Regeling vervallen per 18-05-2023

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening Deurne 2019)

Geldend van 12-06-2019 t/m 17-05-2023

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening Deurne 2019)

De raad van de gemeente Deurne;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 maart 2019;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV);

gezien het advies van de rekeningcommissie van 28 maart 2019;

b e s l u i t :

  • I.

    Vast te stellen de Financiële verordening Deurne 2019;

  • II.

    in te trekken de Financiële verordening gemeente Deurne 2015.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de directie;

  • b.

    directie: organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een rechtstreekste verantwoordelijkheid aan het college;

  • c.

    doelmatigheid: de mate waarin de gewenste doelen worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of de mate waarin met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt;

  • d.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gemeente erin slaagt de gestelde doelen te bereiken;

  • e.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • f.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten;

  • g.

    taakvelden: voorgeschreven onderverdeling van de begroting en jaarstukken waarop de lasten en baten worden geraamd / verantwoord;

  • h.

    thema(indeling): onderverdeling van de begroting en van de jaarstukken van de gemeente Deurne. Vergelijkbaar met de het begrip “programma” zoals dat wordt gebruikt in het Besluit begroting en verantwoording. 

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Thema-indeling

  • 1. De raad stelt voor de ontwikkelagenda een thema-indeling vast.

  • 2. De begroting en de jaarstukken volgen de thema-indeling zoals vastgesteld voor de ontwikkelagenda.

  • 3. Elk thema in de begroting en jaarstukken bevat een financieel overzicht dat is onderverdeeld in taakvelden.

  • 4. Voor zover de taakvelden niet kunnen worden toebedeeld aan een door de raad vastgesteld thema in de ontwikkelagenda, doet het college een voorstel voor aanvullende thema’s.

  • 5. De raad stelt, op voorstel van het college, per thema relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke dienstverlening en de maatschappelijke effecten van het gevoerde beleid.

  • 6. De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening wordt geïnformeerd.

Artikel 3. Kaders begroting: ontwikkelagenda en uitgangspunten

  • 1. In de ontwikkelagenda worden, vanuit het raadsprogramma, de ambities opgesteld voor wat Deurne wil bereiken voor de periode van minstens 4 uitgangspunten en jaar.

  • 2. De uitgangspunten voor de begroting (t) zijn:

    • a.

      Aantallen inwoners: aantal inwoners per 1 januari t-1 volgens de gegevens van het CBS. In de meerjarenbegroting worden dezelfde aantallen aangehouden als de raming in de begroting.

    • b.

      Aantallen woningen: conform het woningbouwprogramma waarbij rekening wordt gehouden met de bouwtijd van een woning (verschil start bouw en oplevering woning) en met het gegeven dat niet alle “geraamde woningen” in een jaar ook daadwerkelijk worden afgezet (omdat bijvoorbeeld de marktsituatie dat niet toelaat

    • c.

      Aantallen niet-woningen: aantal niet-woningen per 1 januari t-1 volgens de gegevens van het CBS. In de meerjarenbegroting worden dezelfde aantallen aangehouden als de raming in de begroting.

    • d.

      Indexering prijsgevoelige kosten: conform de index “prijs overheidsconsumptie netto materiaal (imoc)” uit de de korte termijn raming in de maand maart van het jaar t-1 van het Centraal Plan Bureau.

    • e.

      Indexering loongevoelige kosten: conform de index “loonvoet sector overheid” van de korte termijn raming in de maand maart van het jaar t-1 van het Centraal Plan Bureau.

    • f.

      Indexering gemeentelijke belastingen en tarieven: is een ongewogen gemiddelde van de index prijsgevoelig kosten en de index voor loongevoelige kosten.

    • g.

      Indexering Gemeentelijke Rioleringsplan: gelijk aan de index voor gemeentelijke belastingen en tarieven.

    • h.

      Areaaluitbreidingen: er wordt in de begroting geen rekening gehouden met areaaluitbreiding voor wegen, openbare verlichting en groenbeheer. Als bij (grote) projecten blijkt dat er sprake is van areaaluitbreiding, wordt dit bij het opstellen van de projectbegroting meegenomen.

    • i.

      De berekening van de renteomslag gebeurt conform de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording.  

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en bij de jaarstukken worden onder elk van de thema’s weergegeven:

    • a.

      de opgave raadsprogramma;

    • b.

      de uitganspunten en ambities;

    • c.

      de algemene ontwikkelingen;

    • d.

      het vastgestelde beleid inclusief de lasten en baten;

    • e.

      aan de slag; bij de begroting aangevuld met de vraag naar middelen en

    • f.

      een totaaloverzicht vraag naar middelen (alleen begroting).

  • 2. De lasten en baten zijn onderverdeeld in taakvelden. Deze taakvelden zij conform de voorgeschreven taakvelden uit het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 3. In de begroting respectievelijk de jaarstukken worden per taakveld in elk geval de afwijkingen ten opzichte van het vorige begrotingsjaar respectievelijk de begroting toegelicht vanaf € 50.000.

  • 4. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en de raming van de uitgaven over de jaren.

  • 5. Van de lopende investeringen wordt het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet weergegeven.

  • 6. In de jaarstukken wordt van de geautoriseerde investeringen en meerjarige projecten de stand van zaken van de investeringskredieten gegeven respectievelijke de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven. Daarnaast wordt aangegeven welke investeringen en projecten kunnen worden afgesloten.

  • 7. In de jaarstukken wordt een overzicht opgesteld van de investeringskredieten waarop drie jaar geen uitgaven zijn gedaan. Deze komen te vervallen tenzij de noodzaak wordt aangegeven dat het krediet moet blijven gehandhaafd.

  • 8. In het overzicht van incidentele baten en lasten worden die incidentele lasten en baten opgenomen vanaf € 50.000.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per thema, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de kredieten voor nieuwe investeringen.

  • 2. Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten tot een bedrag van € 25.000 te dekken uit het budget voor onvoorzien. Bedragen van meer dan € 25.000 die uit het budget voor onvoorzien worden gedekt, behoeven instemming van de raad.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten met meer dan € 50.000 dreigen te overschrijden.

  • 4. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad doormiddel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente .

  • 2. De tussentijdse rapportage vermeld:

    • a.

      per thema de financiële afwijkingen van de baten en de lasten op taakveldniveau ten opzichte van de gewijzigde begroting groter dan € 50.000;

    • b.

      de actuele van de financiële positie van de gemeente;

    • c.

      de verwachte overschrijdingen van de lasten of onderschrijding van de baten van investeringskredieten voor zover deze meer bedragen dan € 50.000;

    • d.

      de voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten, het wijzigen van de investeringskredieten en/of voor het bijstellen van het beleid.

Artikel 7. Informatieplicht

  • 1. Het college besluit niet over de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 50.000 die niet zijn voorzien in de begroting.

  • 2. Voor zover de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in het vorige lid geen uitstel kan lijden, geeft het college de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad hierover. Als daarop een aanpassing van de begroting nodig is, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • 2. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

  • 3. Materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd.

  • 4. Materiële vaste activa waar geen bestemmingsreserve tegenover staat, worden annuïtair afgeschreven. Materiele vaste activa waar wel een bestemmingsreserve tegenover staat, worden lineair afgeschreven.

  • 5. Als afschrijvingstermijn voor vaste activa gelden de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstabel bij deze verordening.

  • 6. De afschrijving start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt dan wel wordt verworven. Een investering wordt als gereed beschouwd als het in gebruik is genomen en de uitgaven voor minimaal 90% zijn gemaakt.

  • 7. In de begroting wordt als rentepercentage voor de kapitaallasten hetzelfde rente-omslagpercentage gebruikt als de begroting t-1, tenzij de afwijking groter is dan de bandbreedte van 0,5%. In dat geval wordt conform de BBV-voorschriften een nieuw renteomslagpercentage gehanteerd.

  • 8. De rente wordt berekend over de boekwaarde van het actief per 1 januari van het jaar.

  • 9. Kosten voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio of disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 10. Als wordt afgeweken van de richtlijnen over waardering en afschrijving van activa, dient de raad dit expliciet te besluiten.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen (Dubieuze Debiteuren)

  • 1. Voor de privaatrechtelijke vorderingen en vorderingen op grond van leges (publiekrechtelijk) wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende-zaakbelastingen;

    • b.

      hondenbelasting;

    • c.

      parkeerbelasting;

    • d.

      grafrechten;

    • e.

      bijdrage bedrijveninvesteringszone;

    • f.

      rioolheffing en

    • g.

      afvalstoffenheffing.

Wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

Het beleid over reserves en voorzieningen wordt vastgelegd in de nota reserves en voorzieningen. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Directe kosten: onder de directe kosten vallen ook de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Overhead: voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt de volgende berekening gebruikt:

    totale overheadkosten gemeente = % overheadopslag

    totale directe personeelskosten gemeente

    De directe personeelskosten van een bepaalde activiteit worden met dit overheadpercentage verhoogd.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Als hiervan vanwege een publiek belang wordt afgeweken, gebeurt dat op basis van een gemotiveerd raadsbesluit.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden is, conform het Treasurystatuut van de gemeente Deurne een raadsbesluit nodig en kunnen de geraamde integrale kosten in rekening worden gebracht.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Als hiervan vanwege een publiek belang wordt afgeweken, gebeurt dat op basis van een gemotiveerd raadsbesluit.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, de marktgelden en de leges.

  • 2. Het college stelt jaarlijks de tarieven voor privaatrechtelijke vergoedingen vast.

Artikel 15. Financieringsfunctie

De doelstellingen van en de regels voor het uitvoeren van de financieringsfunctie zijn beschreven in het Treasurystatuut van de gemeente Deurne. Dit statuut is door de gemeenteraad vastgesteld.

Hoofdstuk 4. Paragrafen in de begroting en jaarstukken

Artikel 16. Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. De ratio weerstandsvermogen wordt berekend door de beschikbare weerstandscapaciteit te delen door de benodigde weerstandscapaciteit. Het minimum van deze ratio is 1.

  • 2. Voor de algemene reserve is het minimum van de ratio berekend op 10% van de begrotingsuitgaven, gecorrigeerd voor de uitgaven voor sociaal domein indien voor het sociaal domein een bestemmingreserve beschikbaar is van minimaal 10% van de uitgaven van het sociaal domein.

Artikel 17. Samenwerking in de regio / Paragraaf Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken wordt een Samenwerkingsmonitor opgesteld. Deze monitor bevat in elk geval de verplichte informatie van de paragraaf verbonden partijen. Daarnaast kan op verzoek van de raad aanvullende informatie over verbonden partijen in de Samenwerkingsmonitor worden opgenomen.

Artikel 18. Grondbeleid

  • 1. In de Nota grondbeleid en het Beleidskader grondexploitaties staan de kaders voor het gemeentelijke grondbeleid.

  • 2. In de Paragraaf Grondbeleid en/of het Zomerbericht vastgoed/Herfstbericht vastgoed rapporteert de gemeente over de uitvoering van het grondbeleid.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 19. De Financiële administratie

Het college zorgt voor:

  • 1.

    dat de inrichting en de werking van de (financiële) administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording en andere relevante wetgeving.

  • 2.

    Een zodanige opzet en werking van de administratie dat het mogelijk is om:

    • a.

      activiteiten en processen in de gemeente als geheel en binnen de afzonderlijke afdelingen te sturen en beheersen;

    • b.

      Informatie te verstrekken over ontwikkelingen in de omvang van vorderingen, schulden, voorraden etc.;

    • c.

      informatie te verschaffen aan de budgethouders over de toegekende budgetten en de investeringskredieten;

    • d.

      verantwoording af te leggen over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begrotingen de geldende wet- en regelgeving.

Artikel 20. Financiële organisatie

Het college zorgt voor:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

    • c.

      de verlening van volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • e.

      afspraken met de afdelingen over de te leveren taken, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

    • f.

      een eenduidige toewijzing van de lasten en baten aan de taakvelden van de begroting en de jaarstukken;

    • g.

      het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

    • h.

      het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

    • i.

      het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, zodat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

    • j.

      de juiste en volledige fiscale opgave en afdracht aan de Belastingdienst.

Artikel 21. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, als bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, als bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente. De waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren worden jaarlijks gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van haar bekendmaking.

Artikel 23. Overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Deurne 2015 blijft van toepassing op besluiten die zijn genomen voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Deurne 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 14 mei 2019.

De griffier,

(R.J.C.M. Rutten)

De voorzitter,

(H.J. Mak)

Bijlage 1 afschrijvingstabel behorend bij artikel 9 financiële verordening Deurne 2019

Onderstaande afschrijvingstermijnen gelden voor nieuwe investeringen.

Materiële vaste activa waar geen bestemmingsreserve tegenover staat, worden annuïtair afgeschreven. Materiele vaste activa waar wel een bestemmingsreserve tegenover staat, worden lineair afgeschreven.

Immateriële vaste activa

Afschrijvingstermijn

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

5

Kosten afsluiten geldleningen en saldo agio en disagio 1

Direct ten laste van de exploitatie.

Materiële vaste activa

Gebouwen:

- Gebouwen permanent (incl. woonruimten)

40

- Gebouwen - semi permanent

20

- Gebouwen - renovaties

20

- Gebouwen technische installaties (nutsvoorzieningen)

20

Meubilair en inrichting:

- Werkplekken personeel

20

- Bureaustoelen

10

- Meubilair

15

Computerapparatuur:

- Hardware PC's en Printers

5

- Hardware bekabeling

10

- Overige hard- en software

3 - 7

Sportaccommodaties:

- Grasvelden

15

- Kunstgrasvelden

15

- Tennisbanen

25

- Terreininrichting / renovatie (afrastering / veldmeubilair / veldverlichting etc.)

25

- Beregening en drainage

15 (beregening) - 25 (drainage)

Grond-, weg-, en waterbouwkundige werken:

- Wegen, fietspaden, parkeerplaatsen

25

- Bruggen

40

- Groenvoorzieningen

20

- armaturen

20

- verkeerslichten

15

- verkeersborden

10

- (spoor)tunnels

50

Vervoers- en tractiemiddelen:

- Voertuigen m.u.v. tractoren / pick-ups

10

- Tractoren / pick ups/

Markeermachine

7

- Aanhangwagens

10

- Zoutstrooiers en sneeuwploegen

10

Machines, apparaten en installaties:

- Machinaal (hand)gereedschap / maaimachines

5

- Dranghekken

10

Overig:

- Riolering

(maximaal) 60

- (Herinrichting) Begraafplaats

30

- woonwagens

15

- parkeerautomaten en parkeermeters

10

Algemene toelichting

De financiële verordening is een verplichte verordening op basis van artikel 212 van de Gemeentewet.

Artikel 212 Gemeentewet:

  • 1.

    De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De verordening bevat in ieder geval:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b, alsmede, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

    • c.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

Artikel 229b Gemeentewet

  • 1.

    In verordeningen op grond waarvan rechten als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder a en b, worden geheven, worden de tarieven zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.

  • 2.

    Onder de in het eerste lid bedoelde lasten worden mede verstaan:

    • a.

      bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa;

    • b.

      de omzetbelasting die ingevolge de Wet op het BTW-compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit het fonds

Toelichting op de artikelen

Artikel 1. Algemene bepalingen

Het begrip overheidsbedrijf is gedefinieerd om nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.

Artikel 2. Thema-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de indeling van de begrotingen de jaarstukken.

Overigens wil dit artikel niet zeggen dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begrotingen jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Lid 6 van dit artikel geeft de raad de mogelijkheid om – naast de wettelijk voorgeschreven paragrafen – aanvullende onderwerpen te benoemen waarover aanvullend gerapporteerd wordt binnen de producten van de P&C cyclus.

Artikel 3. Kaders begroting: ontwikkelagenda en uitgangspunten

Dit artikel beschrijft in het eerste lid de beleidsuitgangspunten (ontwikkelagenda) voor de planning- en controlcyclus.

In het tweede lid worden de technische uitgangspunten toegelicht die van belang zijn bij het opstellen van de begroting. Voorheen maakten deze technische uitgangspunten deel uit van de kaderbrief. In de Kaderbrief 2018 is besloten deze uitgangspunten vast te leggen in de Financiële verordening.2

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting en de jaarstukken. Er is voor gekozen de begroting en de jaarstukken op te zetten in lijn met de opzet van de ontwikkelagenda.

Daarnaast bevat het artikel bepalingen over de rapportagegrens voor het melden van afwijkingen op de beschikbare gestelde budgetten en de beschikbaar gestelde investeringskredieten.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Het eerste lid bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Autorisatie van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van de thema’s.

Het tweede lid gaat in op de autorisatie van de uitgaven voor investeringen. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Het derde lid bevat regels om hoe om wordt gegaan met de post “onvoorzien”. Het college is bevoegd om voor bedragen lager dan € 25.000 een beroep te doen op deze post. Voor bedragen hoger dan € 25.000 ligt de bevoegdheid bij de raad.

In het vierde lid staat dat het college verwachte overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en verwachte onderschrijdingen van geautoriseerde baten aan de raad dient te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld. Hiervoor geldt een minimumgrens van € 50.000.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

Op basis van tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de besteding van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

De gemeente Deurne kent twee tussentijdse rapportages; de kaderbrief en de najaarsnota. Het derde lid bepaalt dat afwijkingen van € 50.000 of meer moeten worden toegelicht in de tussentijdse rapportages. Daarbij worden de diverse mutaties van € 50.000 of meer per taakveld van de begroting afzonderlijk gepresenteerd (en dus niet met elkaar gesaldeerd).

Artikel 7. Informatieplicht

Het eerste lid van dit artikel 7 geeft een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In artikel 7 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde bedragen overschrijden. De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen. Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uitgezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken. Lid 2 bevat de mogelijkheid voor het college om in geval van calamiteiten dan wel bij spoedeisende gevallen hiervan af te wijken. De raad wordt hiervan dan vervolgens zo snel mogelijk geïnformeerd (via raadsinformatiebrief, via raadsvoorstel of een tussentijdse rapportages).

Artikel 8. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt door vertaald. Het kan echter ook zijn dat de overschrijding niet relevant is. Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 Gemeentewet is opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven. Voor afschrijvingstermijnen van de materiële vaste activa wordt in de verordening verwezen naar een bijlage. In de bijlage zijn de afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën activa opgenomen. Optioneel is het stellen van een maximale afschrijvingstermijn. Van een maximale afschrijvingstermijn kan naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering langer is dan die van oude riolering. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor oude riolering een korte afschrijvingstermijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen.

Het staat de gemeente vrij om (relatief geringe) bedragen in één keer ten laste van het resultaat te brengen. In de praktijk kan het voorkomen dat de levensduur van een actief niet één op één overeenkomt met de termijnen zoals genoemd in de bijlage van de afschrijvingstermijnen. In dat geval dient de raad hierover separaat een besluit te nemen.

In lid 7 wordt gesproken over een afwijking groter dan de bandbreedte van 0,5%. Dit wil zeggen dat de afwijking naar boven maximaal 0,25% mag zijn en naar benden ook maximaal 0,25%.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen (Dubieuze Debiteuren)

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening sowieso de hoogte van deze voorziening.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

In het BBV staat de regelgeving omtrent reserves en voorzieningen. Specifieke gemeentelijke richtlijnen en afspraken worden in de nota Reserves en voorzieningen vastgelegd.

Artikel 12. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de financiële verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de goederen en diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 12 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten die worden geleverd aan derden.

Directe kosten zijn kosten zoals voor materiaal, grondstoffen en uren van direct personeel die vrij eenvoudig (direct) zijn toe te wijzen aan een product, dienst of project. De overige kosten (onder andere overhead) vallen onder de indirecte kosten.

Kaders voor de kostprijzen staan voor heffingen, rechten en leges in artikel 229b Gemeentewet en voor prijzen in de artikelen 25i, 25j en 25m van de Mededingingswet.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt.

Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet, is een privaatrechtelijk besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 15 geeft hieraan invulling door te verwijzen naar het Treasurystatuut waarin dit wordt geregeld.

Artikelen 16 tot en met 18 Paragrafen in de begroting en jaarstukken

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft in titel 2.3 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan in de begroting en jaarstukken. In hoofdstuk 4 van deze verordening wordt daar nadere invulling aan gegeven voor zover er aanvullende richtlijnen zijn ten opzichte van de BBV-richtlijnen voor deze onderdelen.

Artikel 19. Financiële administratie

Onder dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

Artikel 20. Financiële organisatie

Artikel 20 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Dit artikel geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen.

Functiescheiding, taken en verantwoordelijkheden van de budgethouder en budgetbewakers zijn vastgelegd in de Notitie Financiële regels .

Het verlenen van mandaten en volmachten is vastgelegd in de Mandaatregeling (inclusief het daarbij behorende Mandaatregister).

De regels en taken van de financieringsfunctie (onderdeel d) zijn opgenomen in het Treasurystatuut.

Het beleid en interne regels voor de inkoop en aanbesteding zijn vastgelegd in het inkoopbeleid.

Bij het beleid en interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening en gemeentelijke subsidieregelingen waarborgen. In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.

Artikel 21. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Het tweede lid bepaalt dat jaarlijks wordt gecontroleerd of de administratie van waardepapieren e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit.


Noot
1

Agio: Het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het hogere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Zie ook disagio.

Disagio: Het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.