Regeling vervallen per 01-01-2016

Bezoldigingsverordening

Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-12-2003

Intitulé

Bezoldigingsverordening

Burgemeester en wethouders van Delfzijl;

overwegende, dat tengevolge van de invoering van een uitlooprang de bezoldigingsverordening wijziging behoeft;

gehoord de Commissie voor Georganiseerd Overleg;

gelet op het gestelde in artikel 156 van de Gemeentewet en artikel 3:1 van de CAR/UWO;

besluiten vast te stellen de volgende

Bezoldigingsverordening

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1.1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar:

    • 1

      de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 van de CAR/UWO

    • 2

      de werknemer als bedoeld in artikel 2:5:1 van de CAR/UWO;

  • b.

    salaris: het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR/UWO, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 4a:3 van de CAR/UWO, in welk geval het salaris gelijk is aan het verlaagde bedrag;

  • c.

    uurloon: het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o, van de CAR/UWO;

  • d.

    schaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a, van de CAR/UWO, opgenomen in bijlage I van deze regeling;

  • e.

    maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • f.

    bezoldiging: de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c, van de CAR/UWO;

  • g.

    betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b, van de CAR/UWO;

  • h.

    functiewaardering: het door burgemeester en wethouders op methodische wijze naar zwaarte rangordenen van functies;

  • i.

    conversie: de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • j.

    volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van deCAR/UWO;

  • k.

    overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder 1, van de CAR/UWO;

  • l.

    normaal functioneren: het volledig en voldoende vervullen van de functie, zoals deze in de functie-omschrijving is vastgelegd.

Hoofdstuk 2 Salaris

Artikel 2.1 Recht op salaris

  • 1 Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2 Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 2.2 Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 2.3 Onvolledige betrekking

Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem/haar zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 2.4 Salarisbedragen

De salarissen van de ambtenaren wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage I van deze regeling.

Artikel 2.5 Salarisschalen

  • 1 De toepassing van bijlage I van deze regeling vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3:1, derde tot en met vijfde lid, van de CAR/UWO.

  • 2 Burgemeester en wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet.

  • 3 Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 4 Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoelt in de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 2.6 Indeling

Voor de ambtenaar, ten aanzien van wie het Gemeentelijk Functiewaarderingssysteem wordt toegepast, is indeling mogelijk in een aanlooprang, een functierang of een uitlooprang.

Artikel 2.7 Aanlooprang

  • 1. Deze rang is bestemd voor ambtenaren, die ervaring in de functie moeten opdoen. Tijd, doorgebracht in een aanlooprang, wordt beschouwd als een leer- en inwerkperiode.

  • 2. De aanlooprang wordt gebruikt voor ambtenaren: a. die in dienst treden en niet elders een soortgelijke functie vervulden; b. die overgeplaatst zijn naar een zwaardere functie en nog moeten worden ingewerkt; c. die als gevolg van andere omstandigheden nog niet normaal functioneren.

  • 3. Indien uit een beoordeling blijkt, dat de ambtenaar de functie op normale wijze vervult, vindt overgang naar de functierang plaats.

Artikel 2.8 Functierang

  • 1 De ambtenaar, die zijn functie normaal vervult, heeft recht op inschaling in de bij de functie behorende functierang.

  • 2 Ambtenaren die bij de gemeente in dienst zijn of in dienst treden en die op basis van hun vorige werkkring geacht worden het werk direct dan wel op korte termijn te kunnen beheersen, kunnen eveneens in de functierang worden geplaatst.

Artikel 2.9 Uitlooprang

  • 1. Inschaling in de uitlooprang vindt plaats als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      als 2 jaar het maximum van de functierang is genoten;

    • b.

      de functie op gemiddeld goede wijze wordt vervuld, hetgeen blijkt uit twee opeenvolgende beoordelingen.

  • 2. De periodieke verhogingen in de uitlooprang worden elk jaar toegekend, tenzij de wijze van functioneren niet (meer) voldoet aan de kwalificatie ’normaal’.

  • 3. De uitlooprang is niet voorbehouden aan invalkrachten.

Artikel 2.10 Incorporeren van garanties

Eventueel eerder toegekende salarisgarantiesworden zoveel mogelijk bij de inschaling in de uitlooprang geïncorporeerd.

Artikel 2.11 Periodieke verhoging van het salaris

  • 1 Het salaris van de ambtenaar die voldoende functioneert, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naasthogere bedrag.

  • 2 De periodieke verhogingen worden toegekend aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem/haar geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, telkens op 1 januari, tenzij bij de aanstelling anders is overeengekomen.

  • 3 Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 7 van de CAR/UWO zal niet van invloed zijn op het tijdstip van toekenning van een periodieke salarisverhoging.

Artikel 2.12 Geen periodieke verhoging

  • 1 Indien uit een beoordeling blijkt dat een ambtenaar onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem/haar de in artikel 2.11 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

  • 2 Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3 Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 2.13 Salaris bij bevordering naar hogere schaal

Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naasthogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naastlagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

Hoofdstuk 3 Instrumenten van flexibele beloning

Artikel 3.1 Gratificatie

  • 1 Op basis van de in de nota ‘Belonen en beloningsdifferentiatie 2003’ neergelegde criteria kan door de gemeentesecretaris of een afdelingshoofd aan een ambtenaar of een groep ambtenaren die een bijzondere prestatie van tijdelijke of eenmalige aard heeft/hebben geleverd, die niet direct voortvloeit uit de vervulling van de eigen functie, een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO worden toegekend.

  • 2 De gratificatie bedraagt ten hoogste € 1.000,-- netto.

Artikel 3.2 Extra periodieke verhoging van het salaris

  • 1 Aan de ambtenaar, die het maximumsalaris van de voor hem/haar geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend, indien uit een beoordeling blijkt van zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking.

  • 2 Bij toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip, waarop ingevolge artikel 2.11 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij het college van B & W anders bepaalt.

Artikel 3.3 Persoonlijke toelage na bereiken maximum uitlooprang

  • 1 Aan een ambtenaar die het maximum van de voor hem/haar geldende uitloopschaal heeft bereikt, kan een persoonlijke toelage als bedoeld in artikel 3:7:8 van de CAR/UWO worden toegekend, hetgeen moet blijken uit ten minste twee opeenvolgende beoordelingen met op alle onderdelen zeer goed.

  • 2 De in het voorgaande lid bedoelde toelage mag niet hoger zijn dan 10 procent van het salaris van de betrokken ambtenaar. De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage is toegekend niet meer aanwezig zijn.

Artikel 3.4 Nadere regels instrumenten flexibele beloning

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels omtrent de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 3.1 t/m 3.3.

Artikel 3.5 Geen afbouwregeling

Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in artikelen 3.1 en 3.3 wordt geen afbouwregeling toegepast.

Hoofdstuk 4 Overige toelagen en vergoedingen

Artikel 4.1 Waarnemingstoelage

Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR/UWO.

Artikel 4:2 Overwerkvergoeding

Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 9, wordt ingeval van overwerk, na toestemming van burgemeester en wethouders, een overwerk-vergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de CAR/UWO.

Artikel 4.3 Toelage onregelmatig dienst

  • 1. Aan de ambtenaar voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform artikel 3:3 van de CAR/UWO, wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:3 van de CAR/UWO.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast met betrekking tot het toekennen en de hoogte van de toelage.

Artikel 4.4 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

  • 1. Aan de ambtenaar die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR/UWO ingevolge een schriftelijke aanwijzing van burgemeester en wethouders zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast met betrekking tot het toekennen en de hoogte van de toelage.

Artikel 4.5 Afbouwtoelage

  • 1 Aan de ambtenaar, wiens bezoldiging als gevolg van het vervallen van een toelage, als bedoeld in artikel 4.3, buiten zijn toedoen een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:

    • a.

      de blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging en

    • b.

      de ambtenaar deze toelage gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2 De aflopende toelage kent het volgende verloop:

    • a.

      het eerste jaar ontvangt de ambtenaar 75% van de vervallen toelage;

    • b.

      het tweede jaar ontvangt de ambtenaar 50% van de vervallen toelage;

    • c.

      het derde jaar ontvangt de ambtenaar 25% van de vervallen toelage.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid behouden ambtenaren van 55 jaar en ouder het recht op de toelage tot de op hen van toepassing zijnde spilleeftijd FPU of pensioendatum.

Artikel 4.6 BHV vergoeding

De ambtenaar die bereid is zich bij te laten scholen en zijn/haar diensten in geval van nood beschikbaar stelt ontvangt na het behalen van het diploma BHV (bedrijfshulpverlening) en voor zolang hij een geldig certificaat heeft, een maandelijkse vergoeding. De vergoeding bedraagt het uurloon (bruto), behorende bij het maximum van schaal 6.

Artikel 4.7 Overige vergoedingen

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast met betrekking tot het toekennen en de hoogte van de rijwiel-, kleding-, vuilwerk- en gereedschapsvergoeding, alsmede voor vergoedingen ten behoeve van de gladheidsbestrijding.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 5.1 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, kan door burgemeester en wethouderseen bijzondere regeling worden getroffen.

Artikel 5.2 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als de ”Bezoldigingsverordering gemeente Delfzijl 2003” en werkt terug tot en met 1 december 2003.

  • 2. De ”Bezoldigingsverordening 1998”(oude structuur), het “Beloningsreglement (oude structuur), de “Bezoldigingsverordening 1998” (nieuwe structuur) en het “Beloningsreglement” (nieuwe structuur) worden per 1 december 2003 ingetrokken. De op genoemde verordeningen/reglementen gebaseerde uitvoeringsregelingen blijven onverkort van toepassing.

Ondertekening

Delfzijl, 19 december 2003.
 
Burgemeester en wethouders voornoemd,
 
burgemeester
(H.A.L. van Hoof)
 
secretaris
(J. Visser)