Regeling vervallen per 28-01-2013

Algemene subsidieverordening 2008

Geldend van 05-06-2008 t/m 27-01-2013

Intitulé

Algemene subsidieverordening 2008

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de raad: de raad van de gemeente Den Helder

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder;

  • c.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • d.

    subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de wet, te weten de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verleend met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • e.

    organisatie: instelling of groepering van natuurlijke personen, die zich zonder winstoogmerk activiteiten ten doel stelt of mede ten doel stelt ter behartiging van algemene en collectieve belangen van ideële en/of materiële aard op door het college aangewezen gemeentelijke beleidsterreinen;

  • f.

    instelling: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid en werkend zonder winstoogmerk op door het college aangewezen gemeentelijke beleidsterreinen, die krachtens deze verordening subsidie ontvangt of aanvraagt.

  • g.

    activiteit: werkzaamheid of voorziening van een instelling, waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • h.

    exploitatiesubsidie: een subsidie die van jaar tot jaar wordt verleend aan een organisatie teneinde een sluitende begroting/rekening te bewerkstelligen;

  • i.

    investeringssubsidie: een subsidie in de stichtingskosten of in de kosten ten behoeve van herstel, verbouwing en uitbreiding van gebouwen of voorzieningen;

  • j.

    incidentele subsidie: een subsidie, op eenmalige basis verleend, ten behoeve van een activiteit;

  • k.

    garantiesubsidie: de aanspraak op een vooraf vastgesteld maximaal subsidiebedrag als bijdrage in een onverwacht optredend exploitatietekort;

  • l.

    budgetsubsidie: een subsidie die aan een instelling wordt verleend op basis van een één- of meerjarige overeenkomst waarin de door de instelling in het kader van beleidsgestuurde contractfinanciering te leveren activiteiten en prestaties zijn vastgelegd.

  • m.

    deelsubsidieverordening: een door de raad vastgestelde verordening voor een activiteit of een groep van activiteiten;

Artikel 1:2 Reikwijdte van deze verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle van gemeentewege aan organisaties te verlenen subsidies.

  • 2. In afwijking van het in artikel 1:1 onder e gestelde kan in bijzondere gevallen subsidie worden verleend ten behoeve van natuurlijke personen. De in in deze verordening opgenomen bepalingen zijn in dat geval zoveel mogelijk van toepassing.

  • 3. Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op exploitatiesubsidies aan instellingen.

Artikel 1:3 Bevoegdheden college

  • 1. Het college is bevoegd tot het verlenen van subsidies binnen de door de raad gestelde kaders.

  • 2. Het college wijst met inachtneming van het eerste lid de gemeentelijke beleidsterreinen aan waarop subsidieverlening krachtens deze verordening betrekking heeft.

  • 3. Het college weigert de verlening van een subsidie indien op de gemeentebegroting geen bedragen beschikbaar zijn gesteld voor het doel waarvoor die subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Alle in de subsidietitel 4.2 van de wet aan het bestuursorgaan toegekende bevoegdheden worden uitgeoefend door het college.

  • 5. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en kan daartoe nadere regels vaststellen.

Artikel 1:4 Subsidieplafond

  • 1. Het college kan met inachtneming van deze verordening subsidie verlenen, indien de voor de subsidie benodigde gelden op de gemeentebegroting gereserveerd en toereikend zijn.

  • 2. Het college kan voor in deelsubsidieverordeningen geregelde subsidies een subsidieplafond vaststellen voor een nader te bepalen periode.

  • 3. Het college beslist gelijktijdig op aanvragen met betrekking tot de subsidies als bedoeld in het tweede lid, op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van het gemeentelijk beleid terzake.

Artikel 1:5 Evaluatieplicht

Het college stelt nadere regels vast voor de toepassing van artikel 4:24 van de wet.

Hoofdstuk 2 De subsidieverlening

Artikel 2:1 De aanvraag voor subsidieverlening

  • 1. Vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie is bestemd heeft, dient een organisatie bij het college een subsidie-aanvraag in.

  • 2. In afwijking van het eerste lid dient een eerste aanvraag van een organisatie om een exploitatiesubsidie vóór 1 april van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de aanvraag is bestemd bij het college te worden ingediend.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kunnen subsidie-aanvragen ten laste van een gemeentelijke begrotingspost, voor de besteding waarvan een verdeelsystematiek is voorgeschreven, bij het college worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de aanvraag is bestemd.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan een organisatie een subsidie-aanvraag voor incidentele activiteiten schriftelijk bij het college indienen tot 13 weken voordat met de activiteit wordt aangevangen.

  • 5. In afwijking van het het eerste tot en met vierde lid, kan het college in bijzondere gevallen een andere termijn stellen.

  • 6. Een aanvraag voor subsidieverlening wordt niet in behandeling genomen indien een activiteit, waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds heeft plaatsgevonden dan wel reeds is aangevangen.

Artikel 2:2 Gegevens bij de aanvraag voor subsidieverlening

  • 1.

    Bij de subsidie-aanvraag worden de volgende stukken ingediend:

    • a.

      bij de eerste aanvraag: een afschrift van de statuten en de reglementen die de inrichting en de werkzaamheden van de organisatie regelen;

    • b.

      een actuele opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      een exploitatiebegroting voor het jaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

    • d.

      een begroting betrekking hebbende op de te subsidiëren activiteit;

    • e.

      een meerjarenplan incl. meerjarenraming voor de komende vier jaar, dan wel een bijstelling daarvan, indien een aanvraag voor een budgetsubsidie wordt ingediend;

    • f.

      een exploitatie-overzicht en balans van het afgelopen boekjaar; g een omschrijving van de doelstelling, de aard, de inhoud en de omvang van de activiteit;

    • g.

      een omschrijving van de doelstelling, de aard, de inhoud en de omvang van de activiteit;

      h. een motivering die kan worden getoetst aan de onder artikel 2.4 gestelde criteria en tevens een indicatie geeft van de omvang van het gemeentelijke aandeel in de exploitatie.

    • h.

      een motivering die kan worden getoetst aan de onder artikel 2.4 gestelde criteria en tevens een indicatie geeft van de omvang van het gemeentelijk aandeel in de exploitatie.

  • 2.

    Bij een aanvraag om de verlening van een investeringssubsidie worden, naast de in het eerste lid genoemde stukken ingediend:

    • a.

      een plan tot investering en financiering;

    • b.

      een kostenspecificatie of -raming van de voorgenomen investering;

    • c.

      de raming van de gevolgen voor de exploitatie die uit de investering voortvloeien.

  • 3.

    Het bepaalde in artikel 2.2, lid 1 sub e en f, is niet van toepassing op organisaties, waarvoor het definitief vastgestelde subsidiebedrag van het vorige jaar het totaalbedrag van € 5.000 niet overschrijdt.

Artikel 2:3 Uitstel of ontheffing

  • 1. Indien een organisatie om dringende redenen niet aan één van de voor de indiening van de subsidie-aanvraag geldende bepalingen kan voldoen, kan zij schriftelijk en met redenen omkleed uitstel of ontheffing vragen. Een dergelijk verzoek moet uiterlijk twee weken vóór het verstrijken van de wettelijke indieningstermijn worden gedaan.

  • 2. Het college legt de voor uitstel of ontheffing te hanteren criteria in beleidsregels vast.

Artikel 2:4 Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 (subsidieplafond) en artikel 4:35 (weigeringsgronden) van de wet genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed aan de doelstellingen van het gemeentelijke subsidiebeleid;

    • c.

      de gelden niet doelmatig en doeltreffend zullen worden besteed;

    • d.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

  • 2.

    Geen subsidie wordt verleend, indien doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid tot opheffing van maatschappelijke achterstand.

Artikel 2:5 Beslistermijn

  • 1. Het college beschikt op de subsidie-aanvraag als bedoeld in artikel 2:1, eerste en tweede lid, vóór 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie is aangevraagd op basis van het door de raad

    vastgestelde gemeentelijke beleid.

  • 2. Indien een organisatie in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd een exploitatiesubsidie of budgetsubsidie van de gemeente heeft ontvangen, zal in geval van het uitblijven van de

    beschikking als bedoeld in het voorgaande lid, in ieder geval 4/12 deel van het laatst toegekende subsidiebedrag worden toegekend.

  • 3. Het college beschikt op een subsidie-aanvraag als bedoeld in artikel 2:1, derde lid, (incidentele activiteiten) zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 13 weken, na ontvangst van de subsidie-aanvraag.

  • 4. Het college kan in bijzondere omstandigheden de in het derde lid gestelde termijn met ten hoogste 13 weken verlengen.

Artikel 2:6 Herziening subsidiebedrag

Het college kan in de loop van het subsidiejaar bij een met redenen omklede beschikking besluiten tot herziening van het verleende subsidiebedrag als gevolg van zowel bij de gemeente als de organisatie veranderde omstandigheden. Deze herziening mag de organisatie niet verhinderen de door haar aangegane verplichtingen voor dat jaar na te komen.

Artikel 2:7 Bonus/malus-systeem

  • 1.

    Het college stelt nadere regels vast omtrent:

    • a.

      het terugdringen dan wel het ontmoedigen van een samenloop in activiteiten waarvoor op de voet van deze verordening subsidie wordt aangevraagd en de verstrekking van alcoholhoudende consumpties die dienen ter ondersteuning van dezelfde activiteiten;

    • b.

      het voorkomen van samenloop in het gebruik van middelen zoals bedoeld in de Opiumwet en de onder a bedoelde activiteiten;

    • c.

      de fysieke toegankelijkheid van de gebouwen, werken en terreinen waarin of waarop de onder a bedoelde activiteiten plaatsvinden.

  • 2.

    De nadere regels bevatten een bonus/malus-systeem op basis waarvan subsidieverlening hoger dan wel lager kan plaatsvinden.

  • 3.

    De nadere regels betreffen in elk geval de bescherming van de positie van kinderen aan wie het op grond van wettelijke regels verboden is alcoholhoudende consumpties te verstrekken. Deze bescherming voorziet in het voorkomen dan wel ontmoedigen van het nuttigen van alcohol in aanwezigheid van deze kinderen.

Artikel 2:8 Schakelbepaling

Een beschikking tot subsidieverlening wordt geacht tevens een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in hoofdstuk 4 te zijn in gevallen waarin het verleende subsidiebedrag lager is dan of gelijk is aan € 5.000. Artikel 5:3 is in dit geval niet van toepassing.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen

Artikel 3:1 Financiële verantwoording

  • 1. De subsidie-ontvanger draagt zorg voor een zodanige inrichting van de financiële administratie alsmede eventuele projectadministratie, dat op een eenvoudige wijze inzicht kan worden verkregen in de

    exploitatieresultaten, de vermogenspositie en in het bijzonder de mate waarin de subsidie-ontvanger door leden, contribuanten, donateurs of anderen wordt ondersteund.

  • 2. De subsidie-ontvanger van een bedrag groter dan € 50.000 per jaar legt een accountantsverklaring over als bedoeld in artikel 2:393, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Het college kan subsidie-ontvangers, die een subsidie van meer dan € 5.000 per jaar ontvangen, verplichten een accountantsverklaring over te leggen als bedoeld in artikel 2:393, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4. De in het tweede en derde lid bedoelde verklaring dient zich tevens uit te strekken tot een onderzoek van de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen en in het bijzonder naar het daadwerkelijk verricht zijn van de opgegeven prestaties.

Artikel 3:2 Wijzigingen in de organisatie

  • 1. De subsidie-ontvanger deelt wijzigingen in de algemene financiële situatie dan wel in de financiële of organisatorische verhoudingen met derden terstond schriftelijk aan het college mee.

  • 2. De subsidie-ontvanger deelt wijzigingen in de stichtingsacte, statuten en reglementen, werk- en beleidsplannen, het adres of de samenstelling van het bestuur terstond schriftelijk aan het college mee.

  • 3. De subsidie-ontvanger deelt een besluit tot opheffing of fusie terstond schriftelijk aan het college mee.

Artikel 3:3 Toestemming

De subsidie-ontvanger heeft toestemming van het college nodig voor de handelingen bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, van de wet.

Artikel 3:4 Informatieplicht

De organisatie verleent aan het college of aan door of namens hem aangewezen personen inzage in de administratie en verstrekt inlichtingen welke voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de deelnemers wordt daarbij gewaarborgd.

Artikel 3:5 Vermogensvorming

Het vormen van reserves en/of vermogen is toegestaan wanneer het ten doel heeft om de vervanging van goederen dan wel kapitaalinvesteringen mogelijk te maken. De hoogte van het bedrag, alsook het voor een ander doel beschikken over reserves en/of vermogen is, ongeacht de herkomst, onderworpen aan voorafgaande goedkeuring van het college.

Artikel 3:6 Uitvoering

  • 1. De organisatie voert het activiteitenplan, waarin een omschrijving staat van de aard, de inhoud en de omvang van de activiteiten uit, zoals dat aan de subsidiëring ten grondslag heeft gelegen. Afwijking van het plan behoeft

    de goedkeuring van het college.

  • 2. Ten behoeve van een doelmatige werkwijze en uitvoering, alsmede ten behoeve van een verantwoord gebruik van de beschikbare middelen, kan het college aan de subsidie voorschriften verbinden, de samenwerking met

    andere organisaties en/of de gemeente daaronder begrepen.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op organisaties, waarvan het verleende subsidie wordt vastgesteld op een bedrag lager dan of gelijk aan € 5.000.

Artikel 3:7 Aanspraak

Een organisatie kan slechts aanspraak maken op subsidie, indien zij haar diensten ter beschikking stelt aan alle inwoners van de gemeente, waarbinnen zij werkzaam is, behoudens:

  • a.

    wanneer in haar statuten wordt vermeld dat zij zich overeenkomstig de doelstelling richt op een bepaalde doelgroep dan wel

  • b.

    wanneer er meer vraag is naar haar diensten dan er feitelijk mogelijkheden zijn daaraan te voldoen. In dat geval worden de aanvragen behandeld naar volgorde van binnenkomst, naar urgentie of op basis van prioriteiten zoals die in het coalitieprogramma en vastgesteld gemeentelijk beleid zijn aangegeven.

Artikel 3:8 Professionaliteitseisen

  • 1. De subsidie-aanvrager verzekert zijn bezittingen, het in dienst zijnde personeel en de bij de activiteiten betrokken vrijwilligers tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

  • 2. Indien de activiteiten door beroepskrachten worden uitgevoerd en/of begeleid, dienen deze te handelen in overeenstemming met de voor hun beroepsuitoefening geldende professionele standaard.

Artikel 3:9 Onderzoek rekenkamercommissie

De subsidie-ontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek door de gemeentelijke rekenkamercommissie. Artikel 184 Gemeentewet aangaande de bevoegdheden van de rekenkamer is in dit geval van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 De subsidievaststelling

Artikel 4:1 De aanvraag om subsidievaststelling

  • 1. Voor de beschikking tot subsidievaststelling wordt een aanvraag bij het college ingediend.

  • 2. De subsidie-ontvanger dient binnen drie maanden na afloop van het boekjaar, dan wel drie maanden na afloop van de gesubsidieerde activiteit, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

Artikel 4:2 Gegevens bij de aanvraag om subsidievaststelling

  • 1. Bij de aanvraag van de beschikking tot vaststelling van de subsidie hoger dan € 5.000, worden de volgende stukken ingediend:

    • a.

      een gespecificeerde rekening van baten en lasten, betrekking hebbende op de gesubsidieerde activiteiten of investering, alsmede een duidelijke toelichting op deze rekening in relatie tot de begroting;

    • b.

      een beknopt en overzichtelijk verslag van de verrichte activiteiten en prestaties of investering;

  • 2. Bij de aanvraag bedoeld in het eerste lid is artikel 3:1, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen van het in het eerste lid gestelde afwijken.

Artikel 4:3 Vaststelling

  • 1.

    Het college stelt de subsidie vast overeenkomstig de subsidieverlening.

  • 2.

    De subsidie kan naast de gevallen, vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid, van de wet lager worden vastgesteld, indien:

    • a

      is gebleken, dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is aangevraagd, dan wel verleend;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks een daartoe ontvang waarschuwing geen verandering aanbrengt;

    • c.

      de subsidie-ontvanger kennelijk een financieel wanbeleid voert;

    • d.

      niet is voldaan aan de overeengekomen prestatie, zij met inbegrip van een marge (plus of min 5%).

  • 3.

    Het college is bevoegd overeenkomstig artikel 4:48, 4:49 en 4:50 van de wet de subsidieverlening c.q. de subsidievaststelling in te trekken of te wijzigen ten nadele van de subsidie-ontvanger.

Artikel 4:4 Ambtshalve vaststelling

Het college is bevoegd ambtshalve de subsidie vast te stellen indien 13 weken na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend, door de subsidie-ontvanger geen aanvraag is ingediend om vaststelling van de subsidie, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 4:5 Beslistermijn

Op de aanvraag om subsidievaststelling wordt binnen 13 weken na ontvangst door het college beslist. Het college kan deze termijn met maximaal 8 weken verlengen.

Hoofdstuk 5 Betaling en terugvordering

Artikel 5:1 Voorschotten

  • 1.

    Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de bevoorschotting van subsidie-ontvangers.

  • 2.

    Een verzoek van de subsidie-ontvanger tot (extra) bevoorschotting moet schriftelijk, onder opgave van redenen, bij het college worden ingediend, dat daarop zo spoedig mogelijk zal beslissen

  • 3.

    Een voorschot op een budgetsubsidie wordt niet eerder verleend dan nadat de instelling de overeenkomst waarin de activiteiten en prestaties staan weergegeven heeft ondertekend.

Artikel 5:2 Betaling

Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling, onder verrekening van betaalde voorschotten, binnen tien weken uitbetaald.

Artikel 5:3 Batig saldo

  • 1. Indien de jaarrekening of de afrekening waarin de subsidievaststelling is opgenomen, een batig saldo aanwijst, dient het bedrag van het saldo, gelimiteerd tot het bedrag van de verleende subsidie, op eerste aanmaning van het college in de gemeentekas te worden teruggestort, tenzij het college anders beslist.

  • 2. Indien de subsidie-ontvanger tevens subsidie ontvangt van andere subsidiënten dan de gemeente, vindt terugstorting als bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de toegekende subsidies plaats.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op aan instellingen verstrekte budgetsubsidies, indien de vooraf overeengekomen prestaties volledig, zij het met inbegrip van een marge (plus of min 5%) zijn vervuld.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 6:1 Bijzondere bevoegdheden

Het college kan bij een met redenen omklede beschikking besluiten tot opschorting van het verstrekken van voorschotten, terugvordering van reeds verleende voorschotten óf tot wijziging of intrekking van de subsidiebeschikking in de volgende gevallen:

  • a.

    de organisatie heeft onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt en kennis van de juiste gegevens zou tot een andere beschikking hebben geleid;

  • b.

    de organisatie voldoet niet of niet geheel aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

  • c.

    de organisatie is niet of onvoldoende overeenkomstig haar doelstelling werkzaam;

  • d.

    het effect en/of de omvang van de activiteiten geeft daartoe aanleiding.

  • e.

    de organisatie voldoet niet of niet tijdig aan de informatieplicht met betrekking tot de te leveren prestaties.

Artikel 6:2 Meerjarige subsidies

  • 1. Het college kan aan een instelling alleen een subsidie verlenen voor een langere periode dan één jaar, wanneer dit in overeenstemming is met het resultaat van een daartoe met de raad gevoerde wensen- en

    bedenkingenprocedure.

  • 2. Het college kan met inachtneming van het in het vorige lid gestelde een meerjarige subsidie verlenen voor een periode van maximaal vier kalenderjaren.

  • 3. Indien het college met inachtneming van het eerste en tweede lid een meerjarige subsidie verleent, wordt in de beschikking aangegeven op welk bedrag de aanvrager voor ieder jaar recht heeft, dan wel op welke wijze het

    verleende subsidie jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 4. Indien er sprake is van indexering, past het college het subsidiebedrag jaarlijks aan.

Artikel 6:3 Hardheidsclausule

Het college kan bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, indien deze gelet op het belang van de regeling leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7:1 Voorlopige voorziening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, kan het college een besluit nemen.

Artikel 7:2 Overgangsbepaling

Subsidie-aanvragen, ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, worden behandeld op basis van de Algemene subsidieverordening Den Helder 2003 dan wel de daarop gebaseerde deelsubsidieverordeningen, zoals genoemd in artikel 7:3, derde lid.

Artikel 7:3 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt onmiddellijk na haar afkondiging in werking.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening is de “Algemene Subsidie Verordening Den Helder 2003” vervallen.

  • 3.

    Deelsubsidieverordeningen en in dit kader van toepassing zijnde beleidsregels blijven van kracht totdat zij zijn aangepast aan het bepaalde in deze verordening. Indien de deelsubsidieverordeningen en beleidsregels niet zijn aangepast op 1 januari 2009, is deze verordening bij strijdigheid van toepassing.

Artikel 7:4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening 2008.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering
van 26 mei 2008.
S. Hulman MSc , voorzitter
mr. drs. M. Huisman , griffier
Vastgesteld bij raadsbesluit van 26 mei 2008 (039/BCF), afgekondigd op 5 juni 2008.

TOELICHTING Algemene subsidieverordening 2008

Artikelsgewijs commentaar.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijving

In dit artikel worden de voornaamste in de verordening gebezigde begrippen gegeven. Voor zover in de verordening ook de begrippen subsidie-aanvrager of subsidie-ontvanger worden gebruikt behoeven deze geen andere toelichting, dan dat de betreffende begrippen ten opzichte van elkaar neutraal zijn. Bij het begrip exploitatiesubsidie kan worden aangetekend, dat dit in de verordening wordt omschreven als een per boekjaar aan een organisatie verstrekte subsidie. Dit betreft een subsidie die met name wordt verstrekt voor voortdurende activiteiten. De Awb, hierna te noemen de wet, bevat voor dit type subsidie, voor zover deze aan rechtspersonen wordt verleend, een aparte regeling in afdeling 4.2.8 van de wet. Zie verder de toelichting bij artikel 1:2.

Artikel 1:2 Reikwijdte van deze verordening

Het eerste lid van dit artikel geeft het toepassingsbereik van deze verordening aan.

Het tweede lid bevat een uitzondering op het gestelde in artikel 1:1, aanhef en onder e.

Het derde lid verklaart afdeling 4.2.8 van de wet van toepassing op aan instellingen verleende exploitatiesubsidies. Afdeling 4.2.8 van de wet behelst een specifieke regeling voor de per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Dit betreft subsidies die niet worden verleend voor een bepaald project, maar voor voortdurende activiteiten, waarbij het gaat om de instandhouding van de instelling als zodanig. Daar deze subsidies een groot aantal gemeenschappelijke kenmerken vertonen, heeft de wetgever voor deze subsidies een aparte regeling opgesteld. De regeling in afdeling 4.2.8. van de wet is zeer volledig en behoeft geen aanvulling of wijziging teneinde in de praktijk toegepast te kunnen worden. Er is echter van afgezien om de van toepassing zijnde bepalingen uit de wet in extenso over te nemen in de tekst van de verordening.

Artikel 1:3 Bevoegdheden college

Dit artikel specificeert de bevoegdheden van het college met betrekking tot het verlenen van subsidies binnen de door de raad vastgestelde kaders. De bevoegdheid van de gemeenteraad om subsidies te verlenen vloeit voort uit In artikel 4:23, derde lid, onder c. en d., van de wet. In deze artikelen is vastgesteld dat de gemeenteraad subsidie kan verlenen. De gemeenteraad kan ook subsidie verlenen in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren (artikel 4:23, derde lid, onder d, van de wet).

Artikel 1:4 Subsidieplafond

In de praktijk is gebleken dat er behoefte bestaat aan een subsidieplafond. Het subsidieplafond moet vóór het begin van de periode waarvoor het geldt, worden bekend gemaakt op grond van artikel 4:27, eerste lid, van de wet. Daarbij moet ook de wijze van verdeling worden vermeld, aldus artikel 4:26, tweede lid, van de wet.

In artikel 4:23, derde lid, onder c. en d., van de wet is vastgesteld dat de gemeenteraad subsidie kan verlenen als de gemeentebegroting het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt. Met een subsidieplafond worden wettelijke aanspraken op subsidie beperkt tot een bepaald bedrag. Met het tendersysteem worden de aanvragen op kwaliteit gerangschikt, waarna de besten subsidie wordt verleend. Als door toewijzing van een aanvraag het subsidieplafond zou worden overschreden, móet de aanvraag om een subsidie worden geweigerd (artikel 4:25, tweede lid, van de wet). Dit geldt niet als te laat, in bezwaar of na beroep op een aanvraag wordt beslist (artikel 4:25, derde lid, van de wet).

Artikel 1:5 Evaluatieplicht

Artikel 4:24 van de wet schrijft voor dat voor de op wettelijk voorschrift gebaseerde subsidies ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In de Algemene subsidieverordening wordt geregeld, dat het college beleidsregels vaststelt met betrekking tot de wijze waarop de evaluatieplicht conform artikel 4:24 van de wet wordt uitgevoerd.

Hoofdstuk 2 De subsidieverlening

Algemeen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidies.

Artikel 2:1 De aanvraag voor subsidieverlening

Voor de regeling omtrent de subsidieplafonds kan het nodig zijn dat één of meer keren per jaar een datum is bepaald, vóór welke de aanvragen moeten zijn ingediend.

Artikel 2:2 Gegevens bij de aanvraag om verlening

Dit artikel specificeert welke gegevens en bescheiden bij de subsidie-aanvraag moeten worden overgelegd.

Artikel 2:3 Uitstel of ontheffing

Dit artikel bevat bepalingen omtrent het verlenen van uitstel of ontheffing in het geval waarin een organisatie om dringende redenen niet aan één van de voor de indiening van de subsidie-aanvraag geldende bepalingen kan voldoen. Het college dient hiervoor criteria vast te stellen.

Artikel 2:4 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel zijn een aanvulling op de in artikel 4:35 van de wet genoemde gronden. De terminologie en de gebruikte omschrijvingen zijn daarbij enigszins aangepast. Dat heeft bv. tot gevolg dat de weigering een subsidie te verlenen, omdat er onvoldoende samenwerking is met op hetzelfde terrein werkzame instellingen, in de onderhavige verordening moet worden gebaseerd op de overweging dat de subsidiegelden niet doelmatig en doeltreffend zullen worden besteed.

Artikel 2:5 Beslistermijn

Dit artikel bevat de door het college bij subsidieverlening in acht te nemen beslistermijn.

Artikel 2:6 Herziening subsidiebedrag

Dit artikel bevat de bevoegdheid van het college om in de daarvoor aangegeven gevallen een verleend subsidiebedrag te te herzien.

Artikel 2:7 Bonus/malus-systeem

In dit artikel worden enkele algemene maatschappelijke doelen binnen het bereik van de subsidieregelgeving gebracht door het creëren van mogelijkheden om maatschappelijk gewenst gedrag te stimuleren en maatschappelijk ongewenst gedrag te ontmoedigen (bonus/malus). De raad geeft het college de opdracht om hieromtrent nadere regels vast te stellen met inachtneming van de kaderstellende bepalingen in dit artikel. De prioriteit ligt bij de bescherming van de positie van kinderen die op grond van wettelijke regels geen alcoholhoudende consumpties mogen kopen of verstrekt mogen krijgen. Uiteraard zullen de nadere regels omtrent subsidiebeleid moeten aansluiten bij andere maatregelen ten gunste van hetzelfde doel. Een integrale benadering en toepassing van preventieve, curatieve en repressieve maatregelen staat voorop. Hierin ligt de reden dat gekozen wordt voor het stellen van nadere (beleids)regels ten aanzien van subsidiebeleid door het college.

Artikel 2:8 Schakelbepaling

Voor subsidiebedragen lager dan of gelijk aan € 5.000 wordt de verleningsbeschikking tevens de vaststellingsbeschikking geacht te zijn. Artikel 5:3 van de verordening blijft in zo’n geval buiten toepassing.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen

Artikel 3:1 Financiële verantwoording

Dit artikel benoemt de verplichtingen van de subsidie-ontvanger in het kader van de financiële verantwoording.

Artikel 3:2 Wijzigingen in de organisatie

Ingeval instellingen een investering-, exploitatie of budgetsubsidie ontvangen, is er behoefte aan de mogelijkheid om de in dit artikel vermelde verplichtingen op te leggen.

Artikel 3:3 Toestemming

Dit artikel bevat het toestemmingsvereiste voor handelingen zoals omschreven in artikel 4:71, eerste lid, van de wet.

Artikel 3:4 Informatieplicht

In dit artikel wordt de informatieplicht naar het college omschreven.

Artikel 3:5 Vermogensvorming

Dit artikel geeft de voorwaarden aan, waaronder het vormen van reserves en/of vermogen is toegestaan.

Artikel 3:6 Uitvoering

Dit artikel bevat bepalingen omtrent de uitvoering van het door de organisatie ingediende activiteitenplan.

Artikel 3:7 Aanspraak

In dit artikel wordt aangegeven wanneer een organisatie aanspraak kan maken op subsidie.

Artikel 3:8 Professionaliteitseisen

Of voldaan wordt aan de in dit artikel genoemde professionaliteitseisen zal ondermeer worden afgemeten aan de voor de beroepsuitoefening geldende professionele standaard, waaronder functie-eisen, zoals vastgelegd in de van toepassing zijnde CAO.

Artikel 3:9 Onderzoek rekenkamercommissie

In dit artikel is de verplichting vastgelegd om mee te werken aan een onderzoek door de gemeentelijke rekenkamercommissie.

Hoofdstuk 4 De subsidievaststelling

Artikel 4:1 De aanvraag om subsidievaststelling

Dit artikel bevat regels omtrent de indiening van de betreffende aanvraag.

Artikel 4:2 Gegevens bij de aanvraag om subsidievaststelling

Dit artikel specificeert welke gegevens en bescheiden bij de aanvraag om subsidievaststelling moeten worden overgelegd.

Artikel 4:3 Vaststelling

Dit artikel bevat regels omtrent de subsidievaststelling. In het eerste lid van dit artikel wordt de hoofdregel gegeven.

Het tweede lid regelt onder welke omstandigheden het mogelijk is, de subsidie lager vast te stellen.

Het derde lid verwijst naar artikel 4:48, 4:49 en 4:50 van de wet en de bevoegdheid die het college heeft om de subsidieverlening c.q. de subsidievaststelling in te trekken of te wijzigen ten nadele van de subsidie-ontvanger.

Artikel 4:4 Ambtshalve vaststelling

Dit artikel bevat de bevoegdheid van het college om over te gaan tot ambtshalve vaststelling van de verleende subsidie in de daarvoor in aanmerking komende gevallen.

Artikel 4:5 Beslistermijn

Dit artikel bevat de door het college bij subsidievaststelling in acht te nemen beslistermijn.

Hoofdstuk 5 Betaling en terugvordering

Artikel 5:1 Voorschotten

Dit artikel bevat bepalingen met betrekking tot voorschotverlening.

Artikel 5:2 Betaling

In afwijking van de wettelijke termijn van artikel 4:52 van de wet, die vier weken bedraagt, is de betalingstermijn vastgesteld op tien weken.

Artikel 5:3 Batig saldo

Dit artikel bevat bepalingen met betrekking tot gevallen, waarin een jaarrekening of afrekening een batig saldo aanwijst.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 6:1 Bijzondere bevoegdheden

In dit artikel is sprake van een sanctiemogelijkheid in gevallen, waarin niet voldaan wordt aan de subsidievoorwaarden.

Artikel 6:2 Meerjarige subsidies

Dit artikel bevat bepalingen die van toepassing zijn bij meerjarige subsidies. In dat geval wordt met de raad een wensen- en bedenkingenprocedure gevoerd. Verder dient in dit kader in acht te worden genomen, dat de raad

bepaalt of en zo ja op welke wijze indexering plaats vindt. De uitvoering daarvan geschiedt door het college.

Artikel 6:3 Hardheidsclausule

In dit artikel wordt aangegeven dat het college indien onverkorte toepassing van de verordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard bepalingen uit de verordening buiten toepassing kan laten of daarvan kan

afwijken.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7:1 Voorlopige voorziening.

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om in specifieke gevallen, waarin de verordening kennelijk niet voorziet, een besluit te nemen.

Artikel 7:2 Overgangsbepaling

In dit artikel wordt in daarvoor in aanmerking komende gevallen het overgangsrecht vastgelegd.

Artikel 7:3 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt het van kracht worden van de verordening.

Artikel 7:4 Citeertitel

Dit artikel bevat de aanduiding, waarmee naar de verordening kan worden verwezen.