Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Geldend van 26-11-1998 t/m heden

Intitulé

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl; gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;

besluit vast te stellen de volgende:

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voor zover deze regels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing is verklaard.

Artikel 2 Aangifte

  • 1. De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 3. De belastingplichtige aan wie niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die maand bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

Artikel 3 voorlopige aanslag of voorlopig gevorderd bedrag

  • 1. Na de aanvang van het belastingjaar of het kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag onderscheidenlijk het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 2. Na de aanvang van het belastingtijdvak kunnen aan de belastingplichtige maandelijks voorlopig gevorderde bedragen worden opgelegd ten grootte van een twaalfde gedeelte van het van toepassing zijnde jaartarief.

Artikel 4 Rente

  • 1. Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwijking van de in het tweede lid genoemde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van ƒ 100,00 niet te boven gaat.

Artikel 5 Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot:

  • a.

    de onroerendezaakbelastingen vinden de artikelen 2, eerste lid, en 4 toepassing;

  • b.

    de toeristenbelasting vinden de artikelen 2, derde lid, 3 en 4 toepassing;

  • c.

    de parkeerbelastingen vindt artikel 4 toepassing;

  • d.

    de hondenbelasting vinden de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, en 4 toepassing;

  • e.

    de rioolrechten vinden de artikelen 2, eerste lid, 3 en 4 toepassing;

  • f.

    de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten vindt artikel 3 en 4 toepassing;

  • g.

    de lijkbezorgingsrechten vindt artikel 4 toepassing;

  • h.

    de brandweerrechten vindt artikel 4 toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gemeentelijke belastingen.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 1998.
de burgemeester.
(E. Haaksman)
de secretaris.
(J. Scheltens)