Reïntegratie verordening gemeente Diemen

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Reïntegratieverordening gemeente Diemen

[na wijziging door Wijzigingsverordening Wwb gemeente Diemen per 1 januari 2012]

De Raad van de gemeente Diemen

  • ·

    gezien het advies van de Commissie Sociale Infrastructuur

  • ·

    gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 januari 2004

  • ·

    gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

  • ·

    overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening te regelen op welke wijze invulling wordt gegeven aan de opdracht ondersteuning te bieden bij reïntegratie van personen die algemene bijstand ontvangt;

  • ·

    besluit vast te stellen de volgende:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • 1.

      de wet: de Wet werk en bijstand, hierna te noemen WWB;

    • 2.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • 3.

      uitkeringsgerechtigde: een persoon die een uitkering heeft in het kader van de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ, in de leeftijd van 18 tot 65 jaar;

    • 4.

      niet-uitkeringsgerechtigde (nugger): een persoon van en 18 jaar en ouder en jonger dan 65 jaar, die als werkloze werkzoekende staat geregistreerd bij de Centrale organisatie voor Werk en Inkomen en die geen recht heeft op een uitkering op grond van deze wet of de Werkloosheidswet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Toeslagenwet, de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria, dan wel op grond van een regeling, die met deze wetten naar aard en strekking overeenstemt;

    • 5.

      belanghebbende: de in sub c en d genoemde persoon en diegene, die een uitkering in het kader van de Algemene nabestaandenwet ontvangt, wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

    • 6.

      voorziening: een instrument binnen een reïntegratietraject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;

    • 7.

      algemeen geaccepteerde arbeid: arbeid die algemeen maatschappelijk aanvaard is;

    • 8.

      vrijstelling: de ontheffing van een verplichting, verbonden aan de bijstand;

    • 9.

      reïntegratietraject: het geheel aan begeleiding en voorzieningen op arbeidsinschakeling;

    • 10.

      trajectplan: een plan opgesteld, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces;

    • 11.

      Werkaanvaarding premie: een financiële vergoeding voor het aanvaarden van arbeid;

    • 12.

      Termijn van duurzaamheid: periode waarin belanghebbende door het aanvaarden van een arbeidsovereenkomst rechten op een voorliggende voorziening opbouwt.

Artikel 2 Verantwoording en opdracht

  • 1. Het college draagt zorg voor de reïntegratie van belanghebbenden.

    jaarlijks stelt het college beleidsregels vast, waarin wordt aangegeven:

    • 1.

      de doelstelling;

    • 2.

      de doelgroep of doelgroepen;

    • 3.

      de voorzieningen;

    • 4.

      het beschikbare budget, zowel per doelgroep als in totaal, dat voor de doelstelling beschikbaar is.

  • 2. in het jaar volgend op de looptijd van de beleidsregels doet het college verslag aan de raad van de resultaten.

  • 3. de beleidsregels maken deel uit van het afdelingsplan van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg.

Hoofdstuk 2 Rechten en plichten

Artikel 3 Vrijstelling

  • 1. naar oordeel van het college kunnen personen genoemd in artikel 1 sub c tijdelijk worden vrijgesteld van een of meerdere van de (reïntegratie)verplichtingen verbonden aan het recht op uitkering;

  • 2. na maximaal een jaar zal de tijdelijke vrijstelling opnieuw beoordeeld worden, tenzij een door het college aangevraagd advies anders bepaalt.

Artikel 4 Voorzieningen

Het college stelt voorzieningen beschikbaar, die belanghebbende in staat stelt om deel te nemen aan het reïntegratietraject.

  • 1.

    de voorzieningen die worden ingezet, moeten noodzakelijk zijn voor de reïntegratie van belanghebbende naar deelname aan het maatschappelijke verkeer of betaalde arbeid;

  • 2.

    de noodzakelijkheid wordt door het college bepaald.

Artikel 5 Subsidieplafonds

Het college kan een plafond instellen voor o.a. de hoogte van de voorziening en het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Artikel 6 Verplichtingen en trajectplan

  • 1. Belanghebbende is verplicht om een door het college aangeboden reïntegratietraject, ongeacht of het initiatief van belanghebbende is uitgegaan, te volgen en wel op zodanige wijze dat uitstroom naar regulier betaalde arbeid kan plaatsvinden;

  • 2. Indien het reïntegratietraject vroegtijdig wordt beëindigd danwel indien de uitstroom naar betaalde arbeid wordt belemmerd en zulks te wijten is aan handelen of het nalaten ervan door belanghebbende, dan kan dit leiden tot:

    • 1.

      afstemming van het recht op uitkering. Het gestelde in de Afstemmingsverordening van de gemeente Diemen is in deze situatie van toepassing;

    • 2.

      het instellen van een vordering op belanghebbende van de reeds gemaakte en nog verschuldigde kosten, voor zover deze althans door het college aan derden betaald worden.

    • 3.

      de afspraken en verplichtingen worden vastgelegd in een trajectplan dat door het college, belanghebbende en het reïntegratie bedrijf wordt ondertekend;

    • 4.

      naar oordeel van het college worden de afspraken gemaakt in het trajectplan na het afsluiten van elke fase tussentijds geëvalueerd;

    • 5.

      indien noodzakelijk kan na evaluatie het trajectplan worden bijgesteld of stopgezet.

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In beleidsregels worden vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • 1.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de wet niet nakomt;

    • 2.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • 3.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • 4.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4. Door middel van beleidsregels kan het college ten aanzien van de voorzieningen, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • 1.

      De voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • 2.

      De weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • 3.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    • 4.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • 5.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • 6.

      het vragen van een eigen bijdrage

    • 7.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 8 Premies

  • 1. Het college kan aan personen een activeringspremie toekennen.

  • 2. Deze premie wordt verstrekt in de volgende gevallen:

    • 1.

      Het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, niet zijnde gesubsidieerde arbeid;

    • 2.

      Het aanvaarden van gesubsidieerde arbeid;

    • 3.

      Het deelnemen aan sociale activering;

    • 4.

      Het met goed gevolg afronden van scholing;

  • 3. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels over de doelgroepen en de hoogte van de premies.

Hoofdstuk 3 Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012.

Artikel 8a Afwijkende bepalingen voor jongeren

In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • a.

    onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • b.

    de voorzieningen bedoeld in artikel 31, lid 2 sub j en k.

Artikel 8b Verlening uitsluitend recht tot uitvoering van voorzieningen

Het College is bevoegd een uitsluitend recht als bedoeld in artikel 17 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten te verlenen met betrekking tot het uitvoeren van één of meer voorzieningen door een aanbestedende dienst.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 9 Bevoegdheid

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 10 Onvoorziene omstandigheden

Indien zich omstandigheden voordoen die bij het opstellen van de verordening niet waren voorzien, neemt het college een beslissing.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Reïntegratieverordening gemeente Diemen”

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na 1 maart 2004.

  • 2. Bij het inwerking treden van deze verordening vervalt de verordening op de verstrekking van uitstroompremies en werkaanvaardingssubsidies.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad voornoemd in zijn openbare vergadering van ......
de griffier,
de voorzitter

Toelichting bij de verordening Algemeen

Inleiding

Volgens de WWB krijgen B en W de opdracht voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, nuggers en Anw-ers. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld.

De basis voor de verordening is neergelegd in de artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid van de Wet werk en bijstand:

Citaat:

Artikel 8 lid 1 onder a:

De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 8 lid 2:

De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor de verschillende doelgroepen daarbinnen, en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.

Artikel 10 lid 1en 2:

1.Personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, behoren.

Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden:

  • ·

    De aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente;

  • ·

    het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen;

  • ·

    het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken;

  • ·

    De beschikbaarheid van financiële middelen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand. Waar dat mogelijk is, kan de gemeente via de begripsbepalingen eigen accenten leggen.

Artikel 2 - Verantwoording en opdracht

In dit artikel is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Tevens biedt dit artikel de mogelijkheid om aan het college specifieke opdrachten mee te geven. Een voorbeeld kan zijn een speciale opdracht om uitstroom uit bestaande gesubsidieerde arbeid te stimuleren. In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, kan de gemeente aangeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.

De gemeente moet evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen besteden, en daarbij rekening houden met de combinatie arbeid en zorg. In de beleidsregels, maar met name in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.

Het college geeft de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

De WWB vraagt aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsregels en uitvoeringsbesluiten.

Het artikel geeft aan dat de het college jaarlijks beleidsregels vaststelt. De gemeenteraad geeft bij deze verordening aan welke specifieke beleidsonderwerpen in de beleidsregels aan de orde dienen te komen.

Onderdeel b. biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering Verslag Over De Uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Het ligt voor de hand dat bij de vormgeving van het verslag op grond van deze verordening wordt aangesloten bij de inhoud van het VODU.

De cliëntenraad wordt overeenkomstig de bepalingen van de verordening cliëntenparticipatie betrokken bij de vaststelling van en de verantwoording over het beleid.

Artikel 3 - Vrijstelling

Dit behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 4 - Voorzieningen

Het artikel geeft het college de algemene bevoegdheid om voorzieningen in te stellen. De noodzakelijkheid van de voorziening voor de reïntegratie wordt door het College bepaald.

Artikel 5 - Subsidieplafonds

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in de beleidsregels gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidieplafonds instellen.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus is dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (artikel 4:27 lid 1 Awb).

Artikel 6 - Verplichtingen en trajectplan

In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Artikel 6 b.1. biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering als maatregel niet verlagen. Daarom is in artikel 6 b.2. de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

Artikel 7 - Algemene bepalingen over voorzieningen

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen. Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het reïntegratiebedrijf wordt verklaard dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.

Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten. De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de WWB.

Artikelen 8 - Premies

In de WWB is geregeld in art. 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een activeringspremie van maximaal € 1944 kan worden verstrekt. Deze premie is onbelast, en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen.

De gemeente kan haar premiebeleid afstemmen op de verschillende activiteiten die in het kader van activering verricht worden en daarbij de hoogte van de premie laten variëren. De gemeente kan ook besluiten bepaalde activiteiten in het geheel niet te premieren. Tenslotte kan de gemeente de premie afhankelijk maken van doelgroepen, zoals arbeidsgehandicapten, ouderen, jongeren, afstand tot de arbeidsmarkt etc.

De WWB regelt in art. 31 lid 2 sub k de maximale onkostenvergoedingen bij het verrichten van vrijwilligerswerk (€ 20 per week, met een maximum van € 720 per jaar). Ook deze zijn onbelast en werken niet door bij inkomensafhankelijke regelingen. Ook hier kan de gemeente variëren in hoogte.

Artikel 9 - Bevoegdheid

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 - Onvoorziene omstandigheden

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 - Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12 - Inwerkingtreding

In het kader van de gefaseerde invoering van de WWB hebben gemeenten tot 1 januari 2005 de tijd om de verordening vast te stellen. De aanspraak van artikel 10 WWB kan pas ‘te gelde’ worden gemaakt als de verordening is ingegaan.

Van belang is hierbij ook de Tijdelijke referendumwet. Er moet van worden uitgegaan dat de Reïntegratieverordening een op grond van artikel 8 eerste lid onder a TRW (Tijdelijke referendumwet) referendabel besluit is. Op grond van artikel 22 lid 2 TRW kan de inwerkingtreding van de Reïntegratieverordening niet worden vastgesteld op een datum eerder dan zes weken na bekendmaking. Uitgaande van een eerst mogelijke vaststelling van de verordening door de Gemeenteraad op 1 maart 2004, kan deze op zijn vroegst in werking treden op 12 april 2004

Tenslotte is in het Invoeringsbesluit WWB bepaald dat de reïntegratieverordening en de afstemmingsverordening op hetzelfde tijdstip in dienen te gaan.