Regeling vervallen per 08-01-2016

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Deurne 2006

Geldend van 12-01-2007 t/m 07-01-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2006

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Deurne 2006

De raad der gemeente Deurne

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 december 2006, nr. 078;

gehoord de rekeningcommissie d.d. 25-10-2006;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet:

B E S L U I T

tot vaststelling van de navolgende Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Deurne 2006

1 Inleidende begrippen

 

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. afdeling:

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft.

b. administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Deurne en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

c. beleidscyclus

Het geheel van instrumenten waarmee politiek-bestuur en ambtelijk management in staat worden gesteld de gemeentelijke organisatie te besturen. In de jaarlijkse beleidscyclus zijn de volgende bestuurlijke rapportages/instrumenten opgenomen:

1. Raadsprogramma en uitwerking raadsopdrachten

De raadsopdrachten vormen een concrete uitwerking van de in het raadsprogramma opgenomen maatschappelijke doelstellingen en beleidsvoornemens naar beleidsplannen, verdeling van geldmiddelen, bestuurlijke koerswijzigingen en te verwachten concrete resultaten. De      raadsopdrachten beslaan een periode van vier jaar. De indeling van de raadsopdrachten  sluit aan bij de programma-indeling van de begroting. De raadsopdrachten worden in het verkiezingsjaar vastgesteld door de raad en vervolgens jaarlijks geactualiseerd / bijgesteld bij de vaststelling van de voorjaarsnota.

2. de voorjaarsnota

In de voorjaarsnota wordt het lopende jaar geëvalueerd en het komend jaar afgeleid van de raadsopdrachten, daaraan toegevoegd en zonodig bijgesteld. De indeling van de voorjaarsnota sluit aan bij de programma-indeling van de begroting. Tevens wordt in de voorjaarsnota jaarlijks het financiële kader en de beschikbare middelen aangegeven. De voorjaarsnota wordt in mei door het college aan de raad aangeboden ter behandeling en vaststelling in juni.

3. de begroting

Op basis van de bij de voorjaarsnota gemaakte keuzes, uitgangspunten en prioriteiten wordt de begroting opgesteld. De begroting bestaat uit een programmabegroting en een financiële begroting. De begroting wordt voor 1 oktober door het college aan de raad aangeboden en wordt door de gemeenteraad vastgesteld voor 15 november.

4. de najaarsnota

De najaarsnota is een voorlopige verantwoording over het lopende jaar. Hierin wordt tevens een prognose gegeven van het te verwachten jaarresultaat. De najaarsnota wordt in november door het college aan de raad aangeboden ter behandeling en vaststelling in december.

5. de jaarstukken

In de jaarstukken legt het college verantwoording af over de realisatie van de voornemens, die in de begroting zijn opgenomen. De jaarstukken bestaan uit een jaarverslag en een jaarrekening. De jaarstukken worden in mei door het college aan de raad aangeboden ter behandeling en vaststelling in juni.

 

2          Begroting en verantwoording

 

Artikel 2 Programma-indeling

1. De raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma- indeling voor de komende raadsperiode vast.

2. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

 

Artikel  2a Beleidscyclus

Voor de aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de voorjaarsnota, de tussentijdse rapportages en de begroting met de meerjarenraming.

 

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

1. Bij de begroting wordt per programma de lasten en baten per product weergegeven en bij de jaarstukken wordt per programma een overzicht gegeven van de gerealiseerde lasten en baten per product.

2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de besteding van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven. 

3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de besteding van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

 

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten

De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de baten per programma  en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan welke nieuwe investeringen op een later tijdstip middels een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet moeten worden voorgelegd. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college voor het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

 

Artikel 5 Tussentijdse rapportage

Het college informeert de raad door middel van de voorjaarsnota over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste drie maanden en door middel van de najaarsnota over de eerste negen maanden van het lopende boekjaar.

 

3 Financieel Beleid

 

Artikel 6 Waardering & afschrijving vaste activa.

1.  Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden annuitair in 5 jaar afgeschreven.

2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

3. Voor het afschrijven van de materiële vaste activa met economisch nut worden de  methodieken en termijnen gehanteerd, zoals vermeld in de bijlage ‘afschrijvingsbeleid vaste activa met economisch nut’ die onderdeel uitmaakt van deze verordening.

4. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief annuitair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere, door de raad aan te geven tijdsduur.

 

Artikel 6a Invordering van belastingen en overige vorderingen

In de nota invorderingenbeleid staan de regels ten aanzien van het invorderen van belastingen en overige vorderingen, alsmede ten aanzien van de bepaling van de voorziening oninbare vorderingen.

 

Artikel 6b Reserves en voorzieningen

1. Reserves en voorzieningen worden ingesteld, gewijzigd of opgeheven middels een raadsbesluit.

2. Bij een raadsvoorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

            a.         het specifieke doel van de reserve

            b.         de voeding van de reserve

            c.         de maximale hoogte van de reserve

            d.         de maximale looptijd.

3. Indien een bestemmingsreserve binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot besteding, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

4. In de begroting en jaarrekening wordt de stand van zaken van de reserves en voorzieningen aangegeven.

5. Er vindt geen rentetoerekening plaats over reserves en voorzieningen, behoudens daar waar sprake is van de contantenwaarde methode.

 

Artikel 7 Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa, en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

3. De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen.

4. In de nota kostenverdeling wordt de methode van kostenverdeling van de gemeente Deurne beschreven.

 

Artikel 8 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen.

Het college doet de raad jaarlijks uiterlijk in december een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffingen en leges, waarbij de uitgangspunten van de begroting worden meegenomen.

 

Artikel 9 Financieringsfunctie

De doelstellingen van de financieringsfunctie en de regels voor het uitvoeren van de financieringsfunctie worden beschreven in het Treasurystatuut, welke door de gemeenteraad wordt vastgelegd.

 

4 Financieel beheer en interne controle

 

Artikel 10 Financiële Administratie

De financiële administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostprijscalculaties;

het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 11 Interne controle

Ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en de lasten en de balansmutaties, zorgt het college voor de jaarlijkse interne toetsing getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

 

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt ervoor dat bij bestaande en toekomstige regelingen voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik te beperken.

 

5 Financiële Organisatie

 

Artikel 13 Financiële organisatie

Het college zorgt voor:

een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken en afdelingen;

een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van toegekende budgetten en investeringskredieten;

de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie, middels kostenverdeelsleutels.

 

Slotbepalingen

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking per 31 december 2006 en werkt terug tot en met 1 januari 2006.De stukken voor begrotingsjaar 2006 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen in deze verordening.

De “Financiële verordening gemeente Deurne” vastgesteld door de raad op 19-10-2004, wordt  per 31 december 2006 ingetrokken.

 

Artikel 14a Overgangsbepaling  

Investeringen die zijn geactiveerd voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingstermijnen en methodieken, voor zover de raad niet heeft aangegeven dat deze investeringen vervroegd moeten worden afgeschreven.

 

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Deurne 2006”.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 12 december 2006.

Toelichting op de artikelen Financiële verordening gemeente Deurne 2006

 

Artikel 1           Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.

 

Artikel 2           Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de programma-indeling van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst. Daarbij is een aanvullend lid opgenomen, dat bepaalt dat op voorstel van het college de raad niet-financiële indicatoren per programma vaststelt. Het is het zogenaamde SMART-maken van de begroting. Overigens bepaalt het artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken overhoop moeten worden gehaald. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gavallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

 

Artikel 2a         Beleidscyclus

Het artikel 2a bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken in de raad worden geagendeerd. Het overzicht is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning.

 

Artikel 3           Inrichting begroting en jaarstukken

In de programmabegroting wordt per programma inzicht gegeven in de ramingen per product. Hierdoor onstaat er voor de raad inzicht in de producten die behoren tot de programma’s. In de jaarrekening worden de gerealiseerde lasten en baten per product per programma weergegeven. Door deze inrichting van zowel de programmabegroting en de jaarrekening is het niet nodig een apart overzicht van de lasten en baten per product aan deze stukken toe te voegen.

In lid 2 van dit artikel wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de nieuwe investeringen en analyse van de kapitaallasten wordt gegeven.

 

Artikel 4           Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 4 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten op programmaniveau. Voor de autorisatie van investeringskredieten is gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen (lid 2). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan. Budgetoverschrijdingen worden geautoriseerd bij de behandeling van de tussenrapportages (lid 3), hierdoor is er minder noodzaak voor aanvullende bepalingen in de financiële verordening over de autorisatie van begrotingsoverschrijdingen. Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerp-begroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.

 

Artikel 5           Tussentijdse rapportage

Een belangrijk onderdeel van de beleidscyclus voor de raad zijn de tussenrapportages. Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. De rapportages worden tweemaal per jaar aan de raad voorgelegd, te weten bij de voorjaarsnota en de najaarsnota.

 

Artikel 6           Waardering & afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief met economisch nut moeten afstemmen op de verwachte economische levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening namelijk aangetast.

Deurne legt de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de materiele vaste activa met economisch nut worden in een bijlage bij de verordening vast. In artikel 6, lid 3 wordt verwezen naar de bijlage.

 

Artikel 6a         Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen op basis van een  percentage van oninbaarheid. In de nota invorderingsbeleid worden de regels omtrent dit beleid vastgelegd.

 

Artikel 6b         Reserves en voorzieningen

In BBV staat de regelgeving omtrent reserves en voorzieningen. Dit artikel geeft aan wie bevoegd is tot het aangaan, wijzigen en opheffen van reserves en voorzieningen. Daarnaast wordt aangegeven wanneer er rente wordt toegevoegd aan de reserve en/of voorziening.

Er bestaat het gevaar dat bestemmingsreserves op de balans blijven staan waar tegenover in het geheel geen bestedingsvoornemen meer bestaan. Door bij het instellen van een bestemmingsreserve een maximale “houdbaarheidsdatum” voor bestemmingsreserves op te nemen kan dit worden voorkomen. Hiervoor is in de verordening de bepaling opgenomen dat bestemmingsreserves die de houdbaarheidsdatum hebben overschreden, vervallen en weer aan de algemene reserve worden toegevoegd (lid 3).

 

Artikel 7           Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de

grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en

tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs

van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 7 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt. De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

 

Artikel 8           Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Artikel 8 bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt.

 

Artikel 9           Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 9 van de verordening wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven door te verwijzen naar het Treasurystatuut.

 

Artikel 10         Financiële Administratie

Onder artikel 10 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke financiële administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd

en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

 

Artikel 11         Interne controle

De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 11 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen. In het administratieve proces zijn de vakafdelingen zelf verantwoordelijk voor de interne controle op de beheershandelingen. De verbijzonderde interne controle vindt plaats door de afdeling Control, die erop toe ziet dat de regels voor de interne controle worden nageleefd. De externe controle vindt plaats door de accountant, die toetst of de afdeling control juist getoetst heeft.

 

Artikel 12         Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 12 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken.

Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Te denken is hierbij aan bijvoorbeeld de subsidieverordening en de verordening wet werk en bijstand. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt onderdeel uit van het rechtmatig handelen van de gemeente.

 

Artikel 13         Financiële organisatie

Artikel 13 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. De regels voor de organisatie van de financieringsfunctie worden in het  treasurystatuut vastgelegd. Onder letter e wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.

 

Artikel 14         Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar 2006 en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.

 

Artikel 14a       Overgangsbepalingen

In dit artikel worden bepalingen opgenomen waarmee voor bepaalde onderdelen de oude regels van kracht blijven of onderdelen van de verordening pas op later tijdstip van kracht zijn dan de inwerkingtreding van de verordening zelf. Zo bevat dit artikel de overgangsbepaling dat voor reeds geinvesteerde activa de tot dan toe gehanteerde afschrijvingstermijnen blijven gelden.

 

Artikel 15         Citeertitel

Dit artikel geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.

 

Vaststelling

Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1  Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet). Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).