Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening Wet inburgering

Geldend van 20-01-2011 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening Wet inburgering

De raad van de gemeente Delfzijl;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 2010;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Wet inburgering

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      een informatie- en adviespunt;

    • b.

      de website van de gemeente met verwijzing naar landelijke relevante websites;

    • c.

      het beschikbaar stellen van relevante informatie aan intermediaire organisaties.

Hoofdstuk 2 Het vaststellen van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waarvoor hij bij voorrang een voorziening kan vaststellen op basis van de volgende criteria:

  • a.

    de mate waarin inburgering van belang is voor de economische, sociale en educatieve zelfredzaamheid;

  • b.

    het hebben van een opvoedingstaak voor minderjarige kinderen;

  • c.

    de motivatie en de wens om in aanmerking te willen komen voor een inburgeringvoorziening.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      deelname aan participatieactiviteiten;

    • b.

      maatgerichte onderdelen afgestemd op de persoonlijke situatie;

    • c.

      maatschappelijke begeleiding.

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college behandelt het schriftelijke verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • a.

      De inburgeringsplichtige wordt uitgenodigd om het verzoek mondeling toe te lichten.

    • b.

      Het verzoek wordt binnen 6 weken beoordeeld..

    • c.

      In geval van afwijzing van het verzoek ontvangt de inburgeringsplichtige een kennisgeving.

    • d.

      In geval van goedkeuring ontvangt de inburgeringsplichtige een beschikking en een uitnodiging voor het tekenen van het contract met het inburgeringsbedrijf.

  • 2. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

    • -

      naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

    • -

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat in het bezit is van een keurmerk inburgering.

  • 3. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    • -

      naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    • -

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

      • a.

        In het bezit zijn van een keurmerk inburgering

      • b.

        In het bezit zijn van een keurmerk voor een beroepsopleiding.

  • 4. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college en de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf. 

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 maandelijkse termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast.

  • 3. Indien de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen dat deel uitmaakt van de door het college vastgestelde inburgeringsvoorziening heeft behaald, komt hij in aanmerking voor een deelnamebonus.

  • 4. De hoogte van de deelnamebonus komt overeen met de hoogte van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet.

  • 5. De deelnamebonus wordt indien mogelijk verrekend met de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt ten hoogste €250 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt ten hoogste €500 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Afstemming van de bestuurlijke boete

  • 1. Er wordt geen bestuurlijke boete, zoals bedoeld in artikel 9 en 10 van deze verordening, opgelegd voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.

  • 2. De hoogte van de bestuurlijke boete bedoeld in artikel 9 en 10 van deze verordening wordt afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.

  • 3. Bij de afstemming bedoeld in het tweede lid wordt zo nodig rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 4. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 12 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    de mate waarin inburgering van belang is voor de economische, sociale en educatieve zelfredzaamheid;

  • b.

    het hebben van een opvoedingstaak voor minderjarige kinderen;

  • c.

    de motivatie en de wens om in aanmerking te willen komen voor een inburgeringsvoorziening.

Artikel 13 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

  • 2. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      deelname aan participatieactiviteiten;

    • b.

      maatgerichte onderdelen afgestemd op de persoonlijke situatie;

    • c.

      maatschappelijke begeleiding.

Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college behandelt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • 1.

      De inburgeringsplichtige wordt uitgenodigd om het verzoek mondeling toe te lichten.

    • 2.

      Het verzoek wordt binnen 6 weken beoordeeld.

    • 3.

      In geval van afwijzing van het verzoek ontvangt de inburgeringsplichtige een beschikking waarin de afwijzing wordt beargumenteerd.

    • 4.

      In geval van goedkeuring ontvangt de inburgeringsplichtige een beschikking en een uitnodiging voor het tekenen van het contract met het inburgeringsbedrijf.

  • 2. Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

    • 1.

      naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

    • 2.

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat in het bezit is van een keurmerk inburgering.

  • 3. Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    • 1.

      naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2;

    • 2.

      en wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

      a. In het bezit zijn van een keurmerk inburgering;

      b. in het bezit zijn van een keurmerk voor een beroepsopleiding.

  • 4. Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, sluiten het college en de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 15 Geen eigen bijdrage

De vrijwillige inburgeraar is geen eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet verschuldigd.

Artikel 16 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan.

Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen.

Artikel 18 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of onvoldoende nakomt, kan het college hem gelijkaardige sancties opleggen als die voor de inburgeringsplichtige, voor zover van toepassing.

Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 5. Rapportage

Artikel 20. Het beoordelen van de doeltreffendheid en doelmatigheid

Het college beoordeelt ten minste eens in de 2 jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de inburgering, en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 21 Intrekken oude verordening

Gemeente Delfzijl

De Verordening Wet Inburgering gemeente Delfzijl, vastgesteld op 26 april 2007, nadien gewijzigd op 26 maart 2009, wordt ingetrokken.

Gemeente Appingedam

De Verordening Wet Inburgering gemeente Appingedam, vastgesteld 16 mei 2007, wordt ingetrokken.

Gemeente Loppersum

De Verordening Wet Inburgering gemeente Loppersum, vastgesteld op 7 mei 2007, wordt ingetrokken.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dag van bekendmaking.

Artikel 23 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Delfzijl 2010.

Ondertekening

Delfzijl, 16 december 2010
 
De raad voornoemd,
 
voorzitter.
(E.A. Groot)
griffier.
(O. Rijkens)