Regeling vervallen per 01-01-2011

Parkeerverordening 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

Parkeerverordening 2010

De raad van de gemeente Deventer,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 september 2009, nummer 233583, eenheid Ruimte en Samenleving;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT

Vast te stellen de

Parkeerverordening 2010

Afdeling 1 Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die;

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV, of

    • 2.

      is gelegen binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV, met het opschrift “zone”, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • b.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de Gemeente Deventer een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van telefoon / internet;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders

  • d.

    jaar: het tijdvak van 1 januari 00.00 uur tot 31 december 24.00 uur;

  • e.

    natuurlijk persoon: een mens van vlees en bloed, dit in tegenstelling tot een rechtspersoon;

  • f.

    parkeerpas:een kunststof pas met een uniek kaartnummer en chip, welke gekoppeld is aan de parkeergegevens van de parkeervergunninghouder;

  • g.

    parkeerapparatuur: parkeerautomaten, parkeermeters, centrale computer en wat gewoonlijk naar maatschappelijke opvattingen overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • h.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • i.

    Parkeerautomaatplaats: een parkeerplaats behorende bij een parkeerautomaat.

  • j.

    Parkeermeterplaats: een parkeerplaats behorende bij een parkeermeter.

  • k.

    parkeervergunning: een door het college verleende parkeervergunning, op basis waarvan het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • l.

    parkeervergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend;

  • m.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor het en gebruik wordt tot het onmiddellijk in– of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbare verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet als gevolg van een wettelijk voorschrift is verboden;

  • n.

    rechtspersoon: een juridische constructie die met een bepaald doel in het leven is geroepen, welke is ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel of beschikt over een BTW-nummer van de belastingdienst;

  • o.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 (Stb. 1990, 459; 1996/557)

  • p.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • q.

    zone: een gebied waar met de verleende parkeervergunning op een parkeerautomaatplaats en/of belanghebbendenplaats mag worden geparkeerd zoals aangegeven in het vigerende Aanwijzingsbesluit en de daarbij behorende bijlagen;

Afdeling 2 Plaatsen voor parkeervergunninghouders, parkeervergunningen

Artikel 2. Aanwijzen tijden en plaatsen

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door parkeervergunninghouders en weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het betaald parkeren middels parkeerapparatuur (parkeerautomaten en parkeermeters) ;

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan parkeervergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3. Het verlenen van de parkeervergunning

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen;

  • 2.

    Het college beslist uiterlijk binnen twee maanden na ontvangst van een aanvraag voor een parkeer-vergunning.

  • 3.

    Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste twee maanden verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 4. Nadere regels door het college

Het college stelt in een “Besluit uitgifte parkeervergunningen” het beleid vast op grond waarvan de diverse soorten parkeervergunningen worden verleend met betrekking tot:

  • a.

    het maximaal aantal uit te geven parkeervergunningen per parkeervergunninggebied;

  • b.

    het verlenen, het intrekken en het ontzeggen van parkeervergunningen;

  • c.

    de zone(s) waar de parkeervergunning geldig is;

  • d.

    het gebruik van parkeervergunningen;

  • e.

    de geldigheidsduur van een parkeervergunning.

Artikel 5. Gegevens

De parkeervergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    de periode waarvoor de parkeervergunning geldt;

  • b.

    de zone(s) / het gebied waarvoor de parkeervergunning geldt;

  • c.

    de naam van de parkeervergunninghouder en/of het kenteken of een ander kenmerk van het voertuig waarvoor de parkeervergunning is verleend;

  • d.

    de voorschriften en beperkingen die aan de parkeervergunning verbonden zijn.

Artikel 6. Overschrijven en wijzigen van de parkeervergunning

  • 1.

    De parkeervergunning is niet overdraagbaar.

  • 2.

    De parkeervergunninghouder is verplicht elke wijziging in de omstandigheden die relevant is voor het verlenen van een parkeervergunning, onmiddellijk aan burgemeester en wethouders kenbaar te maken.

  • 3.

    Wijziging van het voertuig of van het kenteken van het voertuig, van bedrijfsnaam of –adres van parkeervergunninghouder dienen onmiddellijk aan het college te worden doorgegeven.

Artikel 7. Volgorde van parkeervergunningverlening en wachtlijst

  • 1.

    Op de aanvraag van een parkeervergunning wordt in volgorde van ontvangst beschikt.

  • 2.

    Indien het aantal aanvragen groter is dan het parkeervergunningplafond voor het betreffende parkeervergunninggebied wordt de aanvraag op een wachtlijst geplaatst.

  • 3.

    De volgorde waarin de aanvraag op de wachtlijst wordt geplaatst, is de volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 4.

    Het college kan besluiten om voor een parkeervergunninggebied per parkeervergunningsoort een aparte wachtlijst bij te houden.

  • 5.

    De aanvrager wordt van de wachtlijst verwijderd, indien:

  • a.

    de aanvrager daarom verzoekt;

  • b.

    de aanvrager een parkeervergunning wordt verleend in het eigen parkeervergunninggebied;

  • c.

    blijkt dat bij de aanvraag om de parkeervergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn

  • d.

    verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens niet tot plaatsing op de wachtlijst zou hebben geleid

  • e.

    niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aangevraagde parkeervergunning, gesteld bij of krachtens deze verordening.

Artikel 8. Diefstal, verlies of vermissing

  • 1.

    In geval van diefstal of vermissing van parkeervergunningen wordt slechts een vervangende parkeervergunning verstrekt indien van de diefstal aangifte is gedaan bij de politie en tegen overlegging van het proces-verbaal.

  • 2.

    Alle kosten, verbonden aan de uitgifte van vervangende parkeervergunningen zijn voor rekening van de parkeervergunninghouder.

Afdeling 3 Verbodsbepalingen

Artikel 9. Verkeerd gebruik

  • 1.

    Het is verboden om enig voertuig, niet zijnde een motorvoertuig op 2 of meer wielen, of een voertuig op 3 of meer wielen met een kenteken, te plaatsen of te laten staan op een parkeerplaats welke onder een regime van parkeerbelastingen is gebracht.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.

Artikel 10. Wijze van betalen

  • 1.

    Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze, met andere middelen, of met andere munten, dan aangegeven op of nabij de parkeerapparatuur, in werking te stellen.

  • 2.

    Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

  • a.

    een voertuig te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

  • b.

    een voertuig geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur of de verstrekte parkeerkaart angeeft dat de parkeertermijn is verstreken;

  • c.

    een voertuig te parkeren bij parkeerapparatuur welke defect is;

  • d.

    een voertuig te parkeren zonder dat de door de parkeerapparatuur verstrekte parkeerkaart op de juiste wijze in het voertuig is aangebracht;

  • 3.

    Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet:

  • a.

    wanneer aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon een parkeervergunning is verleend voor de betreffende zone en het met deze parkeervergunning toegestaan is om te parkeren op parkeerautomaatparkeerplaatsen en;

  • b.

    het voertuig op de voorgeschreven wijze is voorzien van een parkeerpas.

Artikel 11. Parkeren met parkeervergunning

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan parkeervergunninghouders is toegestaan een voertuig te parkeren:

  • a.

    zonder parkeervergunning;

  • b.

    zonder dat het voertuig op de daarvoor voorgeschreven wijze is voorzien van de parkeerpas of dagvergunning;

  • c.

    in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden als vastgelegd in het besluit uitgifte parkeerverguningen.

Afdeling 4 Strafbepaling

Artikel 12.

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Afdeling 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13. Toezicht

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij en krachtens deze verordening zijn belast de toezichthouders, werkzaam bij of in opdracht van de gemeente Deventer;

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 14. Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin toepassing van deze verordening naar haar oordeel leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor betrokkenen, ten gunste van de aanvrager af te wijken.

Artikel 15. Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    De Parkeerverordening 2009, zoals vastgesteld bij Raadsbesluit van 30 september 2008 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid van dit artikel vastgestelde datum van inwerkingtreding, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de omstandigheden die zich hebben voorgedaan voordat deze verordening in werking treedt;

  • 2.

    Het op grond van de Parkeerverordening 2009 vigerende aanwijzingsbesluit belanghebbendenparkeren en het vigerende aanwijzingsbesluit parkeerapparatuurplaatsen, worden geacht mede op grond van deze verordening te berusten en blijven dus van kracht;

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010;

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening 2010”.