Afvloeiingsregeling gemeentelijke scholen W.V.O Deventer 1982

Geldend van 01-01-1994 t/m heden

Intitulé

Afvloeiingsregeling gemeentelijke scholen W.V.O Deventer 1982

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    belanghebbende:de rector, directeur, leraar of lid van het overige personeel van scholen voor wie de salarissen en de toelagen worden vastgesteld in het besluit ter uitvoering van artikel 38 van de Wet op het voorgezet onderwijs (stbl. 1963.40);

  • b.

    diensttijd:

    uitsluitend de tijd doorgebracht in een betrekking:

    • 1.

      aan een school of inrichting als bedoeld in de Wet op het onderwijs - waaronder begrepen vormingsinstituten - en in de wetten die geacht kunnen worden aan de Wet voortgezet onderwijs te zijn voorafgegaan;

    • 2.

      aan een school of inrichting waarop de Kleuteronderwijswet of de Lageronderwijs 1920 van toepassing is c.q. de onderwijsvormen die in de plaats daarvan zijn of worden ingesteld, met dien verstande dat de tijd voor januari 1956 doorgebracht aan een school voor kleuteronderwijs slechts meetelt indien daaruit inkomsten werden genoten, de zg. bewaarscholen;

    • 3.

      aan een school of inrichting als bedoeld in de Experimentenwet Onderwijs;

    • 4.

      aan een instituut voor vormingswerk voor jonge volwassenen dat gesubsidieerd wordt volgens de "Rijksregeling subsidiëring vormingswerk leerplichtvrij jeugd 1964 " (Stb. 1964, 239);

    • 5.

      aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs de Politie - Academie, de Rijksluchtvaartschool, alsmede het militair wetenschappelijk onderwijs aan het Koninklijk Instituut van de Marine, de Koninklijke Militaire Academie, de Koninklijke Militaire school en de Hogere Krijgsschool, indien de personeelskosten van die instelling voor tenminste 51 % door de overheid worden vergoed ingevolge enige wettelijke bepaling, alsmede de voormalige Mijnscholen in Limburg voor zover het rechtstreeks door de overheid beheerde mijnen betreft;

    • 6.

      aan een Nederlandse school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonder onderwijs als bedoeld in artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs, die van overheidswege is aangewezen als bevoegd om aan de leerlingen op grond van met gunstig gevolg afgelegde examens dezelfde diploma's uit te reiken als die welke uitgereikt worden door overeenkomstige uit enig openbare kas bekostigde instelling, dan wel:

      • -

        aan een centra voor vakopleiding aan volwassenen en jong volwassenen;

      • -

        aan gestichten, bedoeld in de Beginselenwet Gevangeniswezen en in Rijksinrichtingen als bedoeld in de Beginselenwet voor de kinderbescherming.

      • -

        aan hier te lande gevestigde instellingen die opleiden of opleidden voor enig geestelijk ambt;

      • -

        aan door de Nederlandse overheid gesubsidieerde muziekscholen;

    • 7.

      bij een orgaan als bedoeld in de Wet op het leerlingwezen (Stb. 1966. 215);

    • 8.

      bij en privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet, waarvan de aanwijzing als zodanig op voordracht van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen is geschied dan wel de bekostiging geheel of gedeeltelijk door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen plaatsvindt, waarbij mede in aanmerking komt de tijd doorgebracht in een betrekking aan bovenbedoelde instelling die voorafgaat aan de aanwijzing als bedoeld in artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet;

    • 9.

      aan door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen of de gemeente bekostigde Scholenbegeleiding diensten;

      10 bij door het Rijk bekostigde Nederlandse scholen in het buitenland en bij door het Rijk erkende scholen in de huidige en voormalige overzeese gebiedsdelen.

      als mede de tijd gedurende welke

      11 de belanghebbende als dienstplichtige in Nederlandse militaire dienst was dan wel de deze vervangende dienst als bedoeld in de Wet Gewetensbezwaren Militaire

      Dienst;

      12 de belanghebbende in het genot is geweest van een ontslaguitkering vanwege het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, het Ministerie van Landbouw en Visserij of, voor wat betreft de vakonderwijzer van de gemeente;

  • c.

    vaste aanstelling:

    aanstelling voor onbepaalde tijd;

  • d.

    tijdelijke aanstelling :

    aanstelling voor bepaalde tijd.

  • e.

    afvloeiing:

    tussentijds ontslag uit een tijdelijke aanstelling dan wel ontslag uit een ontslag uit een vast dienstverband van de belanghebbende op grond van opheffing van de school of een betrekking aan de school of wegens zodanige verandering in de inrichting van het onderwijs of de dienst van de

    school, dat de werkzaamheden van een of meer der belanghebbende overbodig worden.

Artikel 2

  • 1. Afvloeiing vindt plaats in de volgende rangorde:

    • a.

      eerst de belanghebbende met een tijdelijke aanstelling;

    • b.

      daarna de belanghebbende met een vaste aanstelling.

  • 2. Binnen elke groepering genoemd in het eerste lid wordt onderstaande rangorde aangehouden:

    • a.

      eerst degenen, die aan burgemeester en wethouders

      schriftelijk te kennen hebben gegeven geen bezwaar tegen afvloeiing te hebben, waarbij de oudste in leeftijd het eerst in aanmerking komt;

    • b.

      vervolgens degene, die de minste diensttijd heeft, waarbij in geval van gelijke diensttijd de jongste in leeftijd het eerst in aanmerking komt.

Artikel 3

Van de in artikel 2 gegeven rangorde kan slechts worden afgeweken wanneer het belang van het onderwijs aan de school dit kennelijk vereist, met dien verstande dat, indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan de belanghebbende kenbaar gemaakt plan.

Artikel 4

Deze verordening kan worden aangehaald als "Afvloeiingsregeling personeel gemeentelijke scholen W.V.O. Deventer" en treedt in werking op 1 juli 1982.