Regeling vervallen per 29-10-2010

Verordening regelende de subsidiering van het geven van godsdienstonderwijs en van levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op de openbare scholen voor basisonderwijs en speciaal onderwijs

Geldend van 01-08-1985 t/m 28-10-2010

Intitulé

Verordening regelende de subsidiering van het geven van godsdienstonderwijs en van levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op de openbare scholen voor basis onderwijs en speciaal onderwijs

NB. Deze verordening is niet van toepassing op het grondgebied van de voormalige gemeente Diepen veen.

Artikel 1

Aan kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken, of rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen, alsmede volledige rechtsbevoegdheid bezittende organisaties op geestelijke grondslag met als doelstelling het geven van levensbeschouwelijk vormingsonderwijs, als bedoeld in artikel 31 van de Wet op het basisonderwijs en artikel 41 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en voorgezet speciaal onderwijs, kan door burgemeester en wethouders desgevraagd met inachtneming van de bepalingen van deze verordening, uit de gemeentekas een subsidie worden verleend voor het geven van godsdienstonderwijs c.q. levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van de openbare scholen voor basisonderwijs en speciaal onderwijs c.q. de afdeling voor speciaal onderwijs behorende tot een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

godsdienstonderwijs:

het onderricht in kennis, godsdienstgeschiedenis en cultuurgeschiedenis van een in de Nederlandse samenleving voorkomende godsdienst;

levensbeschouwelijk:

het leveren van een bijdrage aan de geestelijke vormingsonderwijs en zedelijke vorming van de leerlingen van een in de Nederlandse samenleving voorkomende levensbeschouwing;

instanties:

de kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken, of rechtspersonen c.q. organisaties met volledige rechtsbevoegdheid, als bedoeld in artikel 1;

leerkrachten:

de voor het geven van godsdienstonderwijs c.q. levensbeschouwelijk vormingsonderwijs door bedoelde instanties aangewezen leerkrachten.

Artikel 3

Het godsdienstonderwijs c.q. levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt in de Nederlandse taal gegeven.

Artikel 4

Het in voorgaande artikelen bedoeld onderwijs wordt in de schoolgebouwen en binnen de schooltijden overeenkomstig artikel 30 van de Wet op het basisonderwijs en artikel 40 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs gegeven aan de leerlingen van de daarvoor in aanmerking komende groepen, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders, wier ouders, voogden of verzorgers, godsdienstonderwijs c.q. levensbeschouwelijk vormingsonderwijs voor hen wensen dan wel daartegen geen bezwaren hebben.

Artikel 5

De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het godsdienstonderwijs en van het levensbeschouwelijk vormingsonderwijs alsmede de wijze waarop het gegeven wordt (pedagogisch/didactisch) en de keuze van de leermiddelen, berust bij de instanties, welke dit onderwijs doen geven.

Artikel 6

De leerkrachten onthouden zich van het voeren van propaganda, hetzij voor enige richting in het onderwijs, hetzij voor enige geestelijke, maatschappelijke of politieke stroming.

Artikel 7

De leerkrachten gedragen zich naar de door de directeur van de school te geven aanwijzingen. Zij verstrekken de directeur van de school alle verlangde inlichtingen voorzover deze in relatie staan met de werkzaamheden van de leerkracht.

Artikel 8

De in artikel 1. bedoelde subsidie wordt voor elk werkelijk gegeven lestijd van 45 minuten naar rato van een volledige werkweek bepaald op het bedrag, overeenkomstig de daartoe geldende schaal 6, salarisnummer 0 van het Bezoldigingsbesluit Burgelijke Rijksambtenaren 1984 (B.B.R.A. 1984). (Gewijzigd bij raadsbesluit van 25 november 1985, nr. 488).

Artikel 9

Om voor het verkrijgen van subsidie in aanmerking te worden genomen, moet elke les geregeld worden bezocht door tenminste 12 leerlingen ten aanzien van de openbare scholen voor basis- en speciaal onderwijs en moet de duur van elke les tenminste 45 minuten bedragen, indien het onderwijs wordt gegeven aan leerlingen van de twee hoogste groepen van de scholen voor basisonderwijs en tenminste 30 minuten indien het onderwijs wordt gegeven aan leerlingen van de scholen voor speciaal onderwijs c.q. de afdelingen voor speciaal onderwijs behorende tot een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.

Artikel 10

Burgemeester en wethouders kunnen op de subsidie een voorschot verlenen van 80% die, elke drie maanden, telkens voor een vierde gedeelte, betaalbaar wordt gesteld.

Artikel 11

De instanties, die in het genot zijn gesteld van een voorschot, als bedoeld in artikel 10, moeten burgemeester en wethouders terstond in kennis stellen van de in de loop van het schooljaar optredende veranderingen, die van invloed kunnen zijn op de hoogte van het subsidiebedrag.

Artikel 12

Het bedrag van de subsidie wordt zo spoedig mogelijk na afloop van ieder schooljaar aan de hand van de door de instanties te verstrekken en door de directeuren van de betreffende scholen voor basis- en speciaal onderwijs te verifiëren gegevens vastgesteld en betaalbaar gesteld.

Artikel 13

De instanties zijn gehouden bij het voorschot eventueel te veel ontvangen bedrag op eerste aanschrijving van burgemeester en wethouders in de gemeentekas terug te storten.

Artikel 14

Door elke instantie mag voor de berekening van het in artikel 9 bedoelde aantal leerlingen elke leerling slechts éénmaal worden meegerekend.

Artikel 15

De instanties zenden vóór 1 december aan burgemeester en wethouders een jaarverslag over het op 31 juli daaraan voorafgaand geëindigd schooljaar.

Artikel 16

Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften vaststellen ter nadere uitvoering van deze verordening.

Artikel 17

In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, of waarin twijfels bestaan omtrent de uitvoering daarvan, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 18

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: "Verordening regelende de subsidiëring van het geven van godsdienstonderwijs en van levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op de openbare scholen voor basisonderwijs en speciaal onderwijs".

  • 2. Zij treedt in werking te rekenen met ingang van 1 augustus 1985.

  • 3. De bij raadsbesluit van 28 maart 1977, afdeling Onderwijs, nummer 71096N en gewijzigd bij raadsbesluit van 30 november 1978, afdeling Onderwijs, nummer 19317N, vastgestelde "Verordening regelende de subsidiëring van het geven van godsdienstonderwijs en van vormingsonderwijs op de gemeentelijke scholen voor lager onderwijs", vervalt met ingang van 1 augustus 1985.