Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2010

De raad van de gemeente Deventer,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 november 2009, nummer 260500, eenheid StadThuis.

BESLUIT

Vast te stellen de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2010.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

  • b.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie. Maatschappelijke participatie wordt in het compensatiebeginsel vertaald naar:

    • 1.

      een huishouden voeren;

    • 2.

      zich te verplaatsen in/om de woning;

    • 3.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoer;

    • 4.

      medemensen te ontmoeten en op basis/door middel daarvan sociale contacten aan te

      gaan.

  • c.

    Aanvrager: degene voor wie een voorziening is of wordt aangevraagd, hetzij door hem of haar zelf, hetzij door zijn of haar gemachtigde;

  • d.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • e.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • f.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b van de wet;

  • g.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • h.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • i.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • j.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • k.

    Eigen bijdrage: een door het Centraal Administratiekantoor (CAK)-BZ vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of in de vorm van een persoongebonden budget voor rekening van de aanvrager komt en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • l.

    Eigen aandeel: een door het college vast te stellen eigen aandeel in de kosten, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de aanvrager komt en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • m.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • n.

    Persoonsgebonden budget (PGB): een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6 a van de wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • o.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • p.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • q.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • r.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het College verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • s.

    Huisgenoot: Iedere persoon, die hetzelfde hoofdverblijf heeft als de persoon met beperkingen, met

    uitzondering van de kamerhuurder en de kostganger;

  • t.

    Hoofdverblijf: de woonruimte waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven staat of zal staan, dan wel het feitelijk woonadres indien de aanvrager met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie staat of zal staan;

  • u.

    Woonvoorziening: elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een aanvrager bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt, met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte een voorziening slechts dan als woonvoorziening wordt aangemerkt indien zij is gericht op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen of een uitraasruimte betreft;

  • v.

    Vervoersvoorziening: een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een aanvrager bij het zich lokaal verplaatsen ondervindt;

  • w.

    Hulp bij het huishouden: ondersteuning bij het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort;

  • x.

    Inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 1 (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 2 Toekenning en weigering van voorzieningen

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per

      vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale

      verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate oplossing kan

      worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2.

    Het college weigert een voorziening:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is, indien

in de voorziening een algemeen gebruikelijk component geacht kan worden te zijn begrepen, dan komt dat deel van de voorziening niet voor vergoeding in aanmerking;

  • b.

    indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Deventer;

  • c.

    voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan

    het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

  • d.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het

    moment van beschikken heeft gemaakt, tenzij de noodzaak, adequaatheid en

    passendheid van de aangevraagde voorzieningen alsnog kunnen worden beoordeeld;

  • e.

    indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder

    krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande

    verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan

    de aanvrager zijn toe te rekenen;

  • f.

    voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare

    meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden

    van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

  • g.

    voor zover van enige andere wettelijke of privaatrechtelijke overeenkomst aanspraak op

    een voorziening bestaat;

  • h.

    indien in de persoon gelegen factoren een adequaat en verantwoord gebruik van een

    voorziening belemmeren;

  • i.

    indien een voorziening niet noodzakelijk is om redelijkerwijs van de aanvrager zelf of van anderen in diens omgeving, zoals familieleden of huisgenoten, te vergen medewerking aan oplossing voor het zich voordoende probleem;

  • j.

    indien de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld in artikel 32 van deze verordening.

    • 3.

      Het college kan een PGB weigeren, indien de aanvrager zich, wanneer op grond van deze

      verordening eerder een PGB is verleend en verwijtbaar niet heeft gehouden aan bij de

      verlening van dat eerdere PGB opgelegde verplichtingen.

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Keuzevrijheid

1.Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële

tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke

situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een

persoonsgebonden budget niet wordt geboden, aan de hand van de in het Besluit

maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer neergelegde criteria.

2.De gekozen vorm van een voorziening kan op verzoek van de aanvrager worden

gewijzigd:

  • a.

    na afloop van de in de beschikking genoemde termijn, of,

  • b.

    zodra er substantiële wijzigingen in aard of omvang van de voorziening optreden, of,

  • c.

    indien er dringende redenen hiervoor zijn.

Artikel 4 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de eigenaar en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden

zoals genoemd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer in de beschikking opgenomen.

Artikel 6 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in de artikelen 6 lid 1 en 6a van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura;

    • c.

      het persoonsgebonden budget wordt, indien noodzakelijk, aangevuld met een vergoeding voor aanvullende kosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer;

    • d.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer;

    • e.

      op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Deventer van toepassing.

  • 2.

    De toekenning, de omvang en de looptijd van het te verstrekken persoonsgebonden budget worden in de beschikking opgenomen.

  • 3.

    Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin is aangegeven aan welke vereisten de voorziening moet voldoen waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • 4.

    Na het nemen van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget overgemaakt op een door de aanvrager opgegeven rekeningnummer, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

  • 5.

    Het college kan steekproefsgewijs nagaan of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken. Vervolgens wordt door het college beoordeeld of aanleiding bestaat om het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1.

    Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet, die de hulp bij het huishouden betreffen, zoals genoemd in artikel 8 onder b. en c. van de verordening, is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet, die woonvoorzieningen betreffen, zoals genoemd in artikel 13 onder b., c. en d. van de verordening, is de aanvrager een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd, met uitzondering van een financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten.

  • 3.

    Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet, die het lokaal verplaatsen per vervoermiddel betreffen, zoals genoemd in artikel 22 van de verordening, is de aanvrager een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd, met uitzondering van de onder a. genoemde algemene voorziening, een financiële vergoeding gebruikskosten van de (eigen) auto en het gebruik van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV).

  • 4.

    Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet, die het zich verplaatsen in en om de woning (rolstoelen/sportrolstoelen) betreffen, zoals genoemd in artikel 27 van de verordening, is de aanvrager geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd.

  • 5.

    Voor een voorziening is geen eigen bijdrage verschuldigd indien het een vergoeding van instandhoudingkosten (waaronder onderhoud, keuring en reparatie).

  • 6.

    De eigen bijdrage of eigen aandeel wordt afgestemd op het inkomen.

  • 7.

    De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage of een eigen aandeel bedraagt:

    • a.

      voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar:

€ 17,20 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 21.703,00 het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 21.703,00;

b.voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder:

€ 17,20 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 14.812,00 het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 14.812,00;

  • c.

    voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar:

    € 24,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 26.535,00 het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15 % van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 26.535,00;

  • d.

    voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn:

€ 24,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 20.431,00 het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 20.431,00.

8 Indien de bedragen genoemd in het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning worden gewijzigd, worden daarmee de bedragen genoemd in lid 7 geacht overeenkomstig te zijn gewijzigd.

9 Indien de voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden in natura of een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt gedurende gehele looptijd van de voorziening een eigen bijdrage in rekening gebracht.

10 Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht, dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming een met toepassing van het in lid 7 vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

11 De eigen bijdrage of het eigen aandeel mag niet meer bedragen dan de kostprijs.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden

  • 1.

    De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het

    voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een algemene voorziening, waaronder algemene hulp bij het huishouden;

    • b.

      hulp bij het huishouden in natura;

    • c.

      een persoonsgebonden budget, te besteden aan hulp bij het huishouden.

2 Het college verstrekt hulp bij het huishouden in natura op basis van een overeenkomst waarbij de gemeente afspraken heeft gemaakt met verschillende leveranciers waaruit de aanvrager kan kiezen.

Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder a vermelde voorziening in aanmerking komen, indien het voor deze persoon onmogelijk is om zelf een of meer huishoudelijke taken uit te voeren en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen, aangezien deze persoon:

    • a.

      aantoonbare beperkingen heeft op grond van ziekte of gebrek; of

    • b.

      problemen ondervindt bij de uitvoering van mantelzorg.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder b en c vermelde voorzieningen in aanmerking komen indien:

    • a.

      de in artikel 8, onder a genoemde voorziening onvoldoende tot een oplossing leidt; of

    • b.

      de in artikel 8, onder a genoemde voorziening niet beschikbaar is.

Artikel 10 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden indien deze persoon deel uitmaakt van een leefeenheid waarin een of meer huisgenoten wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 11 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren of delen van uren, afgerond naar decimalen, per week.

Artikel 12 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per uur of delen van uren, zoals genoemd in artikel 11, in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en aanspraak op individuele

woonvoorzieningen

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b, c en d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet beschikbaar is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt en indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning zelf noodzakelijk maken.

  • 3.

    De in lid 1 en 2 genoemde beperkingen staan in een direct oorzakelijk verband met de bouwkundige of woontechnische staat van de woning zelf, waaronder begrepen de toegankelijkheid van de woning.

Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 13 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingkosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een tegemoetkoming in de kosten welke verband houden met aanpassing van woonruimte:

    • 1.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • 2.

      tijdelijke huisvesting;

    • 3.

      huurderving;

    • 4.

      verwijderen van woonvoorzieningen.

  • e.

    een uitraasruimte.

Artikel 16 Primaat van de verhuizing en de uitraasruimte

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder e. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 17 Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 18 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

  • a.

    het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

  • b.

    het treffen van voorzieningen in woongebouwen, die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat al voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.

Artikel 19 Hoofdverblijf en bezoekbaar woonvoorziening

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal

    hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling.

  • 3.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer vastgesteld maximumbedrag.

  • 5.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken en gebruiken.

Artikel 20 Weigeringgronden

  • 1.

    De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe, op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek, geen aanleiding bestond en geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

    • d.

      de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat, op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie, te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en daarmee geen sprake is van een onverwacht intredende noodzaak;

    • e.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • f.

      de aanvrager zijn huidige woonruimte zonder recht of titel bewoont.

  • 2.

    De aanvraag voor een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in dit

    hoofdstuk wordt geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • b.

      de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

    • c.

      de aanvrager verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

    • d.

      er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen bestaande uit een aanbouw die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 23 Het recht op een algemene voorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22, onder a vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte, gebrek of functiebeperking:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer, of,

  • b.

    het bereiken van het vervoer onmogelijk maken.

Artikel 24 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking komen indien:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a, onmogelijk maken, dan wel,

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a, niet aanwezig dan wel niet-toereikend is.

Artikel 25 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal de in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2009 voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 26 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

  • 2.

    In afwijking op het gestelde in het eerste lid wordt rekening gehouden met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 3.

    De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met ten minste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 28 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27, onder d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 29 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 28, lid 1 en lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 30 Aanvraag en gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag van een voorziening kan schriftelijk of elektronisch worden ingediend. Voor de aanvraag van een voorziening stelt het college een formulier ter beschikking.

Artikel 31 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag dient te worden ingediend bij het hiervoor door het college ingestelde loket, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook voor zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 32 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      de gevraagde voorziening om medische redenen zal worden afgewezen;

    • b.

      het college dat voor het overige gewenst vindt.

  • 3.

    Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt, tenzij de aanvraag is gedaan ten behoeve van een mantelverzorger, door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de ICF classificatie.

  • 4.

    De beschikking vermeldt op welke wijze in dat individuele geval wordt bijgedragen aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem.

Artikel 33 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 34 Wijzigingen in de situatie

  • 1.

    De verkrijger van een toegewezen voorziening is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2.

    Het college is bevoegd de aanvrager, na toekenning van de voorziening op grond van

deze verordening, op te roepen om te kunnen vaststellen of de omstandigheden die

hebben geleid tot toekenning ongewijzigd zijn.

Artikel 35 Intrekking van een voorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan door het college worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of

    gedeeltelijk intrekken indien in de persoon gelegen factoren een adequaat en

    redelijkerwijs verantwoord gebruik van een voorziening belemmeren.

Artikel 36 Terugvordering

  • 1.

    Ingeval de aanspraak op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget door het college worden teruggevorderd.

  • 2.

    In geval de aanspraak op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 37 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 38 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 39 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe tijdig aan de Raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 40 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010;

  • 2.

    De verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2007 wordt met ingang van 1 januari 2010 ingetrokken;

  • 3.

    Beschikkingen, genomen op basis van de aan deze verordening voorafgaande verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2007 blijven van kracht.

Artikel 41 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2010.

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen