Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening Parkeerbelastingen Diemen 2013

Geldend van 08-03-2013 t/m 31-12-2013 met terugwerkende kracht vanaf 07-03-2013

Intitulé

Verordening Parkeerbelasting Diemen 2013

De raad van de gemeente Diemen

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 januari 2013;

Gelet op artikel 225 en 234 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening Diemen 2013;

Besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2013 (hierna te noemen: Verordening parkeerbelastingen Diemen 2013)

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten van betaald parkeren met gebruik van een telefoon.

  • f.

    centraal register:het register van het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten bestemd voor de registratie van parkeerrechten.

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur dan wel door middel van belparkeren;

  • h.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord model ‘Diemen’ met een onderbord ‘dagkaarten toegestaan’. Bij het bord model ‘Diemen’kan geparkeerd worden door:

    • a.

      Houders van een vergunning

    • b.

      Houders van een dagkaart

  • i.

    parkeervergunning: door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen.

  • j.

    parkeerpas:een kunststof pas met een uniek kaartnummer en code, welke gekoppeld is aan de parkeergegevens van de parkeervergunninghouder.

  • k.

    parkeervergunninghouder:de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • l.

    natuurlijk persoon: een mens van vlees en bloed, dit in tegenstelling tot een rechtspersoon;

  • m.

    rechtspersoon: een juridische organisatievorm die zelfstandig aan het economisch verkeer kan deelnemen en waaraan door de artikelen 1, 2 of 3 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek rechtspersoonlijkheid wordt toegekend en welke is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • n.

    bezoekersvergunning: vergunning bestemd voor een huishouden, ten behoeve van bezoekers van dat huishouden die in aangewezen vergunningsgebieden kunnen parkeren.

  • o.

    bezoekerpas:pas voor de bewoner om bezoekers via kentekenparkeren door middel van aanmelding en afmelding van het kenteken te laten parkeren.

  • p.

    ambulante ontheffing voor mantelzorger: ontheffing bestemd voor mantelzorgontvanger

  • q.

    ambulante ontheffing voor zorgverlener: ontheffing bestemd voor ambulante zorgwerkzaamheden

  • r.

    zone:een gebied waar met de verleende parkeervergunning op een parkeerapparatuurplaats en/of belanghebbendenparkeerplaats mag worden geparkeerd zoals aangegeven in het Aanwijzingsbesluit of met toestemming van het college.

  • s.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen.

  • t.

    dagkaart:een bewijs (uit parkeerapparatuur, per internet, fysiek gemeentehuis), krachtens welk het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een betaald parkeerplaats en/of belanghebbendenplaats gedurende een aaneengesloten periode van minimaal 12 uur.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

    • 1.

      als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was. Niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

    • 2.

      als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

    • 3.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen;

    • 4.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften;

  • 2. De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij:

  • a. het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via de telefoon inloggen op de centrale computer;

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het lid 1 moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer;

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend;

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in artikel 2, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het motorvoertuig een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het motorvoertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college wijst de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uur zijn verstreken, kan het motorvoertuig naar een door in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 10 Kosten

  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a wordt vermeld in de bij deze verordening bijbehorende tarieventabel.

  • 2. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem worden vermeld in de bij deze verordening bijbehorende tarieventabel.

  • 3. De kosten voor de overbrenging overeenkomstig de wegsleepverordening van de gemeente Diemen worden vermeld in de bij deze verordening bijbehorende tarieventabel:

  • a. voor de overbrenging van ma. t/m vr. tussen 06.00u – 18.00u;

  • b. voor de overbrenging van ma. t/m vr. tussen 18.00u en 00.00u en di. t/m vr. tussen 00.00u en 06.00u;

  • c. voor de overbrenging op zon- en feestdagen van 6 uren voor tot en met 6 uren na de zon- en feestdag;

  • 4. Het bedrag van de ingevolge het tweede lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van Burgemeester en Wethouders

  • 1. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

  • 2. Het college kan voorts nadere regels geven met betrekking tot de wijze waarop de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2, onder a, voor de dagkaart moet worden verkregen.

Artikel 13 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Op die dag vervalt de ‘Verordening parkeerbelastingen Diemen 2012’ zoals die door de raad van de gemeente Diemen is vastgesteld bij besluit van 29 maart 2012 en de Tarieventabel op 26 april 2012, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan;

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening parkeerbelastingen Diemen 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Diemen d.d. 28 februari 2013.
De voorzitter,
De griffier,

Tarieventabel

Behorende bij en deel uitmakende van de Verordening parkeerbelastingen 2013.

  • 1.

    Het tarief voor het straatparkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a bedraagt:

  • ·

    € 1,70 per uur voor kortparkeren

  • ·

    € 25,00 voor een dagkaart

  • 2.

    Het tarief voor een parkeervergunning bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

Soort vergunning/ontheffing

Tarief

Eenheid

Bewonersvergunning

€ 88,50

Per 2 jaar

Bewonersvergunning

€ 61,75

Per jaar

Bedrijfsvergunning

€ 140,50

Per 2 jaar

Bedrijfsvergunning

€ 87,75

Per jaar

Gewijzigde parkeervergunning (kentekenwijziging)

€ 17,50

Per wijziging

Ambulante ontheffing

€ 140,50

Per 2 jaar

Ambulante ontheffing

€ 87,75

Per jaar

Bezoekersvergunning

€ 50,00

Per 200 uren bezoekersuren

Bezoekersvergunning

€ 100,00

Per 400 uren bezoekersuren

Bezoekersvergunning

€ 150,00

Per 600 uren bezoekersuren

  • 3.

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a bedragen € 56,00 plus uurtarief van € 1,70 is een totaalbedrag van € 57,70.

  • 4.

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting voor de dagkaart, bedragen

€ 56,00 plus het tarief van een dagkaart (€ 25,00) is een totaalbedrag van € 81,00.

5.Kosten verlies parkeerpas

Verlies parkeerpas

1e keer

Elke volgende keer

Bewoners/bedrijven

€ 5,00

€ 17,50

6.Kosten, artikel 10, lid 2 en 3

Kosten

Aanbrengen/verwijderen wielklem

Overbrenging

€ 195,10

Van ma t/m vr. tussen 06.00u – 18.00 u

€ 216,60

Van ma t/m vr. tussen 18.00u – 00.00 u en di t/m vr tussen 00.00u – 06.00u

€ 257,08

Op zon – en feestdagen van 6 uren voor tot en met 6 uren na de zon- en feestdag

€ 297,56

7.Tabel ‘invoering belanghebbende zone’ geldt bij uitbreiding van de belanghebbende zone:

2013

Jan

Feb

Maart

April

Mei

Juni

Juli

Aug

Sept

Okt

Nov

Dec

Bewoners-vergunning

€ 

85,50

€ 

82,50

€ 

79,50

€ 

76,50

€ 73,50

€ 

70,50

€ 67,50

€ 

64,50

€ 

61,50

€ 58,50

€ 

55,50

€ 52,50

Bedrijfs-

vergunning

€ 

135,50

€ 

130,50

€ 

125,50

€ 

120,50

€ 

115,50

€ 

110,5

€ 

105,5

€ 

100,5

€ 

95,50

90,50

€ 

85,50

€ 

80,50

Ambulante ontheffing

€ 

135,50

€ 

130,50

€ 

125,50

€ 

120,50

€ 

115,50

€ 

110,5

€ 

105,5

€ 

100,5

€ 

95,50

90,50

€ 

85,50

€ 

80,50

2014

Januari

Februari

Maart

April

Mei

Juni

Juli

Augustus

Sept

Okt

Nov.

Bewoners-vergunning

49,50

€ 

46,50

€ 

43,50

€ 

40,50

€ 

37,50

€ 

34,50

€ 31,50

€ 

28,50

€ 25,50

€ 22,50

€ 19,50

Bedrijfs-

vergunning

€ 

75,50

€ 

70,50

€ 

65,50

€ 

60,50

€ 

55,50

€ 

50,50

€ 45,50

€ 

40,50

€ 35,50

€ 30,50

€ 25,50

Ambulante ontheffing

€ 

75,50

€ 

70,50

€ 

65,50

€ 

60,50

€ 

55,50

€ 

50,50

€ 45,50

€ 

40,50

€ 35,50

€ 30,50

€ 25,50

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Diemen d.d. 28 februari 2013.

De voorzitter,

De griffier,

TOELICHTING ‘Verordening Parkeerbelasting Diemen 2013’

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening voorkomende

begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.

Zo is betrekkelijk uitvoerig gedefinieerd wat wordt verstaan onder het parkeren van een voertuig. Het

valt op dat nadrukkelijk wordt gesproken over voertuigen en niet over motorrijtuigen. Het begrip

voertuig is ruimer dan het begrip motorrijtuig. Deze ruimere omschrijving vinden we ook terug bij de

definitie van het begrip houder. Voor de houder van voertuigen wordt gekeken naar degene die naar

de omstandigheden beoordeeld als houder van het voertuig moet worden beschouwd. Alleen voor de

houders van motorrijtuigen die zijn ingeschreven in het kentekenregister wordt gekeken naar degene

op wiens naam het voor dat motorrijtuig afgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was

ingeschreven.

Voorts is nog een definitie opgenomen van het begrip parkeerapparatuur.

Van parkeren is geen sprake gedurende de tijd dat het voertuig nodig is voor en gebruikt wordt tot het

onmiddellijk laden of lossen van zaken. De Hoge Raad heeft een definitie gegeven van het begrip

onmiddellijk laden en lossen: 'Onder het onmiddellijk laden en lossen (...) dient te worden verstaan het

onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van

goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.'

Artikel 2 Belastbaar feit

In artikel 2 is omschreven welke parkeerbelastingen geheven kunnen worden. Het gaat dan om de

belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bepaalde aangewezen plaats en om een

belasting ter zake van het vergunningparkeren. Een ontheffing om bij een parkeerautomaat te mogen

staan zonder dat voor de duur van het parkeren wordt betaald, wordt door ons als een vergunning

aangemerkt.

Over de vraag of al of niet terecht een naheffingsaanslag is opgelegd door de gemeente is de nodige

jurisprudentie verschenen:

Voor de vraag of een naheffingsaanslag kan worden opgelegd, is niet van belang of op de

voorgeschreven wijze aangifte is gedaan. Voor het opleggen van een naheffingsaanslag is slechts

plaats indien de verschuldigde belasting niet is betaald. Het geval betrof een niet achter de voorruit

van het voertuig geplaatst, maar achteraf getoond parkeerkaartje waaruit van betaling van de

parkeerbelasting bleek.

Uit latere jurisprudentie blijkt dat het achteraf tonen van een (kopie van een) geldig parkeerkaartje niet

in alle gevallen hoeft te leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag. Dit is afhankelijk van de

waardering van de bewijsmiddelen. Indien een gemeente in redelijkheid twijfelt aan de verklaring van

belastingplichtige en dit ook aannemelijk kan maken, is er geen aanleiding af te zien van een

beroepsprocedure.

Volgens de Hoge Raad is het stelsel van de parkeerbelasting zo dat geen 'a-belasting' is verschuldigd

indien geparkeerd wordt met een vergunning waarvoor de 'b-belasting' is voldaan. Indien niet wordt

voldaan aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, is er geen sprake van parkeren

met die vergunning. Indien een van die voorschriften is dat de vergunning 'op een van buitenaf

duidelijk leesbare plaats' achter de voorruit van het voertuig moet worden geplaatst en aan dat

voorschrift wordt niet voldaan, kan een naheffingsaanslag worden opgelegd.

Artikel 3 Belastingplicht

Eerste lid : In artikel 3 is vastgelegd wie belastingplichtig is voor de belastingen die zijn genoemd in artikel 2, onderdelen a en b. Hoofdregel is dat de belasting die wordt genoemd in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd. De belasting genoemd in artikel 1, onderdeel b, wordt echter geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Tweede lid : In het tweede lid van artikel 3 wordt aangegeven wie als degenen die het voertuig hebben geparkeerd mede worden aangemerkt.

Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt tevens aangemerkt degene die de belasting

voldoet, dat is dus degene die geld werpt in de meter, dan wel degene die na de eerste aanmaning te

kennen geeft of te kennen heeft gegeven de belasting te willen voldoen. Zolang die belasting echter

niet is voldaan is de houder van het voertuig tevens aangemerkt als degene die het voertuig heeft

geparkeerd en de houder is dan weer degene waarvan het kenteken staat ingeschreven in het

kentekenregister.

Een uitzondering op het aanmerken van de houder als degene die het voertuig heeft geparkeerd is te

vinden in het tweede lid, onderdeel b. Als namelijk een voor ten hoogste drie maanden aangegane

huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit kan blijken, en dat is een zware vorm van bewijs, wie ten

tijde van het parkeren de huurder van het voertuig was dan wordt niet de houder maar de huurder als

degene die het voertuig heeft geparkeerd aangemerkt.

Zo is er ook nog een tweede uitzondering. Indien namelijk blijkt dat een ander in het kentekenregister

had moeten staan ingeschreven dan wordt die ander als degene die het voertuig heeft geparkeerd

aangemerkt. Dit kan bijvoorbeeld blijken als de houder een zogenaamd vrijwaringsbewijs overlegt.

De regeling van artikel 225, vijfde lid, van de Gemeentewet, beoogt niet uit te sluiten dat de

naheffingsaanslag kan worden opgelegd aan degene die het voertuig feitelijk heeft geparkeerd. De

regeling dient zo te worden gelezen dat naast de houder ook degene die in artikel 225, derde lid, van

de Gemeentewet in de eerste plaats als belastingplichtige is aangewezen als zodanig blijft

aangemerkt, aldus de Hoge Raad.

Derde lid : In het derde lid van artikel 3 staat van wie de belasting niet wordt geheven.

Iemand kan niet als degene die het voertuig heeft geparkeerd worden aangemerkt indien hij

aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik

heeft gemaakt. Er moet wel aannemelijk worden gemaakt dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft

kunnen voorkomen. Het is de bedoeling dat de houder niet als parkeerder wordt aangemerkt indien er

met zijn voertuig joyriding heeft plaatsgevonden of als het voertuig op het moment van constateren als

gestolen geregistreerd staat.

Vier de lid : De belasting genoemd in artikel 1, onderdeel b, wordt echter geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

In artikel 4 wordt voor het tarief, het tijdvak en de maatstaf van heffing verwezen naar een bij de

verordening behorende tarieventabel. De tarieventabel is als bijlage achter de verordening

opgenomen.

Ten aanzien van de mogelijke heffingsmaatstaven voor de parkeerbelastingen is in artikel 225,

achtste lid, van de Gemeentewet een limitatieve opsomming weergegeven. Het tarief van de

parkeerbelastingen kan slechts afhankelijk worden gesteld van de parkeerduur, van de parkeertijd,

van de ingenomen oppervlakte en van de ligging van de terreinen of weggedeelten.

Artikel 5 Wijze van heffing

In het eerste lid is geregeld op welke wijze de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a - dat is de

belasting voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen - wordt geheven.

Het tweede lid regelt de wijze van heffing voor de parkeerbelasting voor het parkeren krachtens een

parkeervergunning.

Het derde lid gaat in op het aanbrengen van een wielklem.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

In artikel 6 is geregeld op welk tijdstip de belastingschuld ontstaat. Voor de belasting genoemd in

artikel 2, onderdeel a, is geregeld dat deze is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren met een voorbehoud voor het voldoen van de parkeerbelasting binnen een maand indien gekozen wordt voor belparkeren. De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip dat de vergunning wordt verleend (tweede lid).

Artikel 7 Termijnen van betaling

Het eerste lid regelt het tijdstip van betaling voor de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, dat is

de belasting voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen.

Als geen betaling heeft plaatsgevonden kan bij fiscale afhandeling een naheffingsaanslag worden

opgelegd. In die situatie vindt het traject zoals dat is vastgelegd in de artikelen 234 en 235 van de

Gemeentewet toepassing. Een naheffingsaanslag moet ingevolge het laatste lid van artikel 7 terstond

worden betaald. Dit is in overeenstemming met artikel 234, negende lid, van de Gemeentewet. De

gemeente kan overigens ook een acceptgiro sturen die binnen een bepaalde termijn betaald moet

worden.

Voor de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel b, is in het derde lid bepaald dat deze

overeenkomstig de aangifte (vergelijk artikel 5, tweede lid) moet worden betaald op het moment dat de

vergunning wordt verleend. Dit tijdstip zal doorgaans zijn gelegen voor aanvang van het tijdvak

waarvoor de vergunning geldt.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

In artikel 8 is opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid heeft om

aan te wijzen de plaats waar en het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van belasting mag

worden geparkeerd. Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet moet de verordening namelijk een

regeling bevatten in welke gevallen het college van burgemeester en wethouders die aanwijzing kan

doen.

Het aanwijzingsbesluit completeert de verordening. Zonder aanwijzingsbesluit kunnen geen

aanslagen worden opgelegd. Dit heeft in het verleden meerdere malen geleid tot vernietiging van de

naheffingsaanslag, in die gevallen dat na intrekking van de verordening bij het vaststellen van de

nieuwe verordening geen nieuw aanwijzingsbesluit was genomen.

In het verleden is discussie geweest over de vraag of bezwaar en beroep mogelijk is tegen een

aanwijzing indien deze is vervat in een afzonderlijk besluit, dat gebaseerd is op de verordening, maar

er geen deel van uitmaakt. In een uitspraak van 12 april 1999 (nr. H01.98.1361) heeft de afdeling

Bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist dat zulks niet mogelijk is. Een op grond van de

verordening parkeerbelastingen genomen aanwijzingsbesluit berust namelijk op een wettelijk

voorschrift inzake belastingen (artikel 225 Gemeentewet). Op grond van artikel 8:4, aanhef en onder

g, van de Awb staat daartegen geen voorziening open.

Artikel 10 Kosten

In artikel 10 hebben de kosten van de naheffingsaanslag een plaats gekregen. De hoogte hiervan moet

worden bepaald met inachtneming van het Besluit parkeerbelastingen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Beleidsmatig is het niet gewenst om van parkeerbelastingen kwijtschelding te verlenen. Ook de heffing

bij wege van voldoening op aangifte maakt het verlenen van kwijtschelding uitvoeringstechnisch

moeilijk. Bovendien bevat de ministeriële regeling voor deze wijze van heffing geen duidelijke regeling.