Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deventer houdende regels gemeentelijke kindregelingen Verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deventer houdende regels gemeentelijke kindregelingen Verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer

De raad van de gemeente Deventer,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Deventer;

Gelet op de artikelen 23 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, artikel 155 tot en met 157 van de Wet op het primair onderwijs en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende,

dat het wenselijk is om de bestaande regelingen voor kinderopvang (Sociaal Medische Indicatie, Kinderopvang bij re-integratie, Voor- en Vroegschoolse Educatie en Peuteropvang plekken) te actualiseren en de toegang tot en uitvoering van deze regelingen te vereenvoudigen;

dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de subsidiëring van gemeentelijke kindregelingen;

Besluit:

Vast te stellen de navolgende ‘Verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer’.

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: een door een kindercentrum, of in het geval er sprake is van een Sociaal Medische Indicatie (SMI) of reguliere opvang bij re-integratie, door een gastouderbureau ingediende aanvraag om subsidie voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een gemeentelijke kindregeling krachtens deze verordening;

    • b.

      achterstand: het achterblijven van een kind in zijn (taal)ontwikkeling ter zake waarvan door de GGD een indicatie of VVE-toekenning is afgegeven vanaf het moment dat het kind de leeftijd van 18 maanden heeft bereikt;

    • c.

      doelgroepouder: ouder als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder sub c, e of van de Wet Kinderopvang;

    • d.

      gastouder: werkt voor een gastouderbureau en verzorgt kleinschalige kinderopvang in huiselijke sfeer. Dit kan opvang bij de gastouder thuis zijn, of opvang bij de ouder thuis.

    • e.

      gastouderbureau: in het LRKP geregistreerde kinderopvang waar kinderen van 0 tot 13 jaar via een gastouder in een huiselijke omgeving worden opgevangen bij een (gast)ouder met een woonadres in de gemeente Deventer;

    • f.

      GGD: Gemeentelijke Gezondheidsdienst IJsselland;

    • g.

      kindercentrum: in het LRKP geregistreerd kindercentrum gesitueerd in de gemeente Deventer waar kinderen van 0 tot 13 jaar worden opgevangen, niet zijnde een gastouderbureau;

    • h.

      kind: een in de gemeente Deventer woonachtig kind in de leeftijd van 0 tot 13 jaar;

    • i.

      kindplek: een gesubsidieerde opvangplek voor een kind op een kindercentrum of bij een gastouder;

    • j.

      kindregeling: mogelijkheid voor een kindercentrum of een gastouderbureau om een bepaald aantal uren kinderopvang vergoed te krijgen in de vorm van een subsidie;

    • k.

      LRKP: het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen;

    • l.

      Inspectie: het door de GGD in opdracht van het college uitvoeren van het toezicht op de kwaliteit van de in de gemeente Deventer gesitueerde kindercentra conform de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de onderhavige verordening;

    • m.

      maximum uurtarief: het jaarlijks door de belastingdienst vastgestelde landelijk maximum uurtarief per opvangsoort;

    • n.

      verzoek: melding van een ouder bij het college, kindercentrum of professional dat hij aanspraak wenst te maken op een kindplek;

    • o.

      onderzoek: het door de professional verzamelen van alle voor het onderzoek en gesprek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over het kind en de gezinssituatie om te beoordelen of er aanvullende gemeentelijke financiering van kinderopvang noodzakelijk is;

    • p.

      ouder: de in de gemeente Deventer woonachtige gezaghebbende ouder(s) of verzorger(s) van een kind die voldoet aan de begripsbepaling in de Wet Kinderopvang;

    • q.

      peuter: een in de gemeente Deventer woonachtig kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar;

    • r.

      peuterspelen: opvang van een peuter in een LRKP geregistreerd kindercentrum;

    • s.

      plan van aanpak: document waarin de betrokken professional zijn bevindingen ten aanzien van de gezinssituatie vastlegt en waarin de in overleg met de ouder te nemen maatregelen zijn omschreven met als doel de knelpunten en mogelijke achterstanden bij het kind of ouder op te lossen of te verminderen;

    • t.

      professional: de gezinscoach, de medewerker van Deventer Werktalent, de VVE-toeleider, of verpleegkundige of arts van de GGD werkzaam binnen de gemeente Deventer;

    • u.

      SMI: Sociaal Medische Indicatie;

    • v.

      voorliggende voorziening: andere regelingen of wetten waarop door de ouder een beroep kan worden gedaan voordat aanspraak kan worden gemaakt op de gemeentelijke kindregelingen, zoals de kinderopvangtoeslag of voorzieningen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • w.

      VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie;

    • x.

      VVE-indicatie: aanwijzing van het consultatiebureau Deventer (GGD) dat een kind van circa 18 maanden een risico loopt op het ontwikkelen van een achterstand;

    • y.

      VVE-kindercentrum: een kindercentrum met een in het LRKP vastgelegde VVE-registratie.

    • z.

      wederkerigheid: activiteiten verricht door de ouder voor minimaal 4 uren per week gemiddeld per jaar tijdens de periode van plaatsing van het kind in ruil voor het gebruik kunnen maken van een kindplek op een kindercentrum of gastouder;

    • aa.

      Wet Kinderopvang: Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Hoofdstuk 2: Procedure ouder en professional

Artikel 2. Verzoek ouder

  • 1. Een ouder kan zich rechtstreeks tot het kindercentrum van zijn keuze wenden om een verzoek te doen om aanspraak te maken op een kindplek. Indien een professional reeds betrokken is bij het gezin kan de ouder zich ook tot deze persoon wenden. De professional gaat hierover een gesprek aan met de ouder.

  • 2. Een ouder kan zich ook wenden tot een gastouderbureau van zijn keuze om een verzoek te doen om aanspraak te maken op een kindplek voor zover het de kindregelingen SMI en reguliere opvang bij re-integratie betreffen.

  • 3. Het kindercentrum of de professional beoordeelt of de ouder voor een voorliggende voorziening in aanmerking komt of dat de ouder op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk in de vraag om opvang kan voorzien. Zijn hier geen mogelijkheden voor, dan beoordeelt de professional of en zo ja voor welke kindregeling het kind in aanmerking komt.

  • 4. Indien het kind geplaatst kan worden op een kindercentrum of bij een gastouder, dan dienen zij de procedure inzake subsidieverlening te volgen, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van deze verordening.

Artikel 3. Wederkerigheid

  • 1. De ouder dient in ruil voor het gebruik maken van een kindplek wederkerigheid te verrichten voor minimaal 4 uur per week gemiddeld per jaar gedurende de periode van plaatsing van het kind.

  • 2. De wederkerigheid kan plaatsvinden in de vorm van werk, vrijwilligerswerk, mantelzorg, een re-integratie- of inburgeringstraject, of ouderbetrokkenheid gericht op vermindering van de achterstanden van het betrokken kind.

  • 3. Indien de ouder niet aan de verplichting tot wederkerigheid kan voldoen in verband met bijzondere omstandigheden, dan treedt hij in overleg met de betrokken professional om afspraken te maken op welke termijn en in welke opbouw wel aan deze verplichting wordt voldaan.

Artikel 4. Inschakeling professional

  • 1. Het college kan in bijzondere omstandigheden na ontvangst van een verzoek als bedoeld in artikel 2 of een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 6 een professional inschakelen die een onderzoek doet en een gesprek voert met de ouder over het verzoek of de aanvraag.

  • 2. De ouder werkt mee aan het onderzoek en het gesprek als bedoeld in het eerste lid indien hij in aanmerking wenst te komen voor een kindplek.

  • 3. De professional legt samen met de ouder de afspraken vast in een plan van aanpak en maakt afspraken met de ouder over de invulling van de wederkerigheid.

  • 4. Nadat het plan van aanpak is opgesteld verwijst de professional de ouder naar een kindercentrum, of gastouder van zijn keuze waar het kind geplaatst kan worden.

Artikel 5. Overige verplichtingen ouder

  • 1. De ouder dient wanneer hij gebruik wil maken van een kindplek een verklaring te ondertekenen waarin hij verklaart dat er geen aanspraak gemaakt kan worden op kinderopvangtoeslag.

  • 2. De ouder verstrekt de ondertekende verklaring als bedoeld in het eerste lid aan het kindercentrum of gastouderbureau waar het kind geplaatst wordt.

  • 3. De ouder is verplicht met het betreffende kindercentrum of gastouderbureau een plaatsingscontract aan te gaan.

Hoofdstuk 3: Procedure subsidieverlening

Artikel 6. Subsidieaanvraag

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten op aanvragen om subsidie voor een kindplek krachtens deze verordening.

  • 2. Subsidie voor een kindplek kan worden verleend op grond van de volgende kindregelingen:

    • a.

      Peuterspelen;

    • b.

      Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE);

    • c.

      Sociaal Medische Indicatie (SMI) en

    • d.

      Reguliere opvang bij re-integratie.

  • 3. De subsidieaanvraag wordt uiterlijk 1 januari ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier. Het college kan in bijzondere gevallen een andere datum vaststellen. Bij niet tijdige indiening van de aanvraag kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 4. De subsidieaanvraag bevat in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden:

    • a.

      naam, adres, LRKP-registratie van het kindercentrum of het gastouderbureau en de gastouder;

    • b.

      per LRKP locatie:

      • i.

        een overzicht van de reeds bezette kindplekken per 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar, uitgesplitst naar aantallen, namen van kinderen en type kindregeling;

      • ii.

        een schatting van het aantal meer of minder af te nemen kindplekken in het subsidiejaar uitgesplitst naar type kindregeling met een onderbouwing daarvan;

      • iii.

        vermelding of de locatie voldoet aan de voorwaarden van een kindercentrum conform artikel 1 sub g of VVE-kindercentrum conform artikel 1 sub y van onderhavige verordening; en

      • iv.

        een begroting op basis van de vergoedingen conform onderhavige verordening.

  • 5. c. overige gegevens die het college nodig acht om een besluit te nemen op de aanvraag.Wanneer gedurende het subsidiejaar het aantal kindplekken meer bedraagt dan het aantal bedoeld in artikel 6, vierde lid, onder b, sub ii, waarvoor reeds subsidie is verleend, dient het kindercentrum of gastouderbureau voor het extra aantal kindplekken een afzonderlijke subsidieaanvraag in.

Artikel 7. Subsidieverlening

  • 1. Het college besluit op de subsidieaanvraag binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid vermelde termijn met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 3. De beslistermijn wordt opgeschort vanaf het moment waarop op grond van artikel 4 een professional wordt ingeschakeld tot het moment waarop het plan van aanpak door de professional en de ouder is ondertekend.

  • 4. De te verlenen subsidie voor het in de subsidieaanvraag vermelde aantal kindplekken wordt bepaald op basis van het jaarlijks per kindregeling vastgestelde maximum uurtarief, omgerekend naar een openstelling van:

    • a.

      Peuterspelen: maximaal 40 weken per kalenderjaar, waarbij gerekend wordt met het uurtarief MO-groep van € 8,18 voor maximaal 7 uur kinderopvang per week.

    • b.

      VVE:

      • 1.

        Ouder zonder kinderopvangtoeslag: voor een kind wiens ouder geen aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag is de subsidie maximaal 46 weken per kalenderjaar voor maximaal 14 uur kinderopvang per week.

      • 2.

        Ouder met kinderopvangtoeslag: voor een kind wiens ouder wel aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag is de subsidie maximaal 46 weken per kalenderjaar voor maximaal 7 uur per week. Ouders dienen hierbij de eerste 7 uur zelf te betalen en ontvangen hiervoor kinderopvangtoeslag. De tweede 7 uur wordt gesubsidieerd door het college. Indien het kind geplaatst is op een VVE-kindercentrum wordt een vergoeding over de eerste 7 uur ter hoogte van het verschil in uurprijs tussen de maximum uurprijs en de VVE-uurprijs gesubsidieerd.

      • 3.

        De VVE-tariefhoogte is afhankelijk van de registratie in het LRKP:

        • i.

          Kindercentrum: maximum uurtarief;

        • ii.

          VVE-kindercentrum: VVE- uurtarief MO-groep van € 9,87. Het VVE-kindercentrum voldoet aan de hogere VVE-kwaliteitsnorm zoals het college heeft vastgesteld in de lijn van het Inspectiekader VVE.

    • c.

      SMI: maximaal 52 weken per kalenderjaar, waarbij gerekend wordt met het maximum uurtarief voor maximaal 230 uur kinderopvang per maand. Wanneer de gezinscoach het noodzakelijk acht dat het kind geplaatst wordt op een kindercentrum of gastouder met een hogere uurprijs, dan kan de gezinscoach een indicatie afgeven voor subsidiëring van deze hogere uurprijs.

    • d.

      Re-integratie: maximaal 52 weken per kalenderjaar, waarbij de eigen bijdrage van de ouder wordt vergoed conform het maximum uurtarief voor maximaal 230 uur kinderopvang per maand. De eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen van de ouder en wordt weergegeven in een zogenaamde kinderopvangtoeslagtabel. Het college sluit voor het bepalen van het subsidiebedrag aan bij vergoeding van het percentage zoals neergelegd in de laagste trede van de kinderopvangtoeslagtabel. Indien de eigen bijdrage zoals neergelegd in de kinderopvangtoeslagtabel van de belastingdienst wijzigt, verandert de subsidiëring door de gemeente evenredig mee.

  • 5. De ouder van wie het kind in aanmerking komt voor een kindplek op grond van deze verordening ontvangt daarvan zo spoedig mogelijk bericht van het college.

  • 6. In het geval van een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, kan het college de reeds genomen beschikking tot subsidieverlening in het voordeel van de subsidie-ontvanger wijzigen.

Artikel 8. Tussentijdse melding kindplekken

  • 1. Het kindercentrum of gastouderbureau maakt gedurende het subsidiejaar zo spoedig mogelijk melding bij het college van ieder kind waarvan de ouder voor de resterende periode van dat jaar niet langer gebruik wenst te maken van een kindplek en van ieder nieuw kind waarvan de ouder gedurende het subsidiejaar in aanmerking wenst te komen voor een kindplek. Het kindercentrum of gastouderbureau maakt daarbij gebruik van een door het college beschikbaar gesteld elektronisch systeem.

  • 2. Het kindercentrum of gastouderbureau ontvangt zo spoedig mogelijk na melding van een nieuw kind bericht van het college of het kind volgens de voorwaarden van deze verordening in aanmerking komt voor een kindplek.

Artikel 9. Bevoorschotting

De subsidie wordt bij wijze van voorschot betaald en bedraagt 100% van het te verlenen bedrag.

Artikel 10. Weigeringsgronden

Het college kan de subsidie weigeren indien:

  • a.

    de ouder op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de hulpvraag kan wegnemen;

  • b.

    de ouder en de partner reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt in de vorm van kinderopvangtoeslag, tenzij hij kan aantonen dat hij een doelgroepouder is;

  • c.

    de ouder een beroep kan doen op een andere voorliggende voorziening zoals:

    • I.

      de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

    • II.

      de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 4: Subsidievoorwaarden kindregelingen

Artikel 11. Subsidievoorwaarden peuterspelen

Om voor subsidie op grond van de kindregeling peuterspelen in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de opvang wordt aangevraagd voor een peuter:

  • b.

    de opvang vindt plaats in een LRKP-geregistreerd kindercentrum, niet zijnde gastouderopvang.

Artikel 12. Voorwaarden Voor- en Vroegschoolse Educatie

  • 1. Om voor subsidie voor een kindplek voor een kind met een VVE-indicatie in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de opvang wordt aangevraagd voor een peuter met een achterstand;

    • b.

      de opvang vindt plaats in een LRKP-geregistreerd kindercentrum, niet zijnde gastouderopvang;

    • c.

      het kindercentrum dient deel te nemen aan de stedelijke VVE-monitor;

    • d.

      het kindercentrum dient structureel samen te werken met een school binnen het Deventer Primair Onderwijs;

    • e.

      het kindercentrum dient aangesloten te zijn bij het Deventer VVE-Kenniscentrum;

    • f.

      het kindercentrum dient samen met de ouder een plan op te stellen waarin gezamenlijk gewerkt wordt aan het verminderen van de achterstand en ziet toe op de voortgang, en

    • g.

      het kindercentrum dient melding te maken aan de GGD en VVE-Kenniscentrum zodra het kind is geplaatst;

    • h.

      het kindercentrum werkt conform het OCW inspectiekader VVE.

  • 2. Een kindercentrum dat in het LRKP VVE-geregistreerd wenst te zijn dient te werken conform het OCW Inspectiekader VVE en te voldoen aan de volgende voorwaarden blijkend uit de jaarlijkse rapportage van de GGD-inspectie:

    • a.

      de locatie voldoet aan de wettelijke VVE-kwaliteit;

    • b.

      de beroepskrachten zijn in het bezit van een diploma of certificaat van een VVE-programma conform de databank effectieve jeugdinterventies zoals weergegeven op www.NJI.nl.;

    • c.

      alle beroepskrachten zijn in het bezit van een diploma of certificaat van minimaal 3F voor lees- en mondelinge vaardigheid en 2F schriftelijke vaardigheid.

  • 3. Indien uit de inspectie blijkt dat locatie of medewerkers niet voldoen aan één van de bovengenoemde voorwaarden start de handhavingsprocedure zoals opgenomen in de “Beleidsregels toezicht en handhaving Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Gemeente Deventer”. Indien blijkt dat de VVE-kwaliteit op het kindercentrum ondanks de hersteltermijn en tweede inspectie nog niet voldoet aan de in deze verordening genoemde voorwaarden wordt na ontvangst van de rapportage het maximale tarief vastgesteld zonder VVE-toeslag. Ingangsdatum is de eerste van de eerstvolgende maand na ontvangst van het eerste inspectierapport waarin melding werd gemaakt dat het VVE-kindercentrum niet voldeed aan de gestelde voorwaarden. De gewijzigde tariefstelling wordt verrekend bij de subsidievaststelling.

  • 4. Indien uit de inspectie blijkt dat de locatie of medewerkers voldoen aan de VVE-kwaliteitseisen is na ontvangst van het GGD-inspectierapport met ingang van de eerste van de eerstvolgende maand het VVE-tarief van toepassing voor de geplaatste VVE-kinderen. De gewijzigde tariefstelling wordt verrekend bij de subsidievaststelling.

Artikel 13. Voorwaarden Sociaal Medische Indicatie

Om voor subsidie voor een kindplek voor een kind met een SMI in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het betreffende kind of de betrokken ouder tot de categorie personen behoort met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en waarvoor is komen vast te staan dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken, of

  • b.

    er is vastgesteld dat de veiligheid van het kind in het geding is, of

  • c.

    er is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van het betreffende kind noodzakelijk is, of

  • d.

    er is vastgesteld dat er sprake is van een crisissituatie waardoor de ouder tijdelijk niet in staat is de verzorging of betaling van de opvang op zich te nemen, of

  • e.

    de noodzaak voor kinderopvang blijkt uit andere stukken van een huisarts of andere instellingen voor zover die een sociaal of medisch oordeel kunnen vormen over de ouder of het betreffende kind, en

  • f.

    de gezinscoach beoordeelt of er een kindregeling SMI noodzakelijk is, voor welke omvang en voor welke duur en geeft hier een indicatie voor af en legt dit vast in een plan van aanpak; en

  • g.

    uit het plan van aanpak blijkt wie op welke termijn actie onderneemt om de geconstateerde knelpunten bij ouder of kind op te lossen; en

  • h.

    de opvang vindt plaats in een kindercentrum of gastouder.

Artikel 14. Voorwaarden reguliere opvang bij re-integratie

Om voor subsidie voor een kindplek voor een kind ingeval van reguliere opvang bij re-integratie in aanmerking te komen moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de betreffende ouder een zogenaamde doelgroepouder als bedoeld in artikel 1.6 lid 1 onder sub c, e en j van de Wet, en

  • b.

    de opvang vindt plaats in een LRKP-geregistreerd kindercentrum.

Hoofdstuk 5: Procedure subsidievaststelling

Artikel 15. Subsidievaststelling

  • 1. Het kindercentrum of gastouderbureau dient uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot het vaststellen van de subsidie in, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is vermeld.

  • 2. Bij subsidieverleningen van € 100.000,- of meer wordt bij de aanvraag tot subsidievaststelling een controleverklaring van de accountant overgelegd, tenzij bij de subsidievaststelling over de reguliere werkzaamheden van een bepaalde instelling al een accountsverklaring is overgelegd.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden:

    • a.

      naam, adres, LRKP-registratie van het kindercentrum of het gastouderbureau en de gastouder;

    • b.

      naam en geboortedatum van het kind waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      naam, adres, geboortedatum van de ouder;

    • d.

      een overzicht van het kindercentrum dat de kinderopvang heeft verzorgd of gastouderbureau dat bemiddeld heeft bij de opvang, waarop de daadwerkelijke afname per kind inzichtelijk is. De verantwoording bevat per kind de volgende gegevens:

      • i.

        het type kindregeling;

      • ii.

        het aantal uren kinderopvang;

      • iii.

        de kostprijs per uur; en

      • iv.

        de aanvangs- en einddatum van de opvang;

    • e.

      een verklaring dat de ouder gedurende het subsidietijdvak geen aanspraak kon maken van een voorliggende voorziening;

    • f.

      een VVE-indicatie in geval van een VVE-aanvraag;

    • g.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten.

  • 4. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 5. Het college beslist binnen tien weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Deze beslissing kan eenmaal met ten hoogste vier weken worden verdaagd

  • 6. De subsidie voor de kindregelingen peuterspelen, VVE, SMI en reguliere opvang bij re-integratie wordt vastgesteld op basis van het daadwerkelijke aantal afgenomen uren kinderopvang in het betreffende subsidietijdvak en het daarvoor geldende tarief.

Hoofdstuk 6: Overige bepalingen

Artikel 16. Verplichting van de subsidie-ontvanger

Het kindercentrum of het gastouderbureau is verplicht met de ouder van een te plaatsen kind een plaatsingscontract te sluiten.

Artikel 17. Nieuwe feiten en omstandigheden

Het kindercentrum of het gastouderbureau doet op verzoek van het college of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat deze aanleiding kunnen geven tot heroverweging van de beslissing tot subsidiëring van de kindregeling.

Artikel 18. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager of de betreffende ouder afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19. Intrekking oude verordeningen en overgangsrecht

  • 1. De ‘Verordening Wet Kinderopvang gemeente Deventer en de ‘Verordening inkoop kindplekken en kwaliteitseisen bij de ontwikkeling naar integrale kindcentra gemeente Deventer’ worden ingetrokken.

  • 2. Een ouder houdt recht op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van de Verordening Wet Kinderopvang gemeente Deventer, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

    De kindercentra houden recht op een ingekochte kindplek op grond van de Verordening inkoop kindplekken en kwaliteitseisen bij de ontwikkeling naar integrale kindcentra gemeente Deventer.

  • 3. Op aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Wet Kinderopvang gemeente Deventer en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, wordt beslist krachtens deze verordening.

  • 4. De tarieven genoemd in de artikelen 11 lid 2 en 12 lid 5 van deze verordening gelden met ingang van 1 januari 2018. Tot en met 31 december 2017 zijn de volgende tarieven van toepassing:

    • a.

      Peuterspelen: € 7,38

    • b.

      VVE geregistreerd: € 10,26

    • c.

      VVE niet-geregistreerd: € 7,38

  • 5. In afwijking van artikel 6, derde lid, geldt voor het jaar 2017 de datum van 1 april 2017.

  • 6. Van het in het derde lid gestelde kan ten gunste van de aanvrager of betreffende ouder worden afgeweken.

  • 7. Een beslissing op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit op grond van de Verordening Wet Kinderopvang gemeente Deventer, wordt genomen op grond van de Verordening Wet Kinderopvang gemeente Deventer die ten aanzien van de betreffende beslissing rechtskracht behoudt.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op 1 januari 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van 21 december 2016

De griffier,

De voorzitter.

Toelichting

Algemeen

Aanleiding

Wanneer ouders gebruik willen maken van kinderopvang, dan kunnen zij in beginsel vanuit de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. De kinderopvangtoeslag is een landelijke regeling en wordt vanuit het rijk gefinancierd. Om voor kinderopvangtoeslag in aanmerking te komen dienen ouders aan een aantal criteria te voldoen. De Belastingdienst (onderdeel Toeslagen) beoordeelt of er recht is op kinderopvangtoeslag en keert deze toeslag uit. Wanneer ouders niet aan deze criteria voldoen, maar toch een tegemoetkoming nodig hebben in de kosten van kinderopvang, kunnen zij een beroep doen op de gemeente. De gemeente Deventer kent op dit moment verschillende regelingen die een tegemoetkoming geven in de kosten van kinderopvang. Daarbij gaat het om de volgende regelingen:

  • 1.

    Peuteropvang plekken voor peuters, peuterspelen (voor kinderen van 2 tot 4 jaar);

  • 2.

    Sociaal Medische Indicatie (SMI) voor ouders en/of kinderen met een sociaal medische indicatie (voor kinderen van 0 tot13 jaar);

  • 3.

    Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) voor kinderen met achterstand (voor kinderen van 2 tot 4 jaar);

  • 4.

    Kinderopvang bij re-integratie naar werk in het kader van de Participatiewet of het volgen van een studie of inburgeringstraject (voor kinderen van 0 tot 13 jaar).

Om de (uitvoering van de) gemeentelijke kindregelingen beter, simpeler en overzichtelijker te laten plaatsvinden, worden de huidige gemeentelijke regelingen samengevoegd in één nieuwe verordening. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    Kind staat centraal;

  • 2.

    Kind moet zich zover als mogelijk zonder achterstanden kunnen ontwikkelen;

  • 3.

    Gelijkluidend criterium m.b.t. vergoeding van de kindregeling door de gemeente;

  • 4.

    Werk voorop;

  • 5.

    Heldere toegang;

  • 6.

    Ouderbetrokkenheid vormt samen met de geboden opvang de basis voor een succesvolle start van een kind.

Doel

De gemeente Deventer wil kinderen goed voorbereid naar school laten gaan. Ouders – ongeacht hun inkomenspositie - kunnen kiezen uit alle in Deventer LRKP-geregistreerde kindercentra. Iedere wijk kent een kindercentrum, zodat de toegang laagdrempelig is. Voor ouders die geen of gedeeltelijk gebruik kunnen maken van kinderopvangtoeslag, is het mogelijk om een verzoek te doen om aanspraak te maken op een gesubsidieerde kindplek. In het geval er sprake is van achterstanden of bijzondere situaties is extra kinderopvang mogelijk, zodat opgelopen achterstanden zoveel als mogelijk worden aangepakt en zware vormen van jeugdzorg vroegtijdig kunnen worden voorkomen.

 

Goede kindercentra voor alle kinderen

Iedere kind kan naar een kwalitatief goed kindercentrum. Ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag kunnen dit zelf bij de belastingdienst aanvragen. Een aantal kindercentra biedt een verhoogd kwaliteitsniveau (VVE) om kinderen goed voorbereid naar de basisschool te laten gaan. De GGD ziet in opdracht van de gemeente Deventer toe op de VVE-kwaliteit.

 

Iedere peuter 7 uur

Ouders met peuters die niet voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komen, kunnen voor iedere peuter van 2 of 3 jaar via een kindercentrum aanspraak maken op een kindplek van maximaal 7 uur opvang.

 

VVE-kwaliteit

De gemeente wil kindercentra stimuleren een zo hoog mogelijk kwalitatief aanbod te bieden aan de Deventer kinderen. Kindercentra die een VVE-kind plaatsen binnen een hoog gekwalificeerd VVE-kindercentrum ontvangen een aanvullende vergoeding om het kwaliteitsniveau in lijn van het Onderwijsinspectiekader VVE te handhaven. De GGD ziet toe op de VVE-kwaliteit in afstemming met het VVE-Kenniscentrum.

Indien niet wordt voldaan aan de vereiste VVE-kwaliteit conform de gemeentelijke subsidieregels wordt de vergoeding met ingang van de eerst volgende maand verlaagd tot het reguliere tarief. Kindercentra die willen voldoen aan het VVE-kwaliteitsniveau dienen voor 1 januari dit kenbaar te maken aan GGD en VVE-Kenniscentrum zodat in het opvolgend jaar een uitgebreide inspectie kan plaatsvinden op VVE-kwaliteit.

Indien uit de rapportage van GGD of Onderwijsinspectie blijkt dat niet wordt voldaan aan de VVE kwaliteit wordt met ingang van de eerstvolgende maand het tarief regulier vastgesteld. Indien uit de GGD-inspectie blijkt dat er aanwijzingen zijn dat het bredere toezichtkader VVE Onderwijsinspectie onvoldoende is dient het kindercentrum contact op te nemen met het VVE-Kenniscentrum voor een analyse waarbij een plan van aanpak wordt opgesteld om aan het toezichtkader VVE van de Onderwijsinspectie te voldoen. Bij de eerstvolgende GGD-inspectie dient het VVE-kindercentrum een bewijs te overleggen dat de verbeterpunten zijn opgelost. Indien dit ontbreekt zal het lage tarief met ingang van de eerstvolgende maand op laag worden vastgesteld.

 

Maatwerk

In de afgelopen jaren - maar ook met de komst van de Jeugdwet - is in de praktijk gebleken dat een mix van regels een belemmerende werking kan hebben, waarbij het belang van het kind niet altijd voorop stond. Uitgangspunt is één kind, één gezin, één plan. Voorkomen moet worden dat een kind als gevolg van conflicterende regelgeving niet geholpen wordt of dat de problematiek in het gezin daardoor zelfs toeneemt.

 

Om de vijf bovengenoemde uitgangspunten te realiseren is het van belang dat maatwerk mogelijk is in bijzondere gevallen en dat ondersteuning snel en dichtbij kan plaatsvinden zonder de tussenkomst van extra loketten. Wanneer het gezin al een contactpersoon heeft, zoals jeugdverpleegkundige of een GGD-arts, gezinscoach, VVE-toeleider of trajectconsulent dan ligt bij hen ook de bevoegdheid om het aantal benodigde uren kinderopvang te bepalen. Ze kennen het gezin en kunnen inschatten of en welke aanvulling noodzakelijk is voor in de eerste plaats het kind maar ook voor de ouder en het gezin als totaal en zijn onafhankelijk.

 

In de praktijk kan het gaan om de inzet van:

  • -

    aanvullende VVE-uren,

  • -

    extra uren kinderopvang SMI vanwege een crisissituatie (voorkomen Jeugdzorg)

  • -

    extra uren kinderopvang als ouders in een schuldregeling bij het BAD zitten,

  • -

    onregelmatige- contracten en werktijden (bijv. seizoensarbeid) of maar een paar uur kunnen werken en daarvoor onvoldoende of geen kinderopvangtoeslag krijgen (minder dan 4 uur).

Om maatwerk te kunnen bieden wordt geen strak omlijnd kader vastgesteld maar wel richtlijnen gebaseerd op de centrale uitgangspunten (zie ook onder kopje ‘aanleiding’), zodat de professionals vlot knelpunten kunnen oplossen. Ongewenste willekeur dient daarmee voorkomen te worden.

 

Wederkerigheid

De gemeente vraagt van ouders in ruil voor de financiële bijdrage voor de kinderopvang of zij iets “terug” willen doen. Iets terugdoen blijkt een goede insteek te zijn om ouders in beweging te krijgen maar ook om te investeren in hun zelf en in hun kind.

De wederkerigheid kan plaatsvinden in de vorm van werk, vrijwilligerswerk, mantelzorg, een re-integratie- of inburgeringstraject, of ouderbetrokkenheid gericht op vermindering van de achterstanden van het betrokken kind.

Onder ouderbetrokkenheid kunnen verschillende activiteiten worden verstaan, zoals deelname aan een cursus voor laaggeletterde ouders, een medisch traject van diagnose en behandeling, het ouderonderdeel LOGO3000, deelname Voorleesexpres en assisteren op het kindercentrum met activiteiten. Op deze manier worden ouders letterlijk betrokken bij de ontwikkeling van hun kind en kunnen zij actief meehelpen bij het wegwerken van de achterstanden die mogelijk bij het kind aanwezig zijn. Hoewel kindercentra en gastouders de zorg van ouders voor hun kind voor een deel overnemen, dienen ouders zich wel te realiseren dat zij als opvoeders verantwoordelijk zijn voor (de ontwikkeling van) hun kind. Het feit dat de gemeente de kindplek subsidieert, neemt deze verantwoordelijkheid van de ouder niet weg, maar moet er juist voor zorgen dat de ouder betrokken is bij zijn kind. Daarom is op voorstel van de Adviesraad Sociaal Domein Deventer een zesde uitgangspunt rondom deze ouderbetrokkenheid toegevoegd.

  

Tarief

Subsidiering van de kindplekken vindt plaats conform het jaarlijks door de belastingdienst vastgestelde landelijk maximum uurtarief per opvangsoort en het MO-expertmodel.

  

Webtool

De subsidieaanvraag en de daadwerkelijke aanmelding van kinderen wordt via een elektronisch systeem, de zogenaamde webtool gedaan. Kindercentra kunnen via een digitale slagboomconstructie toetsen of het kindercentrum voor het betreffende kind in aanmerking komt voor een kindplek. Naast de informatiefunctie worden de gegevens direct geladen zodat de aanvragen digitaal ingediend kunnen worden. Het kindercentrum kan op deze wijze altijd digitaal inzien voor welke kinderen opvang is aangevraagd, wijzigingen aanbrengen en in hoeverre de bevoorschotting reeds is benut. Bij de verantwoording hoeven dus enkel de daadwerkelijke realisatie “gevuld” te worden. Alle aanvraaggegevens zijn immers al ingebracht.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Begrippen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd die cruciaal zijn voor het begrip van de verordening.

 

Een kindregeling is een mogelijkheid voor een kindercentrum of gastouderbureau om een bepaald aantal uren kinderopvang vergoed te krijgen in de vorm van een subsidie. Er zijn 4 kindregelingen op grond waarvan subsidie aangevraagd kan worden:

  • 1.

    Peuterspelen;

  • 2.

    Voor en Vroegschoolse Educatie (VVE);

  • 3.

    Sociaal Medische Indicatie (SMI);

  • 4.

    Reguliere opvang bij re-integratie.

 

Een gastouderbureau is een in het LRKP geregistreerde vorm van kinderopvang waar kinderen van 0 tot 13 jaar in een huiselijke omgeving worden opgevangen bij een gastouder met een woonadres in de gemeente Deventer. Een gastouderbureau kan enkel subsidie aanvragen voor de kindregelingen SMI en reguliere opvang bij re-integratie.

 

Onder een kindercentrum wordt een centrum verstaan waar kinderen in de leeftijd van 0 tot 13 jaar kunnen worden opgevangen. Daarbij kan het enerzijds gaan om een kinderdagverblijf, waarbij kinderen van 0 tot 4 jaar worden opgevangen. Anderzijds kan het gaan om voorschoolse, tussenschoolse of buitenschoolse opvang voor kinderen van 4 tot 13 jaar. Een kindercentrum heeft de mogelijkheid om voor alle vier de soorten kindregelingen subsidie aan te vragen.

 

De ouder doet een verzoek waarbij hij meldt dat hij aanspraak wenst te maken op een kindplek. Onder een ouder kan een alleenstaande ouder worden verstaan, een echtpaar of de verzorgende(n) van een kind. Minimaal één ouder dient in Deventer woonachtig te zijn. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de situatie van gescheiden ouders en waarvan één van beide ouders buiten Deventer woonachtig dien te zijn..

 

Het verzoek (artikel 2) is iets anders dan de subsidieaanvraag voor de kindregeling (vastgelegd in artikel 4). Het kindercentrum of gastouderbureau doet een subsidieaanvraag bij het college.

 

Het kindercentrum of het gastouderbureau en de gastouder dienen in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) geregistreerd te zijn. Er is speciaal voor gekozen om kindercentra die in Deventer gesitueerd zijn, opvanglocatie te laten zijn voor kinderen die van een kindregeling gebruik maken.

Deventer kindercentra participeren in de overlegstructuur en activiteitenaanbod ter verhoging van de kwaliteit van kinderopvang in Deventer onder regie van het VVE-kenniscentrum. Kindercentra die weliswaar statutair gevestigd zijn in Deventer, maar (ook) locaties buiten de gemeente Deventer hebben, vallen niet onder deze verordening. De opvang dient daadwerkelijk in Deventer plaats te vinden.

 

De kindregelingen bedoeld voor kinderen van 0 tot 13 jaar en ouders die in Deventer wonen (ingeval van gescheiden ouders dient één van de ouders In Deventer te wonen).

Bij het verzoek van de ouder of bij aanvraag van een kindregeling door het kindercentrum kan het college een professional inschakelen. Onder professional wordt vooral de gezinscoach of de VVE-toeleider verstaan, maar het kan ook gaan om een verpleegkundige of arts van de GGD of een medewerker (van de trajectadministratie) van Deventer Werktalent. De professional onderzoekt het verzoek en bespreekt met de ouder welke mogelijkheden er zijn voor kinderopvang en hoe deze kinderopvang gefinancierd kan worden. Vooralsnog is er een beperkt aantal professionals benoemd die bepalen welke kindregeling in welk geval en in welke omvang van toepassing is.

 

Daartoe geven de professionals een indicatie af, welke de ouder bij het kindercentrum dient te overleggen voor het kunnen aanvragen van de specifieke kindregeling. Overige professionals die van oordeel zijn dat een gezin mogelijk kinderopvang nodig heeft, verwijzen het gezin door naar het kindercentrum of de professional zoals in dit artikel is omschreven.

 

Indien er sprake is van extra opvang in het kader van SMI of VVE wordt samen met de ouders door de pedagogisch medewerker en indien nodig een professional een plan van aanpak of logboek opgesteld om de achterstand en knelpunten te verminderen of op te lossen. Bij opvang in het kader van re-integratie ligt er een trajectplan aan de vraag om kinderopvang ten grondslag.

 

Tijdens het gesprek met de professional zal naar voren komen wat de problematiek is bij het kind of bij de ouder. Zo kan het mogelijk zijn dat er sprake is van een achterstand bij het kind. Onder achterstand wordt het achterblijven van een kind in zijn (taal)ontwikkeling verstaan.

Hiervoor is door de GGD een indicatie/VVE-toekenning afgegeven vanaf de leeftijd van 18 maanden. Achterstand kan op één of meer van de volgende gebieden optreden:

  • a.

    taalachterstand;

  • b.

    sociaal-medische problemen;

  • c.

    sociaal-economische problemen;

  • d.

    sociaal-culturele problemen;

  • e.

    sociaal-emotionele problemen.

 

Artikel 2. Verzoek ouder

Een ouder kan zich tot de professional of rechtstreeks naar het kindercentrum (voor alle vier de kindregelingen) of gastouderbureau (in geval van SMI of reguliere opvang bij re-integratie) van zijn keuze wenden en een verzoek te doen om aanspraak te maken op een kindplek. Als er al een professional bij het gezin betrokken is, dan kan de ouder zich (ook) tot deze persoon wenden. De professional gaat vervolgens met de ouder in gesprek over het verzoek.

De professional beoordeelt tijdens dit gesprek of er sprake is van een voorliggende voorziening (bijvoorbeeld kinderopvangtoeslag), of dat de ouder zelfstandig (bijvoorbeeld de partner kan het kind opvangen) of met de hulp van bijvoorbeeld familie, vrienden of kennissen in de vraag om opvang kan voorzien. Als dit niet mogelijk is, dan beoordeelt de professional of en zo ja voor welke kindregeling het kind in aanmerking komt.

Het kindercentrum dient uiteindelijk de subsidieaanvraag in voor de kindregeling bij het college zoals is omschreven in hoofdstuk 3. De ouder vraagt zelf geen subsidie voor een kindplek aan, maar meldt alleen dat hij aanspraak wenst te maken op een kindplek.

 

Artikel 3. Wederkerigheid

De gemeente vraagt van ouders in ruil voor het gebruik maken van de kindplek of zij iets “terug” willen doen. Iets terugdoen blijkt een goede insteek te zijn om ouders in beweging te krijgen maar ook om te investeren in henzelf en in hun kind. Het verrichten van wederkerigheid kan plaatsvinden in de vorm van vrijwilligerswerk (denk bijvoorbeeld aan het draaien van bardiensten op de sportclub), mantelzorg (verzorgen of begeleiden van een familielid of andere naaste), re-integratietraject (denk aan het volgen van een studie, inburgeringstraject of een andere vorm van re-integratie als opstap om zelf in een inkomen te kunnen voorzien), ouderbetrokkenheid (uitvoering geven aan behandelplan, deelname oudergroep VVE, Voorleesexpress etc.).

In gezinnen waar de problematiek zodanig groot is dat het nog niet mogelijk is om aan de verplichting van wederkerigheid te voldoen, worden afspraken tussen de ouder en de professional gemaakt om te bepalen wanneer en op welke manier uitvoering kan worden gegeven aan deze verplichting.

Zie ook de tekst onder het kopje ‘wederkerigheid’ bij de Algemene Toelichting bij deze verordening.

 

Artikel 4. Inschakeling professional

Het college kan in bijzondere gevallen bij het verzoek of de aanvraag een professional inschakelen die met de ouder een gesprek aangaat over het verzoek of de aanvraag voor kinderopvang. Onder bijzondere gevallen wordt onder meer de situatie verstaan dat er signalen komen dat er sprake is van

meervoudige problematiek binnen een gezin of als er zorgen zijn over het welzijn van kind of ouder (bijvoorbeeld schulden, psychische problematiek, verslaving). Een signaal hierover kan vanuit het kindercentrum binnenkomen, vanuit een professional zelf, vanuit het sociaal team of vanuit de ouder.

 

De ouder dient medewerking te verlenen aan het onderzoek en het gesprek dat de professional met hem voert indien hij gebruik wil maken van een kindplek.

 

Tijdens het gesprek tussen de professional en ouder wordt een plan van aanpak opgesteld. VVE-toeleiders leggen een logboek vast. Hierin legt de professional zijn bevindingen van de gezinssituatie en de te nemen maatregelen vast. Het doel van het opstellen van een plan van aanpak is om de knelpunten en mogelijke achterstanden bij het kind op te lossen of te verminderen. Ook kijkt de professional of er voorliggende voorzieningen zijn, zoals de Wet Kinderopvang en of er een beroep kan worden gedaan op kinderopvangtoeslag. Ook wordt bekeken of er mogelijk andere voorliggende wettelijke regelingen zijn. Zijn deze er niet, dan dient hierover een verklaring door de ouder ondertekend te worden. Vervolgens wordt bekeken of de omgeving (familie, kennissen, buren etc behulpzaam kan zijn bij de opvang van het kind. Lukt dit ook niet, dan kan de professional een kindregeling inzetten. Tot slot bespreekt de professional met de ouder wat de ouder in het kader van wederkerigheid kan doen. De ouder en de professional ondertekenen beiden het plan van aanpak. VVE-toeleiders leggen de afspraken vast in een logboek en ondertekenen geen apart plan van aanpak met de ouder. In dat geval ondertekent de ouder het indicatieformulier.

 

Tot slot verwijst de professional de ouder naar een kindercentrum naar keuze van de ouder als de professional van mening is dat een kindregeling ingezet moet worden.

 

Artikel 5. Overige verplichtingen ouder

De ouder dient – wanneer hij gebruik wil maken van een kindplek - een verklaring te ondertekenen waarin hij aangeeft dat er geen aanspraak gemaakt kan worden op kinderopvangtoeslag. Het kindercentrum waar de ouder zich toe gewend heeft voor plaatsing van het kind reikt het betreffende formulier uit en neemt dit ook weer in. Het kindercentrum dient deze verklaring bij de aanvraag vervolgens weer te overleggen. Een andere verplichting van de ouder is om een plaatsingscontract aan te gaan met het kindercentrum daar waar het kind geplaatst wordt.

 

Artikel 6. Subsidieaanvraag

De verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer volgt het subsidieproces zoals dat is geregeld in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat de subsidiëring van kindplekken geschiedt middels twee op aanvraag te nemen beschikkingen: de beschikking tot subsidieverlening en de beschikking tot subsidievaststelling.

 

Het college is als orgaan bevoegd om besluiten te nemen op subsidieaanvragen die op grond van deze verordeningen door kindercentra en gastouderbureaus worden ingediend.

 

De subsidie dient via een door het college vastgesteld formulier aangevraagd te worden. Dit kan zowel een papieren formulier als een digitaal formulier zijn. Het streven is om per 1 januari 2017 een digitale subsidieaanvraag te kunnen doen middels een daartoe ontwikkeld elektronisch systeem of “webtool”.

 

Het kindercentrum of het gastouderbureau dient voor 1 januari de subsidieaanvraag in te dienen voor het volgende kalenderjaar. De subsidieaanvraag is gebaseerd op enerzijds de ervaringen van het huidige jaar, namelijk de reeds bezette kindplekken per 1 oktober van het lopende kalenderjaar uitgesplitst naar aantallen, namen van kinderen en type kindregeling en anderzijds dient het kindercentrum een inschatting te maken van het aantal meer of minder af te nemen kindplekken in het subsidiejaar uitgesplitst naar type kindregeling met een onderbouwing daarvan. Hierbij dient het kindercentrum actuele ontwikkelingen mee te nemen, zoals een sluiting of opening van een locatie of groep maar ook het aantal aan- of afmeldingen. Ook dient een financiële onderbouwing aangeleverd te worden van het aangevraagde subsidiebedrag in de vorm van een begroting.

Het college behoudt zich daarnaast de mogelijkheid voor om overige gegevens op de vragen die nodig zijn om een besluit te kunnen nemen op de subsidieaanvraag bijv. liquiditeit van het kindercentrum.

 

Er wordt gewerkt met een zogenaamde “bulk”-subsidieaanvraag en op deze bulk wordt ook de subsidieverlening toegepast. Wanneer voor ieder kind een aparte subsidieaanvraag gedaan moest worden en dit apart beschikt, bevoorschot en vastgesteld zou moeten worden, dan dit zeer arbeidsintensief zijn voor zowel de kindercentra en gastouderbureaus als voor de gemeente. Wanneer zich de situatie voordoet dat er een extra kindplek nodig is die niet is verdisconteerd in de verleningsbeschikking op basis van het aantal geschatte kindplekken gedurende het subsidietijdvak, dan moet het kindercentrum of het gastouderbureau een afzonderlijke subsidieaanvraag indienen voor die extra kindplek. Deze aanvraag volgt dan de in de verordening omschreven procedure. Bij honorering van de aanvraag is het college bevoegd de reeds genomen subsidieverleningsbeschikking in het voordeel van de aanvrager te wijzigen, zodat de subsidievaststelling na het einde van het subsidietijdvak kan plaatsvinden overeenkomstig de gewijzigde verleningsbeschikking (zie ook artikel 7 lid 7). Bij tussentijdse wijziging van de verleningsbeschikking in het voordeel van de subsidieontvanger vindt eveneens 100% bevoorschotting plaats van de extra te subsidiëren kindplek.

 

Artikel 7. Subsidieverlening

De subsidieverlening is het besluit waarbij subsidie wordt toegekend voor bepaalde, vaak toekomstige activiteiten. De betekenis ervan is, dat de aanvrager een rechtens afdwingbare, voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen krijgt, mits hij de gesubsidieerde activiteiten daadwerkelijk uitvoert en hij zich houdt aan andere opgelegde verplichtingen. Het college gaat hiermee een financiële verplichting aan, waar het in principe niet op terug kan komen, behoudens de in de Awb vermelde gronden.

 

In de verordening is er voor gekozen de subsidie te verlenen op basis van het werkelijke aantal bezette kindplekken op de peildatum 1 oktober, voorafgaande aan het subsidiejaar, te vermeerderen met het in de subsidieaanvraag vermelde geschatte aantal extra af te nemen kindplekken in dat jaar, onderbouwd en uitgesplist naar type kindregeling (zie ook artikel 6).

 

Uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de subsidieaanvraag wordt er een besluit genomen, waarbij een mogelijkheid tot verdaging van maximaal vier weken geldt. De beslistermijn wordt opgeschort als er professional moet worden ingeschakeld zoals omschreven in artikel 4.

 

De te verlenen subsidie wordt berekend aan de hand van een aantal elementen:

  • -

    eerst wordt bekeken voor welke kindregeling subsidie wordt aangevraagd en of de ouder wel of niet aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag. Ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag wiens kind VVE-geïndiceerd is kunnen via het kindercentrum 7 VVE-uren volledig vergoed krijgen. Over de eerste 7 uur wordt het verschil tussen het maximum uurtarief en VVE-tarief ook betaald door de gemeente. Op deze wijze worden ouders gestimuleerd om werk te aanvaarden conform de uitgangspunten werk gaat voor.

  • -

    vervolgens wordt bekeken wat het maximum uurtarief voor de kindregeling is. Uitgangspunt is dat dit het maximum uurtarief is. Voor de VVE en peuterspelen geldt een hoger tarief. Bij VVE is tevens van belang om te weten of het kindercentrum VVE-geregistreerd is of dat hiervan geen sprake is;

  • -

    tot slot wordt de te verlenen subsidie omgerekend naar een maximale openstelling bij een regulier kindercentrum. Voor peuterspelen en VVE geldt een maximale openstelling van respectievelijk 40 en 46 weken en voor de SMI en opvang bij re-integratie geldt een maximale openstelling van 52 weken.

 

De gemeente vergoedt in beginsel niet het mogelijke verschil tussen de uurprijs dat het kindercentrum hanteert en de vergoeding van de belastingdienst. In specifieke gevallen, bijvoorbeeld SMI beslist de gezinscoach of er bovenop de maximum uurprijs een extra subsidie wordt verstrekt ter hoogte van het uurtarief van een betreffend kindercentrum. Beoordeling vindt plaats op basis van de uitgangspunten kindregelingen.

 

De ouder krijgt bericht van het college of en wanneer het kind geplaatst kan worden. In dit bericht kan het college de ouder ook wijzen op de verplichting van het verrichten van wederkerigheid.

 

Bij honorering van de aanvraag voor extra kindplekken als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, is het college bevoegd de reeds genomen subsidieverleningsbeschikking in het voordeel van de aanvrager te wijzigen, zodat de subsidievaststelling na het einde van het subsidietijdvak kan plaatsvinden overeenkomstig de gewijzigde verleningsbeschikking.

 

Artikel 8. Tussentijdse melding kindplekken

De subsidieontvanger is verplicht tijdens het subsidietijdvak melding te maken bij het college van kindplekken die tussentijds vrijkomen en van nieuwe verzoeken van ouders om daarvoor in aanmerking te komen. Het betrokken kindercentrum of gastouderbureau ontvangt in het laatste geval na melding bericht van het college of het kind in kwestie volgens de voorwaarden van de verordening in aanmerking komt voor een gesubsidieerde kindplek. Hier volgt geen aparte subsidiebeschikking op, indien de subsidie voor de betreffende kindplek al is verdisconteerd in de reeds verleende subsidie op basis van het geschatte aantal nieuwe kindplekken. Deze kindplek maakt dan ook deel uit van de uiteindelijke subsidievaststelling.

 

Artikel 9. Bevoorschotting

Bij de subsidieverstrekking wordt gewerkt met voorschotten voor de kindercentra bij peuterspelen, VVE, SMI en reguliere opvang bij re-integratie. Er vindt bij de verlening van de subsidie 100% bevoorschotting plaats op basis van deze werkelijke en geschatte aantallen.

Bij tussentijdse wijziging van de verleningsbeschikking als bedoeld in artikel 6 vijfde lid en artikel 7 zevende lid vindt in het voordeel van de subsidieontvanger eveneens 100% bevoorschotting plaats van de extra te subsidiëren kindplek.

 

Artikel 10. Weigeringsgronden

Het college heeft de bevoegdheid om de subsidie te weigeren als:

  • -

    er een andere mogelijkheid is dat de ouder de opvang regelt waarbij hij bijvoorbeeld familie, vrienden, kennissen of buren kan inzetten. Er is dan geen noodzaak dat de gemeente een kindplek subsidieert.

  • -

    de ouder in aanmerking komt of kan komen voor kinderopvangtoeslag is evenmin noodzaak tot subsidiëring van de kindplek door de gemeente. Dit geldt niet voor zogenaamde doelgroepouders zoals neergelegd in artikel 1,6 lid 1 sub c, e of j van de Wet Kinderopvang. Deze ouders kunnen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag, maar volgen vanuit de Participatiewet een re-integratietraject of studie. De gemeente betaalt voor deze ouders de eigen bijdrage die voortvloeit uit de laagste trede van de kinderopvangtoeslagtabel.

  • -

    er sprake is van andere (wettelijke) voorliggende voorzieningen waarop een beroep gedaan wordt of kan worden, dan is er ook geen noodzaak dat de gemeente de kindplek subsidieert.

Door de bepaling niet dwingend te formuleren, maar door een ‘kan’ bepaling op te nemen, behoudt het college zich het recht voor om in bijzondere situaties toch een kindplek te subsidiëren.

 

Artikel 11. Voorwaarden Peuterspelen

Om voor subsidiëring op grond van de kindregeling peuterspelen in aanmerking te komen, geldt een aantal voorwaarden. Zo moet de opvang aangevraagd worden voor een peuter. Dit zijn dus kinderen van 2 en 3 jaar. Zodra het kind de leeftijd van 4 jaar bereikt, eindigt de subsidiëring op grond van de kindregeling peuterspelen. Verder dient de opvang in een LRKP-geregistreerd kindercentrum plaats te vinden. Het is niet mogelijk om peuterspelen bij gastouders te laten plaatsvinden.

 

Artikel 12. Voorwaarden Voor- en Vroegschoolse Educatie

Om voor subsidiëring op grond van de kindregeling Voor en Vroegschoolse Educatie (VVE) in aanmerking te komen, geldt een aantal voorwaarden. VVE wordt toegekend zodra een kind afkomstig is uit een risicosituatie waarbij het extra steun en stimulans nodig heeft om een eventuele (ontwikkelings)achterstand te een minimum te beperken. De VVE-kindplek is erop gericht om deze achterstand te verminderen en liefst in het geheel teniet te doen. Op een VVE-geregistreerde locatie zijn hoger opgeleide pedagogisch medewerkers werkzaam en zij dienen aan hogere taal- en leesvaardigheidseisen te voldoen. De GGD controleert alle locaties waaronder ook de VVE-locaties. Alle locaties die VVE kinderen opvangen dienen mee te werken aan de stedelijke VVE-monitor om zo de resultaten van VVE kinderen in beeld te brengen. De VVE-middelen zijn geoormerkt en de uitgaven dienen aan rijksvoorwaarden te voldoen.

 

De GGD is in Deventer aangewezen om inspecties uit te voeren op basis van wettelijke eisen en verordening. De Onderwijsinspectie voert enkel signaalgestuurd toezicht uit. Indien er uit de Onderwijsinspectie tekortkomingen worden geconstateerd zal zij dit rapporteren aan de gemeente. Hierop zal de GGD verzocht worden om een inspectie te verzorgen. Op basis van de inspectie GGD kan handhaving plaatsvinden.

 

Kindercentra ontvangen voor het plaatsen van VVE kinderen het maximum uurtarief. Indien het kindercentrum voldoet aan de verhoogde voorwaarden zoals vermeld in artikel 1 en dit is aangetroffen tijdens de GGD-inspectie dan komen zij in aanmerking voor een verhoogde VVE-toelage en vindt op basis van de GGD-rapportage registratie plaats als VVE-erkende locatie in het LRKP.

 

Indien de verhoogde VVE-kwaliteit op een VVE-kindcentrum niet door de GGD wordt aangetroffen ontvangen de VVE-kinderen dus geen verhoogde VVE-kwaliteit en komt het VVE-kindercentrum niet in aanmerking voor een VVE-toeslag voor de geleverde uren en vindt terugvordering plaats. De kwaliteit is immers niet geleverd.

 

Artikel 13: Voorwaarden Sociaal Medische Indicatie

Om voor subsidiëring op grond van de kindregeling Sociaal Medische Indicatie (SMI) in aanmerking te komen geldt een aantal voorwaarden. SMI kan worden toegekend als er sprake is van een sociaal en/of medische indicatie. Deze indicatie kan bij het kind, maar ook bij de ouder aanwezig zijn. Er kan sprake zijn van geestelijke of fysieke beperkingen, maar er kan ook sprake zijn van een onveilige gezinssituatie. Zeker in situaties waarin sprake lijkt te zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld richting de andere ouder, kan het verstandig zijn om het kind te laten opvangen in een LRKP-geregistreerd kindercentrum of gastouder. Ook in geval van crisissituaties waarin tijdelijke opvang noodzakelijk is voor het kind, dan kan dit via een SMI geregeld worden.

Mocht een arts of instelling van oordeel zijn dat het voor de veiligheid of gezondheid van een kind beter is dat er opvang nodig is, dan zal hier middels een SMI voor gezorgd kunnen worden. Bij dergelijke problematiek is altijd een professional (veelal een gezinscoach) betrokken om het gezin te begeleiden. De gezinscoach geeft de indicatie voor een SMI af. Andere professionals verwijzen bij vermoeden dat een SMI nodig is naar de gezinscoach. De gezinscoach legt afspraken vast in een plan van aanpak. Hieruit blijkt wie op welke termijn actie onderneemt om de geconstateerde knelpunten bij ouder of kind op te lossen. De geboden opvang dient namelijk tijdelijk van aard te zijn, zodat de ouder al dan niet met hulp van de gezinscoach of een andere professional ervoor zorgt dat hij na een bepaalde tijd zelf weer voor het kind kan zorgen.

 

Artikel 14. Voorwaarden reguliere opvang bij re-integratie

Om voor subsidiëring van de kindregeling reguliere opvang bij re-integratie in aanmerking te komen dient sprake te zijn van een zogenaamde doelgroepouder zoals omschreven in artikel 1.6 lid 1 sub c, e of j van de Wko. De trajectconsulent van Deventer Werktalent stelt met de ouder een plan van aanpak op in het kader van diens re-integratie. Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kan hier onderdeel van uitmaken.

 

Artikel 15. Subsidievaststelling

De subsidievaststelling is het besluit waarbij, na het afleggen van rekening en verantwoording door de subsidieontvanger, de aanspraak op subsidie definitief wordt vastgesteld en het recht op betaling van de subsidie ontstaat. Omdat pas bij de subsidievaststelling het recht op betaling ontstaat kunnen vooruitlopend daarop, na de subsidieverlening, voorschotten worden betaald. Voorschotten lopen dus juridisch gezien vooruit op het recht op betaling. De subsidievaststelling vindt plaats overeenkomstig de subsidieverlening, waarbij de betaling plaatsvindt onder verrekening van reeds betaalde voorschotten.

 

Het kindercentrum of gastouderbureau dient uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot het vaststellen van de subsidie in, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is vermeld. Bij subsidieverleningen van € 100.000,- of meer wordt van het kindercentrum verwacht dat er een controleverklaring van de accountant wordt overgelegd. Soms is deze accountsverklaring al aanwezig bij de gemeente in verband met de subsidievaststelling betreffende de subsidiering van reguliere werkzaamheden (waar de kinderopvang binnen valt) van een instelling. In dat geval hoeft geen aparte controleverklaring ingediend te worden.

  

De subsidievaststelling vindt vervolgens na afloop van het subsidiejaar plaats op basis van het daadwerkelijke aantal afgenomen uren kinderopvang in het betreffende jaar en het daarvoor geldende tarief. Indien de subsidievaststelling daartoe aanleiding geeft dan kan wel terugvordering van te veel betaalde subsidie plaatsvinden.

 

Artikel 16. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Het kindercentrum of het gastouderbureau dient met de ouder een plaatsingscontract aan te gaan waarin afspraken worden de gemaakt die verband houden met de plaatsing van het kind op een kindplek.

 

Artikel 17. Nieuwe feiten en omstandigheden

Als zich nieuwe feiten en omstandigheden voordoen die maken dat er geen recht meer zou bestaan op een kindregeling, dan ligt de verantwoordelijkheid om hier melding van de maken bij zowel de subsidieontvanger (het kindercentrum of gastouderbureau).

De verleende subsidie zal dan herzien of ingetrokken worden en een eventueel teveel ontvangen subsidie zal teruggevorderd kunnen worden door het college. Dit kan spelen in de volgende gevallen voor zover en indien:

  • a.

    niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de subsidieontvanger zijn registratie in het LRKP verliest;

  • b.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer er toch sprake blijkt te zijn of reeds gebruik wordt gemaakt van een voorliggende voorziening zoals kinderopvangtoeslag.

  • c.

    de ouder of het kind niet langer op de kindregeling is aangewezen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de ouder of beide ouders (in geval van een scheiding) buiten Deventer gaan wonen, het kind de maximale leeftijd van 4 jaar (peuterspelen, VVE) of 12 jaar (SMI, opvang bij re-integratie) heeft bereikt of als de ouder gaat werken en daarmee kinderopvangtoeslag kan aanvragen.

 

Artikel 18. Nadere regels en hardheidsclausule

In nadere regels kunnen onderwerpen uit de verordening nader worden uitgewerkt. Dit artikel biedt daartoe de delegatiebevoegdheid.

Vooral binnen de kindregeling SMI gaat het om het verrichten van maatwerk. Ondanks maatwerk impliceert dat er een zorgvuldige afweging is gemaakt, beoordeelt het college uiteindelijk toch in bijzondere gevallen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule. Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid terzake niet aangepast zou moeten worden.

 

Artikel 19. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

Onder de nieuwe verordening zijn kindercentra en gastouderbureaus de aanvrager van de subsidie voor een kindregeling. Onder de oude Verordening Wet Kinderopvang gemeente Deventer (SMI en re-integratie) waren de ouders degenen die aanspraak maakten op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang en bedragen uitbetaald kregen. Daarom is opgenomen dat de ouder recht houdt op tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van de ‘oude’ verordening totdat het college een nieuw besluit heeft genomen op grond van de ‘nieuwe’ verordening.

Voor 2017 geldt overgangsrecht ten aanzien van tarieven peuterspelen en VVE en geldt een uitgestelde aanvraagtermijn.

 

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

De citeertitel geeft aan onder welke benaming deze verordening kan worden aangehaald. Het vermelde jaartal geeft het jaar van vaststelling aan, niet de geldingsduur. Deze is in beginsel onbeperkt vanaf de datum van inwerkingtreding (na bekendmaking) tot het moment van vaststelling van een nieuwe verordening die deze vervangt.