Regeling vervallen per 29-10-2010

Verordening kinderopvang gemeente Deventer 2000

Geldend van 05-11-2004 t/m 28-10-2010

Intitulé

Verordening kinderopvang gemeente Deventer 2000

(art 149 Gemeentewet, art. 20 Welzijnswet 1994)

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels wordt verstaan onder:

  • a

    Burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Deventer.

  • b

    Vervallen

  • c

    Kindercentrum: een ruimtelijke voorziening voor kinderopvang buiten een gezins-situatie, alsmede kinderopvang binnen een gezinssituatie indien de opvang betrekking heeft op meer dan vier kinderen gelijktijdig uit meerdere huishoudens.

  • d

    Vervallen

  • e

    Vervalen

  • f

    Peuterspeelzaal: een kindercentrum voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen; een voorziening die op werkdagen niet meer dan vier uur aaneengesloten geopend is.

  • g

    Vervallen

  • h

    Vervallen

  • i

    Vervallen

  • j

    Functionaris:

    1. in een kindercentrum werkzame persoon, niet zijnde een vrijwilliger, die werkzaamheden verricht, opgenomen in de voor kindercentra geldende CAO, en die over de voor die werk-zaamheden benodigde opleiding beschikt;

    2 in een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de bemiddeling van gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op grond van de voor de kinderopvang geldende CAO benodigde opleiding heeft.

  • k

    Houder: een natuurlijke of rechtspersoon die een kindercentrum of gastouderbureau in stand houdt.

  • l

    NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgestelde norm.

  • m

    Begeleider: de in een kindercentrum werkzame persoon die anders dan de functionaris belast is met het bieden van verzorging, opvoeding en begeleiding aan kinderen.

  • n

    Deskundige: een persoon met een afgeronde opleiding HBO-Verpleegkunde of een daarmee vergelijkbare opleiding en aantoonbare ervaring op het gebied van de jeugdgezondheidszorg.

  • o

    Keurmerk: een door de GGD af te geven kwaliteitsverklaring.

Artikel 2 Vergunningplicht

  • 1 Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een kindercentrum open te stellen of te houden.

  • 2 Vervallen.

  • 3 Bij de aanvraag om een vergunning moeten de door burgemeester en wethouders verlangde gegevens worden overlegd.

  • 4 Bij de aanvraag om een vergunning voor een kindercentrum moet een visitatierapport of keurmerk (als bedoeld onder artikel 1 onder o) van een deskundige (als bedoeld onder artikel 1 onder n) van de GGD worden overlegd, inhoudende dat door het kindercentrum voldaan wordt aan de eisen van kwaliteit zoals genoemd in deze verordening. De kosten voor de (gebruikers)-vergunning zijn voor rekening van de aanvrager.

Artikel 3 Weigering en ontheffing

  • 1 Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning indien niet wordt voldaan aan de kwaliteitsregels die in hoofdstuk 2 van deze verordening worden gesteld.

  • 2 In afwijking van lid 1 zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de voorschriften in artikel 19 en de op artikel 13 gebaseerde nadere regels.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1 Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5 Behandeling aanvragen

  • 1 Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.

  • 2 Een ieder kan zijn zienswijze over de aanvraag naar voren brengen.

Artikel 6 Bouwverordening

  • 1 Gelijktijdig met de aanvraag om een vergunning voor een kindercentrum, dient een gebruiksvergunning bij de gemeentelijke Brandweer, middels een daarvoor bedoeld standaardformulier aangevraagd te worden. De kosten voor de gebruikersvergunning zijn voor rekening van de aanvrager.

  • 2 Een vergunning voor een kindercentrum wordt niet verleend, voordat een gebruiksvergunning van de Brandweer op grond van de “Bouwverordening gemeente Deventer” kan worden overlegd.

Artikel 7 Termijnen

  • 1 Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning of op een verzoek tot ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 8 Aanhouding

  • 1 Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan, totdat zij een beslissing hebben genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Woningwet, en de bepalingen van de “Bouwverordening gemeente Deventer”.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in artikel 7 nemen burgemeester en wethouders, voor zover de aanhouding bedoeld in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 7 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 7 bedoelde termijnen.

Artikel 9 Duur van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing wordt verleend voor maximaal vijf jaar.

Artikel 10 Inhoud van de vergunning

  • 1 In de vergunning worden tenminste vermeld:

    • a

      naam van de houder;

    • b

      het soort voorziening;

    • c

      het aantal uren dat de voorziening is geopend;

    • d

      de plaatselijke aanduiding van het perceel dan wel de percelen waarin de voorzieningen voor kinderopvang zijn gevestigd;

    • e

      de ligging en de oppervlakte van de lokaliteiten, waarin de kinderen verblijven;

    • f

      het aantal kinderen, naar leeftijd uitgesplitst, dat per dagdeel maximaal aanwezig kan zijn;

    • g

      het maximum aantal groepen;

    • h

      het minimum aantal functionarissen;

    • i

      de eventuele ontheffingen.

  • 2 Vervallen.

Artikel 11 Verplichtingen van de houder

  • 1 De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.

  • 2 De houder is verplicht aan burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.

  • 3 De houder is voorts verplicht om bij wijziging van de gegevens die zijn verstrekt bij de vergunningaanvraag daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 4 De vergunninghouder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in het kindercentrum of gastouderbureau op te hangen.

  • 5 Het kindercentrum overlegt aan burgemeester en wethouders eenmaal per drie jaar (t.b.v. peuterspeelzalen) een visitatierapport of keurmerk (als bedoeld onder artikel 1 onder o) afgegeven door een deskundige (als bedoeld onder artikel 1 onder n) van de GGD over de naleving van de eisen van kwaliteit zoals genoemd in deze verordening.

Artikel 12 Intrekken of wijzigen van vergunning of ontheffing

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

    • a

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;

    • c

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

    • d

      indien binnen de termijn van één jaar geen gebruik van de vergunning wordt gemaakt;

    • e

      indien de houder dit verzoekt.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een kindercentrum of een gastouderbureau gelasten, indien naar hun oordeel dringende omstandig-heden die niet uit deze verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 2 KWALITEITSREGELS

Paragraaf 1 Regels voor alle vormen van kinderopvang

Artikel 13 Nadere regels

  • 1 Het kindercentrum dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke inrichting te hebben.

  • 2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen waaraan het kindercentrum, de houder en de in het kindercentrum werkzame functionarissen en begeleiders moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:

    • a

      de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

    • b

      de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van het kindercentrum voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor de kinderopvang en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

    • c

      de aan functionarissen en begeleiders te stellen gezondheidseisen;

    • d

      de aanwezigheid van gegevens in het kindercentrum.

Artikel 14 Invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van de houder

De houder zorgt dat de invloed van functionarissen en begeleiders op het beleid van de houder gewaarborgd is.

Artikel 15 Informatie aan ouders/verzorgers

De houder van een kindercentrum informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:

  • a

    het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid en het kwaliteitsbeleid en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 17, derde lid;

  • b

    de wijze waarop klachten worden behandeld;

  • c

    de wijze waarop de inspraak is geregeld;

  • d

    de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden;

  • e

    afspraken t.a.v. hygiëne en infectieziekten.

Artikel 16 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering

  • 1 De houder van een kindercentrum moet ten behoeve van in het kindercentrum aanwezige functionaris-sen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

  • 2 Vervallen.

Paragraaf 2 Specifieke regels voor kindercentra

Artikel 17 Groepsgrootte en aantallen functionarissen

  • 1 Iedere peutergroep omvat gelijktijdig ten hoogste 15 kinderen per dagdeel.

  • 2 Op iedere peutergroep wordt één betaalde functionaris en een hulpleidster (vrijwilliger, stagiaire)

Artikel 18 Verblijfsruimte kindercentra

  • 1 Per groep is een ruimte beschikbaar die per kind drie vierkante meter netto speel-/werkoppervlak bevat, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 2 Er is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal vier vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 3 Vervallen.

Artikel 19 Voorkoming verspreiding infectieziekten

  • 1 Het is aan de houder, dan wel aan degene die met de dagelijkse leiding is belast, verboden:

    • a

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziek- ten en opsporing ziekteoorzaken, aanwezig is;

    • b

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.

  • 2 Van het in het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat de kans op overbrenging van een infectie-ziekte is uitgesloten.

  • 3 De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

Paragraaf 3 Specifieke regels voor gastouderopvang

Artikel 20 Vervallen

Paragraaf 4 Uitzonderingen voor peuterspeelzalen

Artikel 21 Aantallen functionarissen per groep in een peuterspeelzaal

In afwijking van artikel 17 kunnen bij hoge uitzondering de groepen uit maximaal 20 kinderen bestaan en onder leiding staan van een functionaris en een begeleider.

Artikel 22 Vervallen

HOOFDSTUK 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 23 Strafbepaling

Overtreding van artikel 2 en 11 en van de kwaliteitsregels in hoofdstuk 2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak.

Artikel 24 Toezicht en opsporing

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

  • 2 De opsporing van de in artikel 23 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 25 Controle

Burgemeester en wethouders controleren ten minste eenmaal per jaar de houders op naleving van de verordening.

Artikel 26 Overgangsbepaling

  • 1 Vergunningen en ontheffingen, die zijn verleend onder de werking van de “Verordening Kinderopvang Gemeente Deventer 1990” blijven tot 31 december 2000 van kracht.

  • 2 Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop de “Verordening Kinderopvang Gemeente Deventer 1999” toegepast.

Artikel 27 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na die waarop zij is afgekondigd.

  • 2 De “Verordening Kinderopvang Gemeente Deventer 1990”, vastgesteld bij besluit van 25 februari 1991, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 1993, wordt ingetrokken op de in het eerste lid bedoelde datum, met dien verstande dat de verordening gedurende één jaar onverkort van kracht blijft ten aanzien van kindercentra en gastouderbureaus die een op deze verordening gebaseerde vergunning hebben.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening kinderopvang gemeente Deventer 2000”.