Regeling vervallen per 01-01-2013

Havenverordening Den Helder

Geldend van 01-05-1996 t/m 31-12-2012

Intitulé

Havenverordening Den Helder

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop rustende besluiten wordt verstaan onder:

A. ALGEMEEN

  • a.

    schip: elk voorwerp gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van verplaatsing te water, met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvaartuig, een drijvende boorinstallatie, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton en elk ander drijvend werktuig, drijvend voorwerp of drijvende inrichting van soortgelijke aard;

  • b.

    zeeschip: een schip dat gebruikt wordt voor de vaart ter zee of de blijkens zijn constructie voor de vaart ter zee is bestemd of een schip dat voorzien is van een document - afgegeven door het bevoegd gezag van het land waar het schip is ingeschreven waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee;

  • c.

    binnenschip: een schip, niet zijnde een zeeschip;

  • d.

    bedrijfsvaartuig: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele aktiviteiten;

  • e.

    bijzondere transporten: schepen en/of drijvende voorwerpen/inrichtingen betrokken bij de olie- en gaswinning en explotatie op zee (onder meer diepdrijvers, opvijzelplatforms, scheepsvormig en bakvormig);

  • f.

    schipper: degene die een binnenschip voert;

  • g.

    kapitein: degene die een zeeschip voert;

  • h.

    rechthebbende: degene die over enige zaak de beschikking heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht dan wel daarover enige feitelijke macht uitoefent;

  • i.

    Commandant der Maritieme Middelen Den Helder: het door burgemeester en wethouders aangewezen bevoegde gezag op grond van de Scheepvaartverkeerswet c.q. het Binnenvaartreglement voor de Rijkszeehaven Het Nieuwe Diep;

  • j.

    directeur: de directeur van de gemeentelijke havendienst;

  • k.

    havenmeester: degene die door het College van Burgemeester en Wethouders als zodanig is aangesteld;

  • l.

    duwbak: een schip, dat is gebouwd of in het bijzonder geschikt is om te worden geduwd;

  • m.

    werk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

B. MILIEU-BEGRIPPEN

  • a.

    gevaarlijke stoffen: stoffen, die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de International Maritime Dangerous Good Code, de (International) Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk, de (International) Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquified Gases in Bulk van de Internationale Maritieme Organisatie, dan wel in het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR), alsmede elke andere stof die door het College van Burgemeester en Wethouders als gevaarlijke stof is aangewezen en bekend gemaakt;

  • b.

    schadelijke stoffen: stoffen, die indien zij in zee terecht komen, gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid van de mens, schade kunnen toebrengen aan het mariene milieu, de recreatiemogelijkheden die de zee biedt kunnen schaden of storend kunnen werken op enig rechtmatig gebruik van de zee en die krachtens de Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen dan wel door het College van Burgemeester en Wethouders zijn aangewezen en bekend gemaakt;

  • c.

    brandbare vloeistoffen: vloeistoffen met een vlampunt dat lager ligt dan of gelijk is aan 100 EC;

  • d.

    vlampunt: het vlampunt, bepaald met het toestel van Pensky-Martens;

  • e.

    schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het gasvrij, schoon- of droogmaken van ruimten van een schip, die ladingresten van een onverpakte vloeibare gevaarlijke stof bevatten of laatstelijk hebben bevat;

  • f.

    schoonmaakcertificaten: een door een deskundige - aangewezen door Burgemeester en Wethouders van Den Helder - afgegeven certificaat waaruit blijkt dat het schip voldoende is schoongemaakt;

  • g.

    een schip dat niet is schoongemaakt: een schip dat resten van een onverpakt vloeibare gevaarlijke stof bevat of laatstelijk heeft bevat, waarvoor nog geen schoonmaakcertificaat is afgegeven;

  • h.

    afvalstoffen: stoffen, afkomstig van het schoonmaken van een schip, alsmede olierestanten, oliehoudende mengsels, resten van onverpakte vloeibare gevaarlijke stoffen en van elke andere stof die door het College van Burgemeester en Wethouders is aangewezen en bekend gemaakt;

C. OVERIGE BEGRIPPEN

  • a.

    gemeentelijke haven: het toepassingsgebied van dit reglement zoals omschreven in artikel 1.2;

  • b.

    parkeren: het gedurende meer dan zeven dagen ononderbroken zonder laad- of loshandelingen uit te voeren, gemeerd laten liggen van een schip. Onderbrekingen van minder dan 24 uur worden niet als onderbreking gerekend;

  • c.

    toelatingscommissie: commissie die bestaat uit vertegenwoordigers van de autoriteiten die belast zijn met de toelating en plaatsing van bijzondere transporten (boorplatforms e.d.; zie definitie onder f) in de regio Den Helder.

D. Daar, waar in deze havenverordening wordt gesproken over Commandant Maritieme Middelen Den Helder, is tevens de havenofficier van de Koninklijke Marine bedoeld.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op:

  • a.

    de industriehaven Westoever en de daaraan gelegen, openbare kaden (op de bij deze verordening behorende tekening aangegeven met oranje);

  • b.

    Het Nieuwe Diep en de daaraan gelegen, openbare kaden (Kade Het Nieuwe Werk, Kade Het Nieuwe Diep, Kaden van de Visafslag en de daaraan gelegen vislossteigers, Onderzeedienstkade en de Paleiskade ofwel kade 32 tot en met 35) (op de bij deze verordening behorende tekening aangegeven met blauw);

  • c.

    de Koopvaardersbinnenhaven en de daaraan gelegen, openbare kaden en veerstoepen (op de bij deze verordening behorende tekening aangegeven met groen);

  • d.

    de loskade aan het Noordhollandsch Kanaal ter hoogte van het industrieterrein Oostoever (op de bij deze verordening behorende tekening aangegeven met geel);

alsmede op de scheepshellingen, dokken, los- en laadplaatsen en alle kunstwerken die bij de gemeente Den Helder in beheer zijn.

Artikel 1.3 Indienen aanvraag

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voor het indienen van een aanvraag om vergunning of ontheffing op grond van deze verordening een formulier vaststellen. Alsdan wordt voor het indienen van een aanvraag van een dergelijk formulier gebruik gemaakt.

  • 2. Een aanvraag om ontheffing of vergunning kan mondeling bij burgemeester en wethouders worden ingediend in spoedeisende gevallen en/of indien het een eenmalige gedraging of handeling van korte duur betreft.

Artikel 1.4 Besluit

  • 1. Een besluit op aanvraag om ontheffing of vergunning op grond van deze verordening kan mondeling geschieden indien het betrekking heeft op een spoedeisend geval en/of op een handeling c.q. gedraging van korte duur.

  • 2. Burgemeester en wethouders nemen na ontvangst van een aanvraag binnen acht weken een besluit.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen hun besluit met ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 1.5 Vergunningen en ontheffingen

  • 1. Een vergunning of ontheffing kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden verleend.

  • 2. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en/of beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen die ten grondslag liggen aan de betreffende bepalingen.

Artikel 1.6 Weigering vergunning of ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen - afgezien van de gronden die in de afzonderlijke bepalingen worden genoemd - een aanvraag om vergunning of ontheffing weigeren wegens:

  • a.

    strijd met de belangen die aan de specifieke bepalingen ten grondslag liggen;

  • b.

    strijd met het bestemmingsplan voor het havengebied.

Artikel 1.7 Intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen indien:

  • a.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    van de ontheffing of vergunning geen gebruik wordt gemaakt;

  • c.

    zich na het verlenen van de vergunning of ontheffing zodanige feiten of omstandigheden voordoen dat, indien deze feiten of omstandigheden ten tijde van de verlening bekend waren geweest, de vergunning of ontheffing niet of niet in die vorm zou zijn verleend;

  • d.

    de aan de vergunning of ontheffing gestelde voorschriften of beperkingen niet worden nageleefd.

Artikel 1.8 Aanwijzingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven in het belang van de ordening, de openbare orde, de veiligheid en het milieu alsmede ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2. Degene tot wie de aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Hoofdstuk 2 Orde in de haven

Artikel 2.1 Overlast van schepen

Het is verboden met of op een schip overlast of hinder te veroorzaken, dan wel op een andere wijze de openbare orde te verstoren.

Artikel 2.2 Overlast aan schepen

  • 1. Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een schip in openbaar water, dat tot het havengebied behoort, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • 2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een schip, liggend in of aan een openbaar water, dat tot het havengebied van Den Helder behoort, los te maken.

Artikel 2.3 Bereikbaarheid van de afgemeerde schepen

  • 1. Het is verboden de toegang tot een schip te blokkeren.

  • 2. De schipper of kapitein is verplicht ervoor zorg te dragen dat het schip vlot en veilig kan worden betreden en verlaten.

Hoofdstuk 3 Gebruik van de haven

Paragraaf 3.1 Algemeen

Artikel 3.1.1 Voorzieningen in de haven

  • 1. Het is in verband met de veiligheid in de haven verbonden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een voorwerp, niet zijnde een schip, op, in, of boven het water in het gemeentelijk havengebied te plaatsen, aan te brengen of te hebben.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • 3. Het is verboden op, in of boven openbaar water in het gemeentelijk havengebied voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het betreffende openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, danwel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van dit openbaar water.

Artikel 3.1.2 Beschadiging van waterstaatswerken en oevers

  • 1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van de bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, bruggen, oeverbegroeiing, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • 2. Onder het aanbrengen van veranderingen als bedoeld in het eerste lid wordt tevens verstaan het maken of hebben van vlotten, steigers, (meer)palen, watertrappen of andere getimmerten.

  • 3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 350 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Artikel 3.1.3 Schade aan eigendommen van de gemeente Den Helder

  • 1. Indien een schip schade heeft veroorzaakt aan eigendommen van de gemeente Den Helder in het havengebied, dient de kapitein of schipper de dienstdoende, gemeentelijke havenmeester hiervan in kennis te stellen.

  • 2. Door de dienstdoende havenmeester wordt een proces-verbaal van bevindingen opgesteld.

  • 3. Het schadevarende schip mag niet eerder vertrekken dan nadat door of namens de kapitein of schipper een waarborgsom is gestort of een bankgarantie is afgegeven ten bedrage van de door of namens burgemeester en wethouders vastgestelde schade.

Paragraaf 3.2 Kade-voorzieningen

Artikel 3.2.1 Kranen en overslagmiddelen

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de Wet Milieubeheer is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op de kade-terreinen en het water, die bij de gemeente in beheer zijn, goederen te laden of te lossen met behulp van vaste, mobiele en drijvende kranen, elevatoren, lopende banden, laadschoppen en/of laadbruggen.

  • 2. Onder de in het vorige lid bedoelde drijvende kranen worden niet verstaan kranen aan boord van een schip, opgesteld met het oogmerk daarmee het eigen schip te beladen of te lossen.

Artikel 3.2.2 Reinigen van openbare kaden, terreinen en wegen

  • 1. Gebruikers van de openbare kaden, terreinen en wegen in het havengebied, dat bij de gemeente in beheer is, zijn verplicht er op toe te zien dat, indien tengevolge van door hen of op hun last verrichte werkzaamheden, waaronder transporten mede zijn begrepen, restanten lading, emballage, garnering, vuilnis, olie, smeer of daarmee gelijk te stellen stoffen op de kaden, terreinen of wegen na afloop van de werkzaamheden achterblijven, of indien die werkzaamheden langer dan een dag duren, die kaden, terreinen of wegen tenminste eenmaal per dag behoorlijk te reinigen.

  • 2. Indien de gebruikers aan de in het vorige bedoelde verplichting binnen een redelijke termijn niet voldoen, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de schoonmaakwerkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in de Gemeentewet op kosten van degenen, die het schoonmaken hebben nagelaten, te laten verrichten.

Artikel 3.2.3 Nutsvoorzieningen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven omtrent het gebruik van openbare nutsvoorzieningen.

  • 2. Schepen zijn verplicht de in lid 1 bedoelde aanwijzingen op te volgen.

Paragraaf 3.3 Ligplaatsen

Artikel 3.3.1 Ligplaatsen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders dan wel op aanwijzing van de dienstdoende gemeentelijke havenmeester met een schip ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een schip beschikbaar te stellen op door burgemeester en wethouders aangewezen gedeelten van het openbaar water dat tot het gemeentelijk havengebied behoort.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel met een schip op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeenten;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal schepen.

Artikel 3.3.2 Voorschriften ligplaats

  • 1.

    Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 3.2.1 bepaalde kunnen burgemeester en wethouders aan de rechthebbende op een schip voorschriften stellen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 2.

    De rechthebbende op een schip is verplicht alle door of vanwege burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

Artikel 3.3.3 Verboden innemen ligplaats

Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 3.2.1, tweede lid en 3.2.2 bepaalde.

Artikel 3.3.4 Verhalen anders dan op eigen aanvraag

  • 1.

    Door of vanwege burgemeester en wethouders kan de kapitein of schipper in het belang van de ordening, de openbare orde, veiligheid of milieu worden verplicht zijn schip naar een andere kade te verhalen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een schip onmiddellijk laten verhalen indien hieraan een dringende noodzaak ten grondslag ligt.

Artikel 3.3.5 Parkeren van schepen

  • 1.

    Het is verboden een schip aan een gemeentelijke kade of een kade, die bij de gemeente in beheer is, te parkeren.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien wordt gehandeld met vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel 3.3.6 Bijzondere transporten

  • 1.

    Het afmeren c.q. parkeren van bijzondere transporten in de haven is verboden.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien wordt gehandeld met vergunning van burgemeester en wethouders en de Hoofdingenieur-Directeur van Rijkswaterstaat.

Artikel 3.3.7 Nadere regels ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders met een bedrijfsvaartuig ligplaats in te nemen; de vergunning is ligplaats-, bedrijfs-, persoons- en vaartuiggebonden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen met betrekking tot de registratie en de veiligheid van bedrijfsvaartuigen.

  • 3.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een bedrijfsvaartuig te verbouwen.

  • 4.

    Het in het derde lid van dit artikel gestelde verbod is niet van toepassing in het geval de verbouwing geen wijzigingen van afmetingen of uiterlijke staat tot gevolg heeft.

Artikel 3.3.8 Duikwerkzaamheden

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders duikwerkzaamheden in de haven uit te voeren.

Artikel 3.3.4 Verhalen anders dan op eigen aanvraag

  • 1.

    Door of vanwege burgemeester en wethouders kan de kapitein of schipper in het belang van de ordening, de openbare orde, veiligheid of milieu worden verplicht zijn schip naar een andere kade te verhalen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een schip onmiddellijk laten verhalen indien hieraan een dringende noodzaak ten grondslag ligt.

Paragraaf 3.4 Bruggen en sluizen

Artikel 3.4.1 Bedieningstijden en -voorschriften

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen bedieningstijden en -voorschriften vast voor bruggen en sluizen die de gemeente in beheer heeft.

  • 2. Burgemeester en wethouders houden bij het nemen van hun besluit overeenkomstig het eerste lid van dit artikel rekening met de belangen van het verkeer te water, van het openbaar vervoer en van het overige wegverkeer.

  • 3. Indien om vaststelling van bedieningstijden als bedoeld in lid 1 wordt verzocht, nemen burgemeester en wethouders binnen drie maanden een besluit.

  • 4. Bij de voorbereiding van besluiten tot vaststelling van bedieningstijden en -voorschriften wordt de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing gevolgd.

Paragraaf 3.5 Passagiersvervoer/venten op het water

Artikel 3.5.1 Passagiersvervoer

Onverminderd het bepaalde in de Wet Openbare Middelen van Vervoer (Wet van 23 april 1980, Stbl. 67), de Schepenwet en de Verordening recreatieve bedrijfsvaartuigen is het de eigenaar of gebruiker van een schip verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders het openbaar water in het gemeentelijk havengebied te gebruiken voor het vervoer van passagiers.

Artikel 3.5.2 Venten te water

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op het openbaar water en/of de daaraan gelegen kaden in de gemeentelijke haven waren te verkopen of aan te bieden.

Hoofdstuk 4 Veiligheid in de haven, voorkomen van schade of hinder in de haven

Artikel 4.1 Boord-boord overslag

  • 1. Het is de schipper of kapitein verboden vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen, met uitzondering van brandstoffen en smeeroliën ten behoeve van de voortstuwing en werktuigen van het schip, over te geven aan of te ontvangen van een ander schip tenzij hiervoor vergunning is verleend door burgemeester en wethouders.

  • 2. De voorschriften, te verbinden aan de in het eerste lid bedoelde vergunning, kunnen betrekking hebben onder meer op:

    • a.

      de orde en veiligheid in de haven;

    • b.

      de aard van de stoffen;

    • c.

      de methode van afmeren en fenderen;

    • d.

      de voorschriften betreffende het overslaan;

    • e.

      de bescherming van het milieu.

Artikel 4.2 Verontreiniging van milieu, stank of hinder veroorzakende stoffen

  • 1.

    Het is verboden rook, roet, dampen, gassen, stof, bilgewater, row sewage of stoom op een zodanige wijze uit een schip te laten ontsnappen dat daardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders wijzen stoffen aan die in onverpakte toestand bij het laden of lossen in of uit een schip ontoelaatbare stank of hinder kunnen veroorzaken.

  • 3.

    Het is verboden de krachtens het tweede lid aangewezen stoffen in of uit een schip te laden of te lossen.

  • 4.

    Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing indien gehandeld wordt met een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren dan wel met ontheffing van burgemeester en wethouders in die gevallen waarin de bovenbedoelde wetten niet voorzien.

Artikel 4.3 Werkzaamheden op of aan schepen

Het is verboden herstellings-, schoonmaak-, schilder- en ander conserverings-, ontgassings- of andere werkzaamheden op of aan schepen te verrichten wanneer deze gevaar, schade of hinder voor de scheepvaart of de omgeving, het water en de bodem daaronder begrepen, kunnen opleveren tenzij die werkzaamheden plaatsvinden:

  • 1.

    met vergunning van burgemeester en wethouders;

  • 2.

    op een scheepswerf dan wel op of aan het terrein van een herstellingsinrichting, voor zover voor de

    omgeving geen gevaar, schade of hinder is te duchten.

Artikel 4.4 Ernstig gevaar, hinder of schade opleverende schepen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de schipper of kapitein een verbod opleggen om met zijn schip op een ligplaats te verblijven, indien zij van oordeel zijn dat het schip ernstig gevaar, ernstige schade of ernstige hinder - daaronder begrepen ordeverstoring - met zich meebrengt of met zich mee kan brengen.

  • 2.

    Het verbod wordt pas opgelegd nadat gebleken is dat geen uitvoering is gegeven aan maatregelen die in het onderhavige geval door burgemeester en wethouders kunnen worden opgelegd, of indien naar hun oordeel geen maatregelen mogelijk zijn ter voorkoming of beëindiging van ernstig gevaar, ernstige

    schade of ernstige hinder.

  • 3.

    Het verbod wordt schriftelijk medegedeeld.

Artikel 4.5 Ontsmetten van schepen

Het is de schipper of kapitein verboden zijn schip met gassen te behandelen of te doen behandelen met het doel het schip te ontsmetten, tenzij dit geschiedt met toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 4.6 Bunkeren

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen voor het innemen van brandstof en smeermiddelen.

  • 2.

    Het is verboden in strijd met de in het eerste lid van dit artikel bedoelde regels te handelen.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in de in het eerste lid vermelde nadere regels is het de kapitein of schipper van een schip dat niet behoorlijk is afgemeerd of ten anker ligt, verboden brandstof en/of smeermiddelen over te slaan dan wel over te laden.

Hoofdstuk 5 Vergunningen ten behoeve van werken, schoonmaak- en ophaalbedrijven

Artikel 5.1 Hebben of maken van werken

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in, op, onder of over de haven, een werk te maken of te hebben of enige handeling te verrichten, waardoor in de plaatselijke toestand wijziging wordt aangebracht.

Artikel 5.2 Schoonmaakvergunning of –toestemming

  • 1.

    Het schoonmaken van een schip door of vanaf een dienstverlenend schip is verboden, tenzij het dienstverlenend schip in bezit is van een vergunning verleend door burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het schoonmaken van een schip aan boord van het schip zelf is verboden, tenzij gehandeld wordt met vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel 5.3 Ophaalvergunning

Het is verboden afvalstoffen, afkomstig van een schip en geen lading zijnde van dat schip, aan boord te nemen van een ander schip of voertuig, daarmee te vervoeren, of daaruit te lossen tenzij gehandeld wordt met vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel 5.4 Voorschriften

  • 1.

    De voorschriften, te verbinden aan de in de artikelen 5.2 en 5.3 bedoelde vergunning kunnen betrekking hebben onder meer op:

    • a.

      de orde en veiligheid in de haven;

    • b.

      het verstrekken van inlichtingen;

    • c.

      het beschikken over de nodige kennis aan boord met betrekking tot de afvalstoffen;

    • d.

      de bestemming van de afvalstoffen;

    • e.

      de bescherming van het milieu;

  • 2.

    De vergunning bedoeld in de artikelen 4.2, eerste lid, en 4.3 kan alleen worden verleend indien ten genoegen van de gemeentelijke havenmeester is aangetoond dat het schip door het voldoen aan door burgemeester en wethouders te stellen regelen geschikt is voor de uitoefening van de werkzaamheden, waarvoor de vergunning is vereist.

Artikel 5.5 Beperking van het aantal vergunningen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen het aantal van de artikel 5.2 dan wel 5.3 bedoelde vergunningen voor door hem te bepalen werkzaamheden en stoffen beperken tot een door hen te bepalen en bekend te maken aantal, zulks in het belang van de orde en veiligheid in de haven.

  • 2.

    Het verlenen van vergunningen wordt opgeschort voor zover het aantal van kracht zijnde vergunningen meer bedraagt dan het in het eerste lid bedoelde aantal.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan bij vervanging van een schip, waarvoor een vergunning geldend is, een nieuwe vergunning worden afgegeven met inachtneming van artikel 5.4.

Hoofdstuk 6 Ontvangst van schadelijke stoffen van zeeschepen

Artikel 6.1 Aanwijzing van bedrijven met ontvangstvoorzieningen

  • 1. Mede ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen wijzen burgemeester en wethouders bedrijven aan voor het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen, rechtstreeks afkomstig van zeeschepen die in de haven worden gelost of geladen.

  • 2. De aanwijzing geschiedt met inachtneming van evenredigheid tussen het verwachte aanbod van krachtens de Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen aangewezen schadelijke stoffen enerzijds en de ontvangstmogelijkheden binnen de haven anderzijds, zodat onnodig oponthoud van zeeschepen bij de afgifte van die schadelijke stoffen wordt voorkomen.

  • 3. Voor aanwijzing voor het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen, bedoeld in het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen (Stb. 1986, 160) en in het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen (Stb. 1988, 112) komen in aanmerking:

    • a.

      bedrijven met los- en laadplaatsen en bedrijven voor scheepsreparatie, die een ontvangstvoorziening voor schadelijke stoffen hebben en in het bezit zijn van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer voor de inname van die stoffen;

    • b.

      bedrijven die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighouden met het inzamelen, bewaren, bewerken, verwerken of vernietigen van alle - zowel krachtens de Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen als door burgemeester en wethouders - aangewezen schadelijke stoffen in een vaste inrichting aan wal en die tevens in het bezit zijn van een daarvoor geldende vergunning op grond van de Wet milieubeheer;

    • c.

      bedrijven, niet beschikkende over een vaste inrichting als onder b bedoeld, die wel in het bezit zijn van een voor het inzamelen en afleveren geldende vergunning op grond van de Wet milieubeheer en die ingevolge de hen verleende vergunning of krachtens overeenkomst verplicht zijn tot aflevering van de ingezamelde schadelijke stoffen aan een bedrijf als onder b bedoeld.

  • 4. Voor aanwijzing voor het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen, bedoeld in het Besluit voorkoming verontreiniging door vuilnis van schepen (Stb. 1988, 636) komen in aanmerking:

    • a.

      bedrijven met een vaste inrichting aan de wal, die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezig houden met het inzamelen, bewaren, bewerken, verwerken of vernietigen van stoffen, bedoeld in de Wet milieubeheer;

    • b.

      bedrijven, niet beschikkende over een vaste inrichting als onder a bedoeld, die krachtens overeenkomst verplicht zijn tot aflevering van de ingezamelde schadelijke stoffen aan een bedrijf als onder a bedoeld. De aanwijzing van een onder a bedoeld bedrijf vindt niet plaats anders dan in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel 6.2 Geldigheidsduur van de aanwijzing; beperkingen en voorschriften

  • 1.

    De in artikel 6.1 bedoelde aanwijzing geschiedt voor de duur van ten hoogste vijf jaren.

  • 2.

    Aan een aanwijzing kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden die betrekking hebben onder meer op:

    • a.

      de ontvangstvoorzieningen waarover het bedrijf beschikt en de veranderingen daarvan;

    • b.

      de mate van beschikbaarheid voor en de verplichting tot het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen;

    • c.

      de soorten schadelijke stoffen waarvoor de aanwijzing geldt;

    • d.

      het meedelen van het tarief voor de kosten die in rekening worden gebracht aan schepen die schadelijke stoffen afgeven;

    • e.

      het melden van het in ontvangst nemen van de schadelijke stoffen en het verstrekken van gegevens daaromtrent;

    • f.

      bescherming van het milieu.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de duur van een aanwijzing telkens met een tijdvak van ten hoogste vijf jaren verlengen, zonodig met gewijzigde beperkingen en voorschriften.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen een aanwijzing of verlenging voor het nog te doorlopen deel van de geldigheidsduur intrekken indien:

    • a.

      een reden waarom zij heeft plaatsgevonden is vervallen;

    • b.

      een beperking of voorschrift niet wordt nageleefd;

    • c.

      zich na de aanwijzing of verlenging zodanige feiten of omstandigheden voordoen dat, indien deze ten tijde van de aanwijzing of verlenging bekend waren geweest, de aanwijzing of verlenging niet of niet in die vorm zou hebben plaatsgevonden.

Artikel 6.3 Bekendmaking inzake ontvangst van schadelijke stoffen

Burgemeester en wethouders maken bekend:

  • a.

    welke bedrijven ingevolge artikel 6.1 zijn aangewezen en de ontvangstvoorzieningen waarover zij beschikken, alsmede de veranderingen van die ontvangstvoorzieningen;

  • b.

    de mate van beschikbaarheid voor het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen;

  • c.

    welke schadelijke stoffen door het bedrijf kunnen worden ontvangen;

  • d.

    de tarieven voor de kosten die in rekening worden gebracht aan schepen die schadelijke stoffen afgeven en de wijzigingen van die tarieven;

  • e.

    de duur van de aanwijzing en de verlenging daarvan;

  • f.

    de intrekking van een aanwijzing.

Artikel 6.4 Melding van afgifte van schadelijke stoffen

  • 1. De kapitein van een zeeschip dat een schadelijke stof aan boord heeft, zorgt er voor dat zijn voornemen tot afgifte van die stof wordt gemeld aan de gemeentelijke havenmeester tenminste vierentwintig uren voordat met de afgifte een aanvang wordt gemaakt.

  • 2. Bij de melding wordt tevens medegedeeld aan welk aangewezen bedrijf de afgifte zal geschieden, welke schadelijke stof zal worden afgegeven en de hoeveelheid daarvan.

Artikel 6.5 Afgifte van aangewezen bedrijf; verbod voor niet aangewezen bedrijven

  • 1. De kapitein van een zeeschip dat een op grond van artikel 1.1 onder m, door burgemeester en wethouders aangewezen schadelijke stof aan boord heeft, zorgt er voor dat afgifte van die stof geschiedt aan een bedrijf dat blijkens een aanwijzing ingevolge artikel 5.1 gerechtigd is om die stof in ontvangst te nemen.

  • 2. Het is een bedrijf dat niet is aangewezen voor het in ontvangst nemen van een op grond van artikel 1.1, onder m, door burgemeester en wethouders aangewezen schadelijke stof, verboden om die stof in ontvangst te nemen.

Hoofdstuk 7 Slot- en strafbepalingen

Artikel 7.1 Mandatering van bevoegdheden

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de in deze verordening vermelde bevoegdheden mandateren.

  • 2. Besluiten tot mandatering bevatten ten minste de aanduiding van de mandataris, de omschrijving van de bevoegdheden, de ingangsdatum en de voorwaarden waaronder het mandaat mag worden uitgeoefend.

Artikel 7.2 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1. Als toezichthoudende ambtenaren met betrekking tot het in deze verordening bepaalde zijn aangewezen de door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenaren of groepen van ambtenaren van de gemeente Den Helder en/of de Commandant Maritieme Middelen, tevens Rijkshavenmeester.

  • 2. Zij zijn bevoegd inzage te vorderen en afschrift te nemen van bescheiden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

  • 3. Zij zijn bevoegd met hun apparatuur metingen te verrichten en van stoffen monsters te nemen, één en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. De genomen monsters worden voor zover mogelijk aan de rechthebbende op de stoffen teruggegeven.

Artikel 7.3 Verplichting tot medewerking en verschaffen van inlichtingen

Een ieder is desgevraagd verplicht aan de in artikel 7.2, eerste lid, bedoelde ambtenaren alle medewerking te verlenen en de inlichtingen te verschaffen, die naar hun redelijk oordeel voor de uitoefening van de bij deze verordening verleende bevoegdheden nodig zijn.

Artikel 7.4 Opsporingsambtenaren

Naast degenen aan wie ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering opsporingsbevoegdheid toekomt, zijn met het opsporen van overtredingen van deze verordening belast andere door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenaren of groepen van ambtenaren van de gemeente Den Helder en/of de Commandant Maritieme Middelen, tevens Rijkshavenmeester.

Artikel 7.5 Betreden van ruimten en plaatsen

Zo dikwijls de zorg voor naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening dit vereisen, wordt hierbij aan hen die daarmee zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt al dan niet afgesloten ruimten of plaatsen - schepen daaronder begrepen - te betreden of binnen te treden, met uitzondering van woningen zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 7.6 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 7.7 Intrekking van de verordening

De havenverordening van de gemeente Den Helder vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 10 februari 1971 en zoals verder gewijzigd wordt ingetrokken.

Artikel 7.8 Bestaande vergunningen, toestemmingen, ontheffingen, aanstellingen en aanwijzingen

  • 1.

    Vergunningen, toestemmingen, ontheffingen, aanstellingen van personen en aanwijzingen van bedrijven verleend of gegeven op grond van de havenverordening verliezen hun geldigheid niet door in werking treding van deze verordening.

  • 2.

    De aanstelling van personen en de aanwijzing van bedrijven kunnen worden vervangen door een aanstelling of aanwijzing op grond van deze verordening.

Artikel 7.9 Slotbepaling

Artikel 7.9 Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Havenverordening Den Helder 1996".

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 1996.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 3 april 1996.
W.K. Hoekzema, voorzitter
J.D. de Bruin, secretaris
Afgekondigd op 16 april 1996. In werking getreden op 1 mei 1996.