Regeling vervallen per 17-12-2012

Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden

Geldend van 22-11-2012 t/m 16-12-2012

Intitulé

Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden

De raad van de gemeente Delft,

gelezen het voorstel van het presidium van 28 juni 2010,

Gelet op het advies van het college d.d. en het advies van de commissie Middelen en Economie d.d.

gelet op de artikelen 33, 95 t/m 99 en147 van de Gemeentewet,

gelet op het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,

b e s l u i t :

I In te trekken: Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden 2006

II vast te stellen de Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden 2010

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a commissie: een raadscommissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

b griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet

c gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet

c fractie: een fractie zoals bedoeld in artikel 8, Reglement van orde van de gemeenteraad;

d raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde tevens wethouder;

e Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1. Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vangen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 aan op de dag van het afleggen van de eed of belofte bedoeld in artikel 14 van de Gemeentewet.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden eindigen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 op de dag bedoeld in artikel C4, tweede lid, van de Kieswet, dan wel het tijdstip bedoeld in de artikelen X1, eerste en derde lid, X6 en X8, tweede, derde en vijfde van de Kieswet.

  • 3. De vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, worden maandelijks uitbetaald.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1.

    De ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan het raadslid vergoed.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

a bij gebruik van openbare middelen van vervoer, laagste klasse, en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten, waarbij zoveel mogelijk de terzake voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft vastgestelde regels worden gehanteerd;

b bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed, tot ten hoogste de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.

Artikel 7 Computer en internetverbinding

Raadsleden ontvangen voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tegemoetkoming voor de aanschaf of het eigen gebruik van een computer, bijbehorende apparatuur en software. Het raadslid ontvangt per maand een bedrag van € 60,34 voor hard- en software, onderhoud en een internetverbinding.

Artikel 8 Kinderopvang

  • 1.

    Het raadslid dat in verband met het bijwonen van:

    • a.

      een raadsvergadering;

    • b.

      een vergadering van een commissie als in artikel 1 onder a;

    • c.

      een vergadering van een commissie, bestuur e.d., waarin hij uit hoofde van zijn raadslidmaatschap zitting heeft,

heeft ten behoeve van een kind tot en met de leeftijd van 12 jaar aanspraak op een vergoeding voor kinderopvang. De hoogte van deze vergoeding bedraagt sinds 2006 maximaal € 5,70 per uur en volgt de salarisontwikkelingen van de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft

2.Het raadslid, dat voor een vergoeding als bedoeld in lid 1 in aanmerking wil komen, kan in verband hiermee een declaratie indienen bij de griffier overeenkomstig het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen declaratieformulier.

Artikel 9 Spaarloon

Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964

Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kan, op eigen verzoek, de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, worden verlaagd.

Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting

    Hoofdstuk III Voorzieningen voor commissieleden/niet-raadsleden en overige commissieleden

    Artikel 12 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

    • 1.

      De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties voor gemeenteklasse 4 vastgestelde maximum. Een commissielid/niet-raadslid kan afzien van het ontvangen van een dergelijke vergoeding door dit schriftelijk te melden aan de griffier.

    • 2.

      Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

    • 3.

      Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als raadslid of wethouder;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient

    • d.

      indien het lidmaatschap van de commissie uit een zakelijk belang rechtstreeks voortvloeit uit een bezoldigde functie, en betrokkene uit dien hoofde geacht kan worden voor de hieruit voortvloeiende werkzaamheden een honorering te ontvangen.

    • 4.

      De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien van

    • a.

      een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

    • 5.

      Indien op dezelfde dag meer dan één vergadering van dezelfde commissie wordt bijgewoond, wordt de vergoeding slechts éénmaal genoten. Indien op dezelfde dag op elkaar aansluitende vergaderingen van verschillende commissies worden bijgewoond, wordt de vergoeding eveneens slechts éénmaal genoten. Vergaderingen worden geacht op elkaar aan te sluiten als het tijdsverloop tussen de sluiting van de eerste vergadering en de opening van de tweede vergadering niet meer dan een uur bedraagt.

    • 6.

      De presentiegelden voor commissieleden/niet-raadsleden worden uitgekeerd op basis van de getekende presentielijsten.

    Artikel 13 Reiskosten

    Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

    a bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten, waarbij zoveel mogelijk de terzake voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft vastgestelde regels worden gehanteerd;

    b bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.

Artikel 14 Verblijfskosten

Aan het in het artikel bedoelde lid van de commissie worden vergoed de noodzakelijk gemaakte verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.

Artikel 15 Buitenlandse excursie of reis

  • 1. Het presidium kan een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Het presidium kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente, waarbij zoveel mogelijk de terzake voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft vastgestelde regels worden gehanteerd.

Artikel 16 Computer en internetverbinding

Commissieleden /niet-raadsleden ontvangen voor de uitoefening van het lidmaatschap van de commissie een tegemoetkoming voor een internetverbinding, bijbehorende software en printfaciliteiten.

Het commissielid/niet-raadslid ontvangt per maand een bedrag van € 61,26 (prijspeil 2011) voor hard- en software, onderhoud en een internetverbinding. Een commissielid/niet-raadslid kan afzien van het ontvangen van deze vergoeding door dit schriftelijk te melden aan de griffier.

Hoofdstuk IV De procedure van declaratie

Artikel 17 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

a betaling uit eigen middelen; of

b rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Artikel 18 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 13, 14, 15 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld (zie bijlage 3), indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen twee maanden bij de griffier, of een door hem aangewezen ambtenaar ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Hoofdstuk V Voorzieningen fractie

Artikel 19 Hoogte van de fractievergoeding

  • 1.

    De fracties zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, Reglement van Orde, ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

  • 2.

    Deze bijdrage bestaat uit een vast deel van € 1.250 voor elke fractie en een variabel deel van € 1.250 voor iedere raadszetel.

Artikel 20 (Niet) toegestane bestedingen

  • 1.

    Fracties besteden hun bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende taak te versterken.

  • 2.

    De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van:

  • a.

    uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen;

  • b.

    uitgaven aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van een gespecificeerde, reële onderbouwing;

  • c.

    giften, leningen en voorschotten;

  • d.

    uitgaven welke bestreden dienen te worden uit vergoedingen die de leden ingevolge het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden toekomen;

  • e.

    buitenlandse reizen;

  • f.

    Uitgaven aan raadsleden voor werkzaamheden die zij als beleidsmedewerker of anderszins in opdracht van een fractie verrichten;

  • g.

    Uitgaven ten behoeve van bedrijven of instellingen, waarover raadsleden middellijk of onmiddellijk zeggenschap hebben;

  • h.

    Verkiezingscampagne of promotiedoeleinden.

  • 3.

    Indien een fractie in strijd handelt met het tweede lid, kan de raad besluiten dat de in het geding zijnde uitgaven binnen een door de raad te bepalen termijn dienen te worden toegevoegd aan de liquide middelen van de betreffende fractie. Indien een fractie in gebreke blijft wordt de eerstvolgende betaling van de tegemoetkoming aan de betreffende fractie opgeschort totdat de fractie aan haar verplichtingen heeft voldaan.

  • 4.

    De onderbouwing als bedoeld in het tweede lid, sub b van dit artikel bestaat uit:

  • a)

    een betalingsbewijs aan de begunstigde indien het bedrag de wettelijk vrijgestelde landelijke vrijwilligersvergoeding niet overschrijdt (2010: € 1500 per jaar);

  • b)

    een (arbeids)contratc/overeenkomst met een omschrijving van de functie/werkzaamheden (bij vaste inzet) of een maandelijkse urenspecificatie (bij een wisselende inzet) bij een omvang die deze vrijwilligersvergoeding overschrijdt.

5. Fracties kunnen hun bijdrage, in het kader van papierloos vergaderen, gebruiken voor de aanschaf van tablets voor raadsleden en commissieleden/niet-raadsleden als bedoeld in artikel 4, tweede lid. De tablets worden door de fracties in bruikleen gegeven en worden door de gebruiker aan de fractie teruggegeven na afloop van het raads- of commissielidmaatschap. De fracties zijn zelf verantwoordelijk voor de aanschaf, het beheer en onderhoud van de tablets.

Artikel 21 Betaling voorschotten

    • 1.

      De financiële bijdrage wordt als voorschot uitgekeerd in twee termijnen, in de maanden januari en juli.

    • 2.

      Indien de fractie niet tijdig conform artikel 30 haar verantwoording heeft overlegd wordt, in afwijking van het eerste lid, het tweede voorschot van de financiële bijdrage ingehouden, totdat de verantwoording van de financiële bijdrage conform artikel 30 is ingediend.

    • 3.

      In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt, in afwijking van het eerste lid, het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.

    • 4.

      Het voorschot wordt verrekend met teveel ontvangen voorschotten in jaren waarvoor de raad de bedragen heeft vastgesteld bedoeld in artikel 30 viv vi erde lid.

    • 5.

      De fractie maakt voor de ontvangst van de financiële bijdrage op grond van deze verordening en voor de uitgaven in het kader van de fractiekostenvergoeding gebruik van één giro-of bankrekening op naam van de fractie. Deze rekening wordt niet gebruikt voor andere doeleinden.

    • 6.

      Het is de fractie niet toegestaan een tijdelijk of permanent liquiditeitenoverschot op een andere rekening te storten dan de in lid 5 van dit artikel genoemde rekening.

Artikel 22 Wijziging zetelaantal

  • 1. Indien het zeteltal van een fractie ten gevolge van verkiezingen verandert, wijzigt de variabele bijdrage op de eerste dag van de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt.

  • 2. Bij splitsing van een fractie tijdens de zittingsperiode wordt het in artikel 19, tweede lid, bedoelde vaste deel uitgekeerd aan de oorspronkelijke fractie. De afgesplitste fractie ontvangt geen vast deel.

  • 3. Het variabele deel als bedoeld in artikel 19, tweede lid, wordt vanaf de maand volgend op de raadsvergadering waarin de afsplitsing is geformaliseerd, naar rato toegekend aan de afgesplitste fractie en vanaf dan in mindering gebracht op de bijdrage van de oorspronkelijke fractie.

  • 4. De nieuwe fractie kan geen aanspraak maken op de door de fractie in oude samenstelling opgebouwde reserve.

Artikel 23 Reservevorming

  • 1. De fractie die de bijdrage voor fractieondersteuning niet of slechts gedeeltelijk heeft besteed, mag dit reserveren. De omvang van de reserve mag niet groter zijn dan de bijdrage die de fractie in het betreffende jaar, ingevolge artikel 19 en 22, toekwam. Het meerdere niet bestede geld wordt door de fractie teruggestort in de gemeentekas.

  • 2. Het terugstorten als genoemd in het eerste lid vindt plaats overeenkomstig artikel 24 lid 4.

  • 3. De omvang en het beroep op de reserve, komt tot uitdrukking in de afrekening als bedoeld in artikel 24 over dat jaar.

  • 4. De reserve blijft na de verkiezingen beschikbaar voor de fractie die onder dezelfde naam terugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger kan worden beschouwd.

  • 5. Als bij zetelverlies de reserve voor een fractie hoger zou worden dan aangegeven in het eerste lid, vervalt het recht op het meerdere.

  • 6. De fractie, die na verstrijken van een raadsperiode niet terugkeert in de gemeenteraad stort het bedrag, dat resteert na de datum van de ontbinding van de raad binnen twee maanden na die datum terug in de gemeentekas.

  • 7. Negatieve reservevorming is niet toegestaan.

Artikel 24 Verantwoording

  • 1. Elke fractie legt, binnen twee maanden na het einde van een kalenderjaar, aan de raad verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning onder overlegging van het verantwoordingsmodel (inclusief onderbouwing) zoals opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze verordening.

  • 2. Controle van de verslagen vindt plaats door de accountant, belast met de controle van de jaarrekening. De accountant brengt zijn “Rapport van Bevindingen” uit aan de raad.

  • 3. Fracties die na 1 maart hun, in lid 1 van dit artikel bedoelde, verantwoording inleveren kunnen verantwoordelijk gesteld worden voor aanvullende accountantskosten.

  • 4. De raad stelt na ontvangst van het rapport van de accountant de bedragen vast van de:

  • a. uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdrage bekostigd zijn;

  • b. wijziging van de reserve

  • c. resterende reserve

  • d. verrekening tussen de in onderdeel a. genoemde uitgaven en het ontvangen voorschot en voorzover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten.

Hoofdstuk VI Ambtelijke informatieverstrekking en ambtelijke bijstand raads- en commissieleden/niet-raadsleden

Artikel 25 Verzoek om feitelijke informatie

  • 1. Een raadslid of commissielid/niet-raadslid kan zich via de griffier of rechtstreeks tot een ambtenaar wenden met een verzoek om:

  • a) feitelijke en beschikbare informatie van geringe omvang;

  • b) inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn;

  • 2. De informatie bedoeld in het eerste lid, wordt door de betreffende ambtenaar aan het raadslid gegeven.

  • 3. Indien een ambtenaar twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld in het eerste lid, legt hij het verzoek aan de secretaris voor. De secretaris beslist met inachtneming van artikel 27.

Artikel 26 Ambtelijke bijstand

  • 1. Een raadslid kan zich tot de griffier wenden met een verzoek om ambtelijke bijstand bij het formuleren van initiatiefvoorstellen, amendementen en moties of andere bijstand. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier of een medewerker van de griffie kan worden verleend kan de griffier de secretaris verzoeken, één of meer ambtenaren aan te wijzen, die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.

  • 2. De secretaris verstrekt de desbetreffende portefeuillehouder in het college desgewenst inlichtingen omtrent verzoeken als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 27 Weigeringsgronden

  • 1. Een verzoek om feitelijke informatie of ambtelijke bijstand op verzoek van de griffier wordt verstrekt, tenzij:

  • a. niet aannemelijk is gemaakt dat het verzoek betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad als zodanig;

  • b. dit het belang van de gemeente kan schaden;

  • c. dit het werkbaar evenwicht als genoemd in artikel 30 verstoort.

  • 2. De secretaris beoordeelt of het verzoek op grond van het eerste lid geweigerd wordt.

  • 3. Indien het verzoek op grond van het eerste lid wordt geweigerd deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het raadslid dat het verzoek heeft ingediend.

Artikel 28 Weigering bijstand

Indien het verzoek om ambtelijke bijstand van een ambtenaar door de secretaris wordt geweigerd kan de griffier of het betrokken raadslid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek.

Artikel 29 Verleende bijstand

  • 1. Indien een raadslid niet tevreden is over door een ambtenaar verleende bijstand, doet hij of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris.

  • 2. Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over de zaak.

Artikel 30 Werkbaar evenwicht

De secretaris ziet toe op een werkbaar evenwicht tussen het aantal malen dat een beroep gedaan wordt op het verlenen van ambtelijke bijstand als bedoeld in artikel 26 en de beschikbare capaciteit van de reguliere ambtelijke organisatie.

Hoofdstuk VII Overgangsbepalingen

Artikel 31 Afbouwregeling

De artikelen 5 t/m 9 van de verordening “Secundaire Voorzieningen Raadsleden Gemeente Delft 1993” (zie bijlage 4) blijven onverminderd van kracht voor de raadsleden die op 1 december 2006 lid waren van de gemeenteraad en op die datum aanspraak konden maken op deze afbouwregeling.

Hoofdstuk VIII Slotbepalingen

Artikel 32 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening fractievoorzieningen 2010.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 september 2010.

mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.

R.H. van Luyk ,griffier.

Gewijzigd bij raadsbesluit van 8 november 2012.

Bekendgemaakt 21 november 2012.

Bijlage 2 Verantwoording budget fractieondersteuning over het jaar 20..

Fractienaam ………………

  • 1.

    Stand van de reserve aan het begin van het kalenderjaar €

  • 2.

    Inkomsten

2a Ontvangen bijdrage €

2b Rente €

Totaal inkomsten €

  • 3.

    Totaal beschikbaar in kalenderjaar (1 + 2) €

  • 4.

    Uitgaven

Uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de verordening (specificatie bijvoegen)

no: omschrijving factuurdatum factuurbedrag

1 ……………………… …………….. €

2 ……………………… …………….. €

3 ……………………… …………….. €

4 ……………………… …………….. €

5 ……………………… …………….. €

6 ……………………… …………….. €

7 ……………………… …………….. €

8 ……………………… …………….. €

9 ……………………… …………….. €

10 ……………………… …………….. €

etc.

Totaal uitgaven €

  • 5.

    Per saldo resterend budget aan het einde van het kalenderjaar (3 -/- 4) €

  • 6.

    Per saldo terug te storten (2a -/- 5) indien negatief “0” €

  • 7.

    Stand reserve op 31 december van het kalenderjaar €

  • 8.

    Stand giro-/bankrekening op 31 december van het kalenderjaar €

N.B. een verschil tussen de stand op de giro/bankrekening kan enkel bestaan als gevolg van rechtmatige nog te betalen kosten, welke zijn onderbouwd via onderliggende stukken. Dit in het kader van het baten en lastenstelsel dat voor gemeenten geldt.

Aldus naar waarheid opgesteld te …………………

Naam en voorletters opsteller …………………

Functie opsteller …………………

Handtekening opsteller …………………

Datum …………………

Handtekening fractievoorzitter …………………

Datum …………………

Bijlage 3

Kostendeclaratieformulier.

Het kostendeclaratieformulier is op te vragen bij de griffie.

Bijlage 4: Artikelen 5 t/m 9 van de verordening “Secundaire Voorzieningen Raadsleden Gemeente Delft 1993”.

Artikel 5

  • 1.

    Wanneer voor een raadslid het raadslidmaatschap eindigt, en het betrokken raadslid:

  • a.

    in verband met zijn raadslidmaatschap een betrekking in loondienst heeft opgegeven;

  • b.

    in verband met zijn raadslidmaatschap werkzaamheden, anders dan in loondienst heeft beëindigd;

  • c.

    de omvang van de dienstbetrekking of werkzaamheden, als bedoeld bij a. of b. in verband met zijn raadslidmaatschap heeft teruggebracht;

  • d.

    in verband met zijn raadslidmaatschap heeft afgezien van het aangaan van een dienstbetrekking dan wel van het verrichten van werkzaamheden anders dan in loondienst;

kan de burgemeester een uitkering toekennen in de vorm van een financiële afbouwregeling.

2.Het bij 1. gestelde geldt niet, indien er aanspraak bestaat op een uitkering op grond van de Uitkerings- en pensioenverordening wethouders gemeente Delft 1992.

Artikel 6

  • 1.

    Bij het vaststellen van de uitkering als bedoeld in artikel 5 wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bepaalde in de Werkloosheidswet.

  • 2.

    Waar in de Werkloosheidswet wordt gesproken over een arbeidsverleden, wordt bij de uitvoering van artikel 5 de ononderbroken duur van het raadslidmaatschap als arbeidsverleden aangemerkt.

  • 3.

    Waar in de Werkloosheidswet wordt gesproken van dagloon, wordt bij de uitvoering van artikel 5 het conform de voorschriften in de Werkloosheidswet tot een bedrag per dag berekende deel van de vergoeding voor het raadslidmaatschap als dagloon aangemerkt.

Artikel 7

Het gewezen raadslid, dat van mening is dat hij voor een uitkering als bedoeld in artikel 5 in aanmerking komt, kan bij de burgemeester een aanvraag indienen tot het treffen van een dergelijke regeling.

Hij verschaft in verband hiermee de burgemeester de door hem benodigde informatie.

Artikel 8

Het hoofd van de Concernafdeling Personeel, Organisatie en Informatie adviseert de burgemeester over een aanvraag als bedoeld in artikel 7.

Artikel 9

  • 1.

    Wanneer een raadslid tijdens de duur van de uitkering als bedoeld in artikel 5 nieuwe inkomsten uit arbeid of loondienst verwerft, worden deze inkomsten gekort op deze uitkering.

  • 2.

    Het raadslid, dat een uitkering als bedoeld in artikel 5 ontvangt, doet de burgemeester terstond mededeling van het verkrijgen van inkomsten als bedoeld in lid 1.

  • 3.

    Het hoofd van de Concernafdeling Personeel, Organisatie en Informatie van de Bestuursdienst adviseert de burgemeester ten aanzien van de gevolgen van de nieuwe inkomsten voor de uitkering, bedoeld in artikel 5.

Toelichting bij de Verordening inzake fractievoorzieningen,

commissievergoedingen en ambtelijke bijstand 2010

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AmvB en gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe is het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vastgesteld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen is in dit rechtspositiebesluit overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen van raadsleden, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang, de uitkering bij aftreden, een pensioenvoorziening en de beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. Tevens is opgenomen de regelingen rondom fractieondersteuning en –vergoeding.

Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten raads- en commisieleden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 99) . Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties (BZK) vereist.

De arbeidsverhouding van het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de

Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert.Ook kan betrokkene deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet Inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

  • -

    welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

  • -

    welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

  • -

    kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);

  • -

    voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten (zoals de RIS-bijdrage) wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

Ambtelijke bijstand en fractieondersteuning

Dit onderdeel van de verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de Gemeentewet. Het legt expliciet vast dat de raad en individuele raadsleden een recht op ambtelijke bijstand hebben. Voor politieke groeperingen bestaat daarnaast een recht op fractieondersteuning.

De griffie is in principe het eerste aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie. Raadsleden zijn ook bevoegd voor feitelijke informatie rechtstreeks contact op te nemen met de betrokken ambtenaar. Indien er een conflictsituatie ontstaat of dreigt te ontstaan, zal de burgemeester een bemiddelende en uiteindelijk beslissende rol kunnen spelen vanwege zijn spilfunctie tussen raad en college.

De verordening behandeld gedetailleerd de ambtelijke bijstand. Aangezien het de verhouding betreft tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie, is behoefte aan duidelijke regels. Deze ambtenaren werken doorgaans namelijk voor het college. De wijziging van artikel 103 van de Gemeentewet laat dit scherp zien. Voor de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur bepaalde dit artikel dat de secretaris (en daarmee de onder hem ressorterende ambtelijke organisatie) de raad en het college terzijde stond. In dualistische verhoudingen staat de secretaris het college terzijde en wordt de raad bijgestaan door de griffier.

Dat de raad nu beschikt over een griffier met griffie betekent niet dat er geen behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie. De griffie is, in vergelijking met de reguliere organisatie beperkt in omvang. Voor specialistische hulp zal een beroep op deze organisatie dan ook nodig blijven. De wetgever heeft dat onderkend en het recht op deze vorm van ambtelijke ondersteuning expliciet vastgelegd. Deze verordening vormt de uitwerking van dit recht.

De nieuwe formulering van artikel 33 van de Gemeentewet laat buiten twijfel dat individuele raadsleden, dus ook die behorend tot een minderheid in de raad, recht hebben op ambtelijke bijstand. Op deze verordening kan dus door alle raadsleden een beroep worden gedaan.

In de verordening is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. In een dergelijk geval is er sprake van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden gebracht.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op twee manieren:

  • -

    de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;

  • -

    de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

  • -

    de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikel 3 Vaste onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

  • -

    representatie

  • -

    vakliteratuur

  • -

    contributies, lidmaatschappen

  • -

    telefoonkosten

  • -

    bureaukosten, porti

  • -

    zakelijke giften

  • -

    bijdrage aan fractiekosten

  • -

    ontvangsten thuis

  • -

    excursies.

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen. De onkostenvergoeding is in verband met deze overheveling naar de gemeentelijke bedrijfsvoering vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime.

Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast, wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte inkomstenbelasting.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het rechtspositiebesluit voor raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Ook voor de onkostenvergoeding geldt dat deze met toepassing van artikel 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden met 20% kan worden verlaagd.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

In het eerste lid van dit artikel is aangegeven vanaf wanneer de raadsvergoeding aanvangt. Een raadslid dat tijdens de demissionaire periode ook nog wethouder is heeft geen aanspraak op de raadsvergoedingen, maar blijft tot hij aftreedt als wethouder in het genot van de wethouderswedde en de bijbehorende onkostenvergoeding. Dit blijkt onder meer uit de definitie van raadslid in artikel 1, onder c, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Het tweede lid bevat de artikelen die aangegeven wanneer de raadsvergoeding eindigt. Voor een raadslid dat tussentijds ontslag neemt is dat uiterlijk één maand nadat hij zijn ontslag heeft ingediend of zoveel eerder als dat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn onherroepelijk (lees goedgekeurd) zijn geworden.

Artikelen 5, 13 Reiskosten

In deze artikelen is het recht op vergoeding van reiskosten buiten het grondgebied van de gemeente geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raads- of commissielid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer (onbelast) of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding zoals die voor het gemeentepersoneel geldt (in 2006: € 0,19 onbelast).

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 6, 14 Verblijfskosten

Deze artikelen regelen de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raads- of commissielid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Daarvoor gelden dezelfde richtinggevende bedragen als voor het gemeentepersoneel.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 7, 16 Computer en internetverbinding

In deze artikelen is geregeld dat raads- en commissieleden maandelijks een bedrag ter beschikking wordt gesteld ter dekking van de kosten voor pc, internetverbinding en andere communicatieapparatuur. Deze vergoeding in belast tenzij aangetoond kan worden dat het gebruik van deze PC, verbinding, etc. voor meer dan 90% zakelijk is, te denken valt dan aan een tweede aansluiting. Een tweede aansluiting behoort op grond van artikel 15b, eerste lid onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1994 tot de vrije vergoedingen. Tevens kan gedacht worden aan een situatie waarin technische voorzieningen zijn aangebracht aan de computer die privé gebruik zodanig bemoeilijken, de werknemer toegang heeft tot het intranet van de werkgever, hij via de computer vrije internettoegang heeft, er op de computer geen software anders dan bedrijfsmatige software op staat, de werknemer ook niet de mogelijkheid heeft er software op te zetten en hij geen eigen randapparatuur kan aansluiten.

Van de ontvangen vergoeding voor zakelijk gebruik dient op grond van de belastingregels een bedrag van € 19,66 per maand (bedrag 2006) voor rekening van het raadslid te komen. Voor de berekening van de hoogte van de vergoeding is uitgegaan van drie bedragen voor 1) de verbinding (€ 40), 2) hard- en software (€ 30) en 3) onderhoud (€ 10) minus de eigen bijdrage ad. 19, 66.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De kosten zijn als beroepskosten weer aftrekbaar.

Artikel 8 Kinderopvang

Een goede kinderopvangvoorziening is belangrijk. Hierdoor wordt bevorderd dat raadsleden hun politieke werk goed kunnen combineren met het ouderschap. Op declaratiebasis en onder overlegging van een factuur kan het raadslid de reële kosten tot een maximum (2006: € 5,97 per uur) declareren. Voor een goede afhandeling hiervan is een declaratieformulier als bijlage 1 in deze verordening opgenomen.

Artikel 9 Spaarloon

Raadsleden die hebben gekozen voor loonbelasting kan dientengevolge gebruik maken van spaarloonregeling. In een gewone werkgever-werknemer relatie kan de werknemer ook kiezen voor een levensloopregeling. Voor politieke ambtsdragers dient de regeling apart opengesteld te worden voor de fictieve werknemers. Gezien het feit dat politieke ambtsdragers geen verlof kennen is opnemen hiervan niet mogelijk. Tevens is de opbouw alleen toegestaan vanuit de wedde (dus een werkgeversbijdrage is niet mogelijk) waarmee de regeling voor politieke ambtsdragers niet aantrekkelijk is. Om die redenen is hier alleen gekozen voor de spaarloonregeling.

Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raads- en commissie-leden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang

betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 10 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid. Een dergelijk verzoek kan bij de griffier worden ingediend.

Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raads- lidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 11 van de verordening

Artikel 12 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag aangegeven. In artikel 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 15 van het Rechtspositiebesluit.

Artikelen 15 Buitenlandse dienstreis

Raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. De voor het gemeente personeel geldende regeling is daarbij richtsnoer.

Voor degenen die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 19 Hoogte van de fractievergoeding

Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiële ondersteuning. De hoogte van het budget voor deze vorm van ondersteuning is in de gemeentebegroting opgenomen en dus door de raad moeten worden vastgesteld. Gekozen is voor een vast basisbedrag van € 1.250,- per fractie plus een vast bedrag per raadslid van € 1.250,-.

Artikel 20 (Niet) toegestane bestedingen

De fracties wordt grotendeels de vrijheid gelaten wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan werkzaamheden die verband houden met het functioneren van de fractie en ten behoeve van de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende taak te versterken. Verder is een aantal doelen genoemd waarvoor de bijdrage niet gebruikt mag worden. Daarmee wordt onder andere voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd en dat raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgelegd in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, dat zijn grondslag vindt in de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning.

De verordening is mede gebaseerd op de VNG-modelverordening en ervaringen elders in het land. Zo is o.a. gekeken naar Nijmegen, Amsterdam Alphen aan den Rijn en Den Haag. Het 2e lid onderdeel d, is nader uitgewerkt in de rechtspositie raads-en commissieleden.

Hier zijn kostensoorten opgenomen die betaald dienen te worden uit de door raadsleden ontvangen onkostenvergoeding (overeenkomstig tabel II-III van het rechtspositiebesluit) en zijn dus uitgesloten van betaling/declaratie uit het fractiebudget. Dit zijn:

o Representatie 22%

o Vakliteratuur 7%

o Contributies, lidmaatschappen 13%

o Telefoonkosten 14%

o Bureaukosten, porti 10%

o Zakelijke giften 3%

o Bijdrage aan fractiekosten 25%

o Ontvangsten 4%

o Excursies 2%

Totaal 100%

Bij onderwerpen waar de fractievergoeding wel voor gebruikt mag worden kan gedacht worden aan secretariële ondersteuning van de fractie, het bekostigen van stageplaatsen alsmede het organiseren van vaardigheidstrainingen teneinde de mogelijkheden als raadslid of commissielid adequaat te kunnen functioneren zo optimaal mogelijk te doen zijn. Dat is dus inclusief de vergoeding voor secundaire voorzieningen. Omdat het bij uitstek om politieke ondersteuning gaat kan deze niet al te gedetailleerd geregeld worden. Fractieondersteuning in de vorm van het beschikbaar stellen van gemeenteambtenaren voor de fracties wordt niet wenselijk geacht, aangezien het vaak politiek getinte ondersteuning betreft. Fracties moeten daarom vrij zijn in de keuze van de personen die de fracties eventueel ondersteunen.

Artikel 21 Betaling voorschotten

De bijdrage wordt in twee termijnen (januari en juli) als voorschot verstrekt. In een verkiezingsjaar vindt de eerste bevoorschotting plaats voor een periode tot en met de maand voorafgaande aan de verkiezingen. De voorschotten worden op een speciale rekening gestort die door de fractie voor dit doel is geopend. Het storten van bijdragen op privé-rekeningen is derhalve niet toegestaan. Dit vereenvoudigt de verantwoording en controle door de accountant (zie hierna). Betaling van het tweede voorschot wordt afhankelijk gesteld van een correcte besteding en verantwoording aan de gemeenteraad.

Artikel 22 Wijziging zetelaantal

Het spreekt vanzelf dat de bijdrage aangepast zal moeten worden aan veranderde verhoudingen in de raad. Als ijkpunt is gekozen de eerste vergadering van de raad na de gewijzigde omstandigheden. Over die gehele maand ontvangen de betreffende fracties een aangepaste bijdrage.

Artikel 23 Reservering

In dit artikel is opgenomen dat fracties bestedingen over het jaar heen mogen uitstellen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om grotere uitgaven te kunnen doen dan het jaarlijks beschikbare budget. Dit is noodzakelijk omdat het eventueel afschrijven van investeringen over meerder jaren moet worden voorkomen. Afschrijven maakt de verantwoording ingewikkeld en brengt met zich mee dat ook een balans dient te worden overlegd. In dit artikel is tevens

geregeld dat de hoogte van de reservepositie niet hoger mag zijn dan de door de fractie ontvangen bedrag in betreffend jaar.

Artikel 24 Verantwoording

De methodiek voor het afleggen van financiële verantwoording is iets aangepast maar wel zo eenvoudig mogelijk gehouden. De betreffende fractie legt verantwoording af in een verslag. Het financiële verslag dient opgesteld te worden conform het model dat in bijlage 2 van deze verordening is bijgesloten. Tevens dient van iedere betaling een factuur dan wel deugdelijke verantwoording overlegd te worden. Aangezien iedere fractie voor deze vergoeding een aparte bankrekening heeft behoren tevens de dagafschriften van de rekening overlegd te worden.

Zo mogelijk vind de controle van het verslag door de accountant gelijktijdig plaats met de controle op de jaarrekening. Om te zorgen dat controle door de accountant en verantwoording in de raad kan worden afgelegd voordat de 2e bevoorschotting plaatsvindt, is de indieningstermijn vastgesteld op 1 maart. Indien de accountant extra kosten maakt als gevolg van een te laat ontvangen verantwoording worden deze kosten verrekend met de eerstvolgende bevoorschotting van betreffende fractie(s).

Artikelen 25 en 26 Verzoek om feitelijke informatie en ambtelijke bijstand

Dit artikel maakt helder dat een raadslid zich voor feitelijke informatie rechtstreeks tot een ambtenaar kan richten. Dan kan via de griffie maar dat hoeft niet.

Verder is deze mogelijkheid nu ook toegekend aan de commissieleden/niet-raadsleden.

Elk lid van de raad feitelijke en beschikbare informatie vragen aan ambtenaren die het college

ondersteunen. Het betreft dan snel te beantwoorden feitelijke vragen naar openbare gegevens.

Als een ambtenaar twijfelt over het verzoek, bijvoorbeeld omdat de vraag naar de mening van de ambtenaar een politiek karakter heeft, informeert de ambtenaar de gemeentesecretaris. De secretaris beslist met inachtneming van artikel 27.

Een raadslid kan bij de griffier een verzoek neerleggen om zgn. ambtelijke bijstand voor het formuleren van initiatiefvoorstellen, moties of amendementen of andere bijstand. Het verzoek geeft zo concreet mogelijk de aard en omvang aan van de gevraagde activiteiten, evenals de termijn waarbinnen deze dienen te zijn verricht.

De griffier bekijkt of de griffie de bijstand kan verlenen of dat (aanvullende) ambtelijke bijstand nodig is vanuit de gemeentelijke organisatie via een verzoek aan de gemeentesecretaris.

De door de gemeentesecretaris aangewezen ambtenaar levert de ondersteuning aan het raadslid zonder dat hij of zij hierover door de betreffende wethouder kan worden aangesproken. De ambtelijke bijstand wordt als het ware verleend “buiten” de reguliere ambtelijke organisatie om. Dit om te voorkomen dat ambtenaren in een spagaat terechtkomen.

In dat kader is tweede lid aan dit artikel toegevoegd (was artikel 22 oud). Het informeren over het verloop van de ambtelijke bijstand verloopt formeel dus via de gemeentesecretaris en niet rechtstreeks tussen ambtenaar en portefeuillehouder. Dit duurt zolang de ambtelijk bijstand wordt verleend.

Artikelen 27 en 28 Weigeringsgronden en weigering bijstand

Beoordeling of één van de genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. Aldus wordt voorkomen dat er als het ware een ‘open eind’ regeling ontstaat. In artikel 29 is aangegeven dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede dat hij hierover overleg pleegt met de secretaris en de griffier (en indien nodig ook het betrokken raadslid). Uiteraard kan de raad via de gebruikelijke weg hierover de burgemeester verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 180 Gemeentewet).

Artikel 32 Verleende bijstand

Ook indien – naar de mening van het raadslid – op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor gegeven wordt, kan de zaak aan een hogere instantie worden voorgelegd: de burgemeester is daar gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentelijk bestuur de meest aangewezen instantie voor. Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de secretaris.

Artikel 33 Werkbaar evenwicht

Gekozen is voor een flexibele en vooral praktijk gerichte oplossing met een zekere minimum waarborg.

Om de gemeentesecretaris enig houvast te geven is het criterium ‘werkbaar evenwicht’ in de verordening opgenomen.