Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Den Helder

Geldend van 29-12-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Den Helder

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Inleiding

In artikel 2.33, lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) is, kort samengevat, onder meer bepaald dat een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken indien niet binnen 26 weken respectievelijk 3 jaar handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.

De termijn van 26 weken geldt voor omgevingsvergunningen voor het bouwen van een bouwwerk, het uitvoeren van een werk (voorheen de aanlegvergunning) en wijzigen/slopen van een monument. Voor de overige omgevingsvergunningen (bijvoorbeeld kapvergunningen) geldt de termijn van 3 jaar. De termijn, hoewel dat niet met zoveel woorden in de wettekst is opgenomen, vangt aan vanaf de dag dat de vergunning onherroepelijk is geworden.

Omdat een vergunning in beginsel een onbeperkte geldigheidsduur heeft is het vanuit het oogpunt van rechtszekerheid en ter voorkoming van ongewenste ontwikkelingen, wenselijk een beleidslijn vast te stellen hoe en op welk moment tot het intrekken van een verleende omgevingsvergunning wordt overgegaan.

Het oneindig in stand laten van een omgevingsvergunning is niet wenselijk, omdat:

  • 1.

    Voorkomen moet worden dat (nieuwe) planologische en stedenbouwkundige inzichten worden doorkruist door zaken die in het verleden zijn vergund, maar nog niet zijn gerealiseerd.

  • 2.

    Oude vergunningen vaak niet (meer) voldoen aan de nieuwste wet- en regelgeving en/of technische eisen.

  • 3.

    Vanuit administratief oogpunt (kadaster, BAG, WOZ) het wenselijk is dat de werkelijke situatie zoveel mogelijk overeenstemt met de vergunde situatie.

Hoofdstuk 2. Beleidsregels

Bij de beoordeling omtrent het besluit tot het intrekken van een omgevingsvergunning zal het hiernavolgende afwegingskader worden toegepast.

Artikel 2.1 Intrekken bij uitblijven aanvang vergunde activiteit(en)

  • a. Vergunningen die op grond van artikel 2.33, lid 2 kunnen worden ingetrokken indien niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, worden ingetrokken indien na 2 jaar hiervan geen gebruik is gemaakt.

  • b. Vergunningen die op grond van artikel 2.33, lid 2 kunnen worden ingetrokken indien niet binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, worden ingetrokken indien na 3 jaar hiervan geen gebruik is gemaakt.

  • c. Uitzondering op het in lid 2.1 onder a bepaalde wordt gemaakt indien voor het gebied waarin de vergunde activiteit(en) is/zijn gelegen een bestemmingsplan in voorbereiding is en de vergunde activiteit het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van een ontwerp bestemmingsplan welke ter inzage is gelegd en gepubliceerd. In dit geval kan direct na het ongebruikt verstrijken van 26 weken de vergunning worden ingetrokken.

Artikel 2.2 Intrekken bij stilliggen uitvoering vergunde activiteit(en)

  • a. Vergunningen die op grond van artikel 2.33, lid 2 kunnen worden ingetrokken indien gedurende een periode van 26 weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, worden na het verstrijken van deze termijn direct ingetrokken, doch niet eerder dan na het verstrijken van een termijn van 52 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning.

  • b. Vergunningen die op grond van artikel 2.33, lid 2 kunnen worden ingetrokken indien gedurende een periode van 3 jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, worden na het verstrijken van deze termijn direct ingetrokken.

  • c. Uitzondering op het in lid 2.1 onder a bepaalde wordt gemaakt indien voor het gebied waarin de vergunde activiteit(en) is/zijn gelegen een bestemmingsplan in voorbereiding is en de vergunde activiteit het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van een ontwerp bestemmingsplan welke ter inzage is gelegd en gepubliceerd. In dit geval kan direct na het ongebruikt verstrijken van 26 weken de vergunning worden ingetrokken.

Artikel 2.3 Gunnen ruimere termijn (her)start activiteit(en)

Met uitzondering van de gevallen als genoemd in de artikelen 2.1, lid c en 2.2., lid c, kan in de volgende gevallen een ruimere termijn worden geboden voor de (her)start van de uitvoering van de vergunde activiteit(en).

  • a.

    De vergunninghouder kan met concrete documenten (getekende aannemingsovereenkomst, facturen van bestelde (bouw)materialen of hiermee gelijk te stellen documenten) zijn intentie tot het (her)starten van de vergunde activiteit(en) aantonen.

  • b.

    De vergunninghouder kan persoonlijke omstandigheden opvoeren. Hierbij kan worden gedacht aan een sterfgeval of een geval van ernstige ziekte van directe familieleden, welke aantoonbaar tot het uitstel van de activiteit(en) hebben geleid.

Deze gevallen dienen duidelijk naar voren te worden gebracht in de in artikel 2.4 omschreven procedure tot het kenbaar maken van het voornemen tot intrekken van de vergunning.

Een ruimere termijn wordt alleen gegeven indien de persoonlijke omstandigheid zich niet meer dan 26 weken voor de start van de intrekkingsprocedure heeft voorgedaan of deze op dat moment nog voortduurt.

Artikel 2.4 Procedure

  • a. Met uitzondering van de gevallen als genoemd in de artikelen 2.1, lid c en 2.2. lid c, maakt het college het voornemen tot het intrekken van de vergunning kenbaar aan de vergunninghouder.

  • b. De vergunninghouder krijgt 2 weken de gelegenheid om zijn/haar zienswijzen omtrent dit voornemen kenbaar te maken.

  • c. Binnen 4 weken na ontvangst van de ingediende zienswijzen dan wel na het ongebruikt verstrijken van de in artikel 2.4, lid b genoemde termijn neemt het college een besluit over het intrekken van de vergunning.

  • d. Dit besluit wordt aan de vergunninghouder toegezonden en op de gebruikelijke wijze gepubliceerd.

Hoofdstuk 3. Overige bepalingen

Artikel 3.1 Hardheidsclausule

Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 3.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag nadat zij zijn bekend gemaakt.

Artikel 3.2 Titel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Den Helder”.

Vastgesteld in de vergadering van het college van Burgemeester en wethouders d.d. 16 december 2014.

Burgemeester en wethouders van Gemeente Den Helder,

Koen Schuiling, burgemeester

dr. Joost C.M. Cox, secretaris