Regeling vervallen per 08-01-2014

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 07-01-2014

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2013

Nr. 79d

DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 oktober 2012;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

BESLUIT

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2013

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • e

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan

  • f

    centrale computer: computer van het bedrijf c.q. de bedrijven waarmee de gemeente Deurne een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon en/of internet;

  • g

    Deurnepas: identificatiemiddel waarmee via internet kan worden ingelogd op een centrale computer voor het aan- of melden van een parkeerbeweging.

  • h

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;

  • i

    belanghebbendenparkeerplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • j

    parkeervergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaats en/of belanghebbendenparkeerplaats

  • k

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend.

  • l

    Parkeerabonnement (jaarkaart): een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaats en/of belanghebbendenparkeerplaats

  • m

    Gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats voorzien van het bord E6 RVV 1990, al dan niet voorzien van een onderbord

  • n

    Kwartaal: Kalenderkwartaal

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

1° indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

2° indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven.

Artikel 6 Wijze van heffing, termijnen van betaling en restitutie

  • 1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald uiterlijk binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of via de Deurnekaart inloggen op de centrale computer.

  • 3 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven via een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waartoe ook wordt gerekend een nota of andere schriftuur, en moet worden betaald voorafgaand aan het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt berekend per kalenderjaar.

    • a

      Indien een parkeervergunning wordt toegekend op ofvoor de 15e van de tweede maand van het betreffende kwartaal wordt het volledige kwartaalbedrag in rekening gebracht.

    • b

      Indien een parkeervergunning wordt toegekend na de 15e van de tweede maand van het betreffende kwartaal wordt het volledige kwartaalbedrag in rekening gebracht.

  • 5 Restitutie van reeds betaalde belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b vindt plaats voor de resterende kwartalen van het jaar, gerekend vanaf het moment dat de parkeervergunning wordt ingeleverd.

    • a

      Indien een parkeervergunning wordt ingeleverd op ofvoor de 15e van de tweede maand van het betreffende kwartaal, dan vindt volledige restitutie van het kwartaalbedrag plaats.

    • b

      Indien een parkeervergunning wordt ingeleverd na de 15e van de tweede maand van het betreffende kwartaal, dan vindt geen restitutie van het kwartaalbedrag plaats.

  • 6 Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door burgemeester en wethouders.

Artikel 8 Kosten naheffingsaanslag

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedragen € 56,00.

Artikel 9 Vrijstelling van het betalen van parkeerbelastingen

  • 1 Het parkeren van de volgende gebruikers wordt niet gereguleerd en zijn derhalve vrijgesteld van het parkeren van parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening:

  • a als zodanig herkenbare politievoertuigen

  • b als zodanig herkenbare brandweervoertuigen

  • c als zodanig herkenbare ambulances

  • d als zodanig herkenbare dierenambulances

  • 2 Op gehandicaptenparkeerplaatsen wordt geen parkeerbelasting geheven.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van parkeerbelastingen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    De "Verordening Parkeerbelasting 2009" wordt ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich hebben voorgedaan vóór de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3

    De datum van ingang van heffing is1 januari 2013.

  • 4

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen Deurne 2013".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 november 2012.

De griffier, De voorzitter,

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen Deurne2013

A. Tarieven voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in art. 2 onderdeela

  • 1

    Het tarief voor het parkeren op alle parkeerplaatsen, uitgezonderd parkeerterrein Wolfsberg, bedraagt € 0,95 per uur.

  • 2

    Het tarief voor het parkeren op het parkeerterrein Wolfsberg bedraagt € 1,50 per uur.

  • 3

    Het maximale tarief bedraagt € 3,80 per dag op alle parkeerplaatsen uitgezonderd op parkeerterrein Aaltje Reddingiusstraat en op de parkeerplaatsen waar een maximale parkeerduur geldt van 60 minuten.

  • 4

    Voor een onbeperkt aantal parkeringen in geheel Deurne met uitzondering van straten en pleinen waar een maximale parkeerduur geldt van 60 minuten een jaarkaart (parkeerabonnement)

  • a

    voor de periode van een kalenderjaar € 646,60

  • b

    voor de periode van een kalendermaand € 58,80

  • c

    voor de periode van een kalenderweek € 19,60

  • d

    voor de periode van een kalenderdag € 8,30

B. Tarieven voor een parkeervergunning, zoals bedoeld in art. 2 onderdeel b

  • 1

    Bewonersvergunning A € 100,00 per jaar

  • 2

    Bewonersvergunning B € 200,00 per jaar

  • 3

    Bedrijfsvergunning € 100,00 per jaar

  • 4

    Zorgvergunning € 100,00 per jaar

  • 5

    Marktvergunning € 100,00 per jaar

C. Tarieven voor de parkeergarage.

Het tarief voor het parkeren in de parkeergarage Wolfsberg bedraagt € 0,95 per uur.

Behorend bij het raadsbesluit tot vaststelling van de ‘Verordening parkeerbelastingen Deurne 2013’ van 6 november 2012.

De griffier,

Toelichting op de verordening parkeerbelastingen

In de verordening parkeerbelastingen is de toepassing van betaald parkeren geregeld, zoals bedoeld in artikel 225 van de gemeentewet. In artikel 2 van deze verordening zijn de vormen van parkeerbelastingen zoals die in de gemeentewet zijn opgenomen letterlijk weergegeven.

Parkeerbelastingen hebben uitsluitend betrekking op wegen die openbaar zijn in de zin van de Wegenwet. Dit zijn wegen die niet zijn afgesloten voor het verkeer door fysieke maatregelen (slagboom) of het bord “verboden toegang, art 461 wetboek van strafrecht”. Op wegen met het predicaat “eigen weg” is het toepassen van parkeerbelasting uitsluitend mogelijk als daarover afspraken zijn gemaakt tussen gemeente en eigenaar van de betreffende weg.

Het betalen van parkeerbelasting is verplicht als men op de met parkeerbelasting gereguleerde parkeerplaatsen wil parkeren. Als men besluit elders te parkeren hoeft men de belasting niet te betalen. De belastingbetaler betaalt direct (aan de parkeermeter, maar ook dagkaart, weekkaart etc. of dient een verzoek in om de parkeerbelasting te mogen betalen (parkeervergunning). In het eerste geval is de parkeerder zelf verantwoordelijk voor het inschatten van de tijd dat hij denkt te parkeren. Restitutie is in die gevallen niet aan de orde. Ook niet als de parkeerder om welke omstandigheden dan ook zijn parkeertijd niet gebruikt.

Het tarief van de parkeervergunning is een kwartaaltarief. De parkeervergunning wordt verstrekt voor een kalenderjaar. Bij aanvraag dient het bedrag voor jaar vanaf het moment van aanvragen te worden betaald. Omdat het per dag berekenen van het tarief dat moet worden betaald leidt tot een aanzienlijke administratieve rompslomp, is de verrekening beperkt. Indien de parkeervergunning wordt toegewezen (de datum van het betalingsverzoek is hierbij bepalend) in de eerste helft van een kwartaal, dan dient het volledige kwartaal te worden betaald. Indien de toewijzing plaats vindt in de tweede helft, dan hoeft het gehele kwartaal niet te worden betaald. De gemeente zal gemiddeld genomen het juiste bedrag ontvangen.

Restitutie van de parkeerbelastingen vindt alleen plaats voor de parkeervergunningen. Voorwaarde is dat deze fysiek worden ingeleverd. In dat geval worden de resterende (betaalde) kwartalen van het kalenderjaar gerestitueerd. Het kwartaal waarin de vergunning wordt ook gerestitueerd indien de vergunning in de eerste helft van het betreffende kwartaal wordt ingeleverd. Gebeurt dit in de tweede helft, dan vindt geen restitutie over het betreffende kwartaal plaats.

Artikel 7 regelt de bevoegdheden van het College van B&W. Het aanwijzen van parkeerplaatsen waar een fiscaal regime geldt, geschiedt in het “Aanwijzingsbesluit”, terwijl de tijden dat betaald parkeren van kracht is en de wijze waarop moet worden betaald is gereld in het “Uitwerkingsbesluit”.

De kosten voor het opleggen van een naheffingsaanslag mag de gemeente doorrekenen aan de overtreder. Er is echter wel een maximum aan verbonden. Dit bedrag wordt jaarlijks gepubliceerd in de Staatscourant. De gemeente wordt geacht te beschikken over de onderbouwing van het gehanteerde tarief.

Gelet op het feit dat parkeerbelastingen een zakelijke belasting zijn (ze worden opgelegd ongeacht de omstandigheid), kan de gemeente hier geen ‘ontheffing’ op vertrekken. Gelijke gevallen dienen gelijk te worden behandeld. Wel is het mogelijk om groepen, waarvan zij het parkeren niet hoeft te worden gereguleerd, vrij te stellen van het betalen van parkeerbelastingen. Het is dus niet mogelijk om (bijvoorbeeld) voertuigen van de gemeentelijke groenvoorzieningen een ontheffing te verstrekken en private hoveniersbedrijven niet. Gelijke gevallen dienen gelijk te worden behandeld. Als de gemeente deze voertuigen wil vrijstellen van parkeerbelastingen, dan dient zij alle voertuigen van alle hovenierbedrijven vrij te stellen van parkeerbelastingen. (zie ook uitspraak Hof Leeuwarden 9 maart 2001, nr 00/00537-E-4).