gedeeltelijk vrijlaten van inkomsten uit arbeid van alleenstaande ouders kan gedeeltelijk worden vrijgelaten op grond van:

  • -

    Artikel 31, tweede lid onder r, van de Participatiewet,

  • -

    Artikel 8, vijfde lid van de wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijke Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers (IOAW), en

  • -

    Artikel 8, negende lid van de Wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijke Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen (IOAZ)

Met deze beleidsregel bepaalt de gemeente hoe zij omgaat met één van de in de wet genoemde voorwaarden.

Artikel 2. Begrippen

Begrippen genoemd in deze beleidsregel hebben dezelfde betekenis als in de volgende wetten zoals deze gelden per 1-1-2015:

  • -

    Participatiewet

  • -

    IOAW: de wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijke Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers;

  • -

    IOAZ: de wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijke Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen.

Als aanvulling hierop wordt verstaan onder:

  • -

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van Delft.

  • -

    De wet: de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ

Artikel 3. De in de wet genoemde voorwaarden

De alleenstaande ouder heeft op grond van de wet gedurende een periode van 30 maanden recht op een gedeeltelijke vrijlating van een inkomen uit arbeid indien:

  • -

    De alleenstaande ouder is ouder dan 27 jaar en ontvangt een uitkering van de gemeente op basis van de wet;

  • -

    Hij / zij de volledige zorg heeft voor een ten laste komend kind tot 12 jaar;

  • -

    Een periode van gedeeltelijk inkomensvrijlating van 6 maanden, zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder n van de WWB, of artikel 8, tweede lid IOAW en IOAZ voorbij is;

  • -

    De gedeeltelijke vrijlating naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

Artikel 4. Criterium bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

Het college heeft besloten dat naar haar oordeel alle betaalde werkzaamheden die aangemerkt kunnen worden als algemeen geaccepteerde arbeid zoals bedoeld in de wet, bijdragen aan de arbeidsinschakeling van de alleenstaande ouder.

Artikel 5. Ingangsdatum

Deze beleidsregel gaat in per 1 april 2015 maar werkt terug vanaf 1januari 2015.

Artikel 6. Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als de Beleidsregel gedeeltelijke vrijlating inkomsten alleenstaande ouders Participatiewet 2015.

Ondertekening

Deze beleidsregel is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouder van Delft op 3 maart 2015.
G.A.A. Verkerk , burgemeester
H.Krul, , secretaris

Toelichting

Algemeen

Binnen de WWB, de IOAW en de IOAZ bestaat sinds 1-1-2012 de mogelijkheid om de inkomsten uit arbeid van een alleenstaand ouder gedeeltelijk vrij te laten. Het college had hiervoor een beleidsregel vastgesteld. In de Participatiewet is dit ook opgenomen. Deze nieuwe beleidsregel geldt voor na het inwerkingtreden van de Participatiewet. De beleidsregel is uitsluitend technisch aangepast. Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen.

De vrijlating bedraagt 12,5% van het inkomen tot een bepaald maximum, gedurende een aaneengesloten periode van 30 maanden. Wat meer wordt verdiend wordt volledig op de uitkering gekort.

De nieuwe regeling kent enkele voorwaarden. Met deze beleidsregel wordt vastgesteld hoe het college met deze voorwaarden omgaat.

Artikelsgewijs

Artikel 1 en 2

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

Artikel 3:

De regeling kent enkele voorwaarden. Deze voorwaarden staan in de wet. De voorwaarden zijn:

  • -

    De alleenstaande ouder is ouder dan 27 jaar en ontvangt een uitkering an de gemeente op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ;

  • -

    Het jongste, ten laste komend kind is jonger dan 12 jaar;

  • -

    De alleenstaand ouder moet al gebruik hebben gemaakt van de algemene vrijlating van inkomsten gedurende 6 maanden. Deze vrijlating bedraagt voor de WWB 25% van het inkomen met een maximum. Dat maximum staat in de wet en wijzigt regelmatig.

  • -

    Het werk dat wordt gedaan moet belangrijk zijn voor de verdere inschakeling in de arbeid in de toekomst. Of dit zo is wordt bepaald door het college.

De eerste drie voorwaarden zijn duidelijk. Daar kan geen twijfel over bestaan.

De vierde voorwaarde kan wel vragen oproepen. Wanneer draagt werk iets bij, of wanneer niet? In artikel 4 is vastgesteld hoe het college, en dus de gemeente hier mee omgaat.

Artikel 4:

Het college is van mening dat voor alleenstaande ouders geldt dat alle werkzaamheden (voor normaal gebruikelijk werk) bijdragen aan de mogelijkheden van arbeidsinschakeling. Daarom besluit zij dat de vrijlatingsregeling zoals bedoeld in de wet van toepassing is op alle inkomsten die worden verdiend door de alleenstaande ouders.

Deze vrijlatingsregeling kan bestaan naast andere vrijlatingsregelingen, zoals bijvoorbeeld de onkostenvergoeding vrijwilligerswerk.

Artikel 5 en 6:

Deze artikelen behoeven geen andere toelichting.