Beleidsregels “Bestuurlijke boete Diemen 2017”

Geldend van 01-03-2017 t/m heden

Beleidsregels “Bestuurlijke boete Diemen 2017”

Overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor de uitvoering van bestuurlijke boete;

gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemer, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandige;

gelet op de bepalingen in titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht,

B E S L U I T :

Vast te stellen de beleidsregels bestuurlijke boete Diemen 2017

Artikel 1. Omschrijving begrippen

  • 1. Alle begrippen en begrippen die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemer, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandige, het Algemene wet bestuursrecht en de Wet Suwi;

  • 2. Begrippen;

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen;

    • b.

      PW: Participatiewet;

    • c.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemer;

    • d.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandige;

    • e.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • f.

      Wet Suwi: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • g.

      Sr: Wetboek van Strafrecht

    • h.

      CRvB: Centrale Raad ven Beroep

    • i.

      SZW: Socialezekerheidswetten

    • j.

      Inlichtingenverplichting: verplichtingen zoals die vermeld staan onder artikel 17 eerste lid van de PW, artikel 13 eerste lid van de IOAW, artikel 13 eerste lid van de IOAZ en artikel 30c tweede en derde lid van Wet Suwi;

    • k.

      Overtreder: de belanghebbende die de inlichtingenverplichting zoals die onder j genoemd is, heeft geschonden;

    • l.

      Boete: bestuurlijke boete zoals die vermeld staan onder artikel 18a van de PW, 20a van de IOAW, 20a van de IOAZ en titel 5.4 van de Awb;

    • m.

      Kinderen: ten laste komende kinderen zoals bedoeld in artikel 4 eerste lid onder e van de PW;

    • n.

      Benadelingsbedrag: onder benadelingsbedrag wordt verstaan het bedrag, dat ten onrechte aan uitkering aan de belanghebbende is uitbetaald, dit is tevens het bij beschikking vastgestelde terugvorderingsbedrag;

    • o.

      Boetepercentage: is gebaseerd op de mate van verwijtbaarheid (opzet, grove schuld, normale verwijtbaarheid of verminderde verwijtbaarheid)

    • p.

      Boetebedrag: is een bepaalde (boete)percentage van het benadelingsbedrag;

    • q.

      Boetebedragen: zijn netto bedragen en worden na vaststelling niet meer geïndexeerd.

Artikel 2. Inlichtingenverplichtingen

De belanghebbende meldt “onverwijld uit eigen overweging”, binnen een periode van maximaal 14 dagen alle noodzakelijke inlichtingen/gegevens, die van invloed kunnen zijn op de hoogte van zijn uitkering dan wel op zijn recht op een uitkering, bij het college, gerekend vanaf het moment dat het feit zich heeft voorgedaan

Artikel 3. Boeteonderzoek bij een lopende bezwaarzaak

Wanneer de belanghebbende bezwaar tegen een collegebesluit heeft aangetekend, dat de aanleiding is voor het boeteonderzoek, dan wordt eerst de beslissing op bezwaar afgewacht alvorens besloten wordt een boeteonderzoek op te starten.

Artikel 4. Inspanningsplicht college

Wanneer de belanghebbende de inlichtingenverplichting heeft geschonden en uit het onderzoek geen feitelijke omstandigheden blijken, op grond waarvan opzet of grove schuld kan worden aangetoond, dan wordt aan de belanghebbende conform artikel 11 derde lid van de beleidsregels een boete van 50% (of 75% bij recidive) van het benadelingsbedrag opgelegd, tenzij er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, zoals bedoeld in artikel 11 vierde lid van de beleidsregels.

Artikel 5. Strafvervolging

  • 1. Wanneer er sprake is van woonfraude en het ten onrechte teveel uitgekeerde uitkering hoger is dan € 20.000,= bruto, dan wordt er een strafrechtelijke proces opgestart;

  • 2. Wanneer er sprake is van kwade opzet en het ten onrechte teveel uitgekeerde uitkering hoger is dan € 20.000,= bruto, dan wordt er een strafrechtelijke proces opgestart;

  • 3. Bij overige gevallen waarbij het ten onrechte teveel uitgekeerde uitkering hoger is dan € 50.000,= bruto, dan wordt er een strafrechtelijke proces opgestart;

  • 4. Wanneer er op grond van lid 1, 2 of 3 een strafrechtelijke procedure wordt opgestart, dan wordt het boeteproces in afwachting van de strafrechtelijke proces opgeschort;

  • 5. Wanneer de belanghebbende door de strafrechter wordt veroordeeld, dan wordt het boeteproces middels een rapportage afgesloten;

  • 6. Ziet de strafrechter af van strafvervolging, dan wordt het boeteproces/onderzoek alsnog opgestart.

Artikel 6. Cautie

Wanneer het college het voornemen heeft om aan de belanghebbende een boete op te leggen, dan is het college op grond van artikel 5:10a van de Awb verplicht om aan de belanghebbende vooraf aan het boetegesprek mede te delen dat hij/zij niet verplicht is tot het antwoorden en/of zijn medewerking aan het onderzoek te verlenen.

Artikel 7. Zienswijze belanghebbende

  • 1. Wanneer vast is komen te staan dat de inlichtingenverplichting is geschonden, dan dient artikel 5:50 Awb altijd ten uitvoering worden gebracht.

  • 2. Wanneer de belanghebbende niet bereid is om zijn zienswijze kenbaar te maken en niet op de uitnodiging(en) van het college reageert, dan wordt aan hem/haar conform artikel 11 derde lid van de beleidsregels een bestuurlijke boete opgelegd van 50% van het benadelingsbedrag, tenzij sprake is van artikel 11 vierde lid van de beleidsregels.

Artikel 8. Lichte of Zware procedure

1.Er is sprake van een “Lichte procedure”, wanneer;

a.

Het college is financieel niet benadeeld of

b.

Het benadelingsbedrag ad. € 340,00 of lager bedraagt

c.

Wanneer er sprake is van a of b, dan wordt de lichte procedure gevolgd en de boetezaak als volgt schriftelijk afgehandeld:

I.

De belanghebbende ontvangt een brief van het college met het voornemen om een boete op te leggen

II.

De belanghebbende ontvangt een brief van het college waarin de cautie wordt uitgelegd en gevraagd om zijn zienswijze betreffende de overtreding te geven

III.

Er wordt van deze overtreding en de zienswijze van de klant een korte rapportage gemaakt

IV.

De belanghebbende ontvangt een beschikking over het besluit van het college

V.

Boeteonderzoek en boetebesluit kan door één en dezelfde medewerker worden afgehandeld

2.Er is sprake van een “Zware procedure”, wanneer;

a.

Het benadelingsbedrag hoger dan € 340,00 bedraagt

b.

Wanneer er sprake is van a, dan wordt de lichte procedure gevolgd en de boetezaak als volgt afgehandeld:

I.

De belanghebbende ontvangt van het college een brief met het voornemen om een boete op te leggen en uitnodiging voor een persoonlijk gesprek

II.

Bij aanvang van de “waarom vragen” wordt aan de belanghebbende de cautie gegeven en uitgelegd in een door belanghebbende begrijpelijke taal

III.

Het boetegesprek wordt in een door belanghebbende begrijpelijke taal gevoerd

IV.

Er wordt van de Cautie en boetegesprek een verslag opgemaakt

V.

Het boeteonderzoek en boetegesprek wordt uitgebreid gerapporteerd

VI.

Het boeterapport wordt getoetst door een boetambtenaar

VII.

Het boetebesluit wordt genomen door een boeteambtenaar

Artikel 9. Eerste overtreding en benadelingsbedrag van € 150,00 of lager

  • 1. Wanneer bij een eerste overtreding het benadelingsbedrag € 150,00 of lager is, en aantoonbaar vast is komen te staan dat de belanghebbende de inlichtingenverplichtingen heeft geschonden, dan wordt aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing gegeven, conform artikel 2aa van het Boetebesluit SZW.

  • 2. Wanneer de belanghebbende, bij een eerste overtreding, binnen een periode van maximaal 60 dagen – geteld vanaf datum overtreding - zijn/haar gedrag herstelt en uit eigen overweging alsnog de juiste inlichtingen aan het college verstrekt - voordat ( aantoonbaa r) hiernaar een onderzoek is gestart - dan wordt er te allen tijde afgezien van een bestuurlijke boete en aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing gegeven, conform artikel 2aa van het Boetebesluit SZW

Artikel 10. Recidive en benadelingsbedrag van € 150,00 of lager

Wanneer de belanghebbende de inlichtingenplicht herhaaldelijk heeft geschonden en dit niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag of tot een benadelingsbedrag dat € 150,00 of lager bedraagt, dan wordt de boete vastgesteld op maximaal € 150,00, conform artikel 2 elfde lid van het Boetebesluit SZW en op grond van artikel 11 van de beleidsregels afgestemd op de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 11. Categorisering van de bestuurlijke boete

1.Opzet

Wanneer uit een onderzoek door het college onomstotelijk vast is komen te staan, dat de belanghebbende de inlichtingenplicht met opzet heeft geschonden, dan bedraagt de maximale boete 100% ( of 150% bij recidive)van het benadelingsbedrag, conform artikel 2 tweede lid of zesde lid van het Boetebesluit SZW.

2.Grove schuld

Wanneer uit een onderzoek door het college onomstotelijk vast is komen te staan, dat er sprake is van grove schuld, dan bedraagt de maximale boete 75% ( of 112,5 % bij recidive) van het benadelingsbedrag, conform artikel 2 derde lid of zevende lid van het Boetebesluit SZW.

3.Normale verwijtbaarheid

Wanneer de belanghebbende aantoonbaar de inlichtingenplicht heeft geschonden en “opzet of grove schuld” niet onomstotelijk aangetoond kan worden, dan wordt aan de belanghebbende een boete opgelegd van 50% (of 75% bij recidive ) van het benadelingsbedrag, conform artikel 2 vierde lid of zevende lid onder a van het Boetebesluit SZW.

  • 4.

    Verminderde verwijtbaarheid

  • 1.

    Er is te allen tijde sprake van verminderde verwijtbaarheid bij situaties (criteria) zoals aangegeven in artikel 2a tweede lid van het Boetebesluit SZW.

  • 2.

    Het college kan in de individuele situatie’s op grond van de omstandigheden van de belanghebbende, gezin en/of kind bepalen of er sprake is van verminderde verwijtbaarheid en de boete conform de vierde lid verlagen.

  • 3.

    Het college stelt vast dat bij de volgende criteria in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid:

    • a.

      de belanghebbende verkeerde in een situatie, die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

    • b.

      de belanghebbende verkeerde in een onvoorziene en ongebruikelijke omstandigheid, die emotioneel zeer belastend was, waardoor hij niet over zijn normale geestelijk vermogens beschikte;

    • c.

      het belang van het kind komt in het gedrang:

      • I.

        er wordt rekening gehouden met de rechten van de minderjarige inwonende kinderen en/of ten laste komende kinderen, waarbij opleggen van de toepasselijke boete de gezondheid van het kind (de kinderen) ernstig in gevaar kan brengen, omdat hierdoor mogelijkheden om noodzakelijke medicatie en/of medische behandelingen te financieren ernstig zal worden bedreigd of onaanvaardbare consequenties voor de minderjarige inwonende kinderen en/of ten laste komende kinderen kan hebben;

      • II.

        er wordt rekening gehouden met de rechten van de minderjarige inwonende kinderen en/of ten laste komende kinderen, waarbij opleggen van de toepasselijke boete de ontwikkeling van het kind en de financiële omstandigheid van het kind (kinderarmoede) in een onaanvaardbare maatschappelijke situatie kan brengen.

  • 4.

    Wanneer uit onderzoek en de door belanghebbende aangedragen noodzakelijke gegevens vast is komen te staan dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, zoals bedoeld in de eerste en tweede lid, dan bedraagt de bestuurlijke boete 25% (of 37,5 bij recidive) van het benadelingsbedrag, conform artikel 2 vijfde lid of zevende lid onder b van het Boetebesluit SZW

Artikel 12. Maximale boete per categorie

Wanneer de belanghebbende een uitkering ontvangt en vast is komen te staan dat de belanghebbende de inlichtingenverplichting heeft geschonden, dan bedraagt de maximale bestuurlijke boete bij;

1.Eerste overtreding:

Maximale boete o.g.v. Boetebesluit socialezekerheidswetten 2017

Categorie verwijtbaarheid

Boetepercentage per categorie

Formule

a.

Opzet

100%

5e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

b.

Grove schuld

75%

3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

c.

Normale verwijtbaarheid

50%

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 100) x 50%

d.

Verminderde verwijtbaarheid

25%

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 100) x 25%

2.Recidive:

Maximale boete o.g.v. Boetebesluit socialezekerheidswetten 2017

Categorie verwijtbaarheid bij recidive

Boetepercentage recidive per categorie

Formule recidive

a.

Opzet

150%

5e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

b.

Grove schuld

112,5%

3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

c.

Normale verwijtbaarheid

75%

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 100) x 75%

d.

Verminderde verwijtbaarheid

37,5%

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 100) x 37.5%

Artikel 13. Vermogen

Er wordt bij berekening van de draagkracht van de belanghebbende geen rekening gehouden met zijn of haar vermogen.

Artikel 14. Draagkracht op grond van inkomen en aflossing bestuurlijke boete

  • 1. Aflossing per maand voor een uitkeringsgerechtigde;

    a.Bij het vaststellen van het maandelijkse aflossingsbedrag, wordt met in achtneming van artikel 12, rekening gehouden met de wettelijke beslag vrije voet van 90%. . Formule: (90% van de geldende uitkeringsnorm + noodzakelijke bijzondere lasten).

  • 2. Aflossing per maand voor een niet uitkeringsgerechtigde;

    • a.

      Bij het vaststelling van het maandelijkse aflossingsbedrag, wordt een bedrag van 90% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm (geen kostendelersnorm) en de noodzakelijke bijzondere lasten vrij gelaten.

    • b.

      Na aftrek van “a” wordt het volledige resterende inkomsten dat overblijft aangewend voor aflossing van de bestuurlijke boete. Formule: (Totale netto inkomen - (90% van de geldende uitkeringsnorm + noodzakelijke bijzondere lasten)).

Artikel 15. Afronden boete

De opgelegde geldboete wordt naar beneden afgerond, op hele euro’s.

Artikel 16. Schuldhulpverlening

  • 1. Wanneer de belanghebbende in een schuldsaneringtraject zit dan wordt de op te leggen bestuurlijke boete op grond van artikel 18a dertiende lid van de PW, artikel 20a twaalfde lid van de Ioaw en artikel 20a twaalfde lid van de Ioaz “niet direct kwijtgescholden maar in eerste instantie (met de intentie tot kwijtschelding) opgeschort", mits aan de volgende voorwaarden worden voldaan;

    • a.

      Bij vaststelling van de gedraging, mag er geen sprake zijn van “opzet” of “grove schuld” en

    • b.

      Belanghebbende heeft binnen 1 jaar na het opleggen van de boete niet wederom de inlichtingenplicht geschonden en

    • c.

      De belanghebbende moet nadrukkelijk zelfstandig een verzoek tot kwijtschelding van de bestuurlijke boete indienen en

    • d.

      De belanghebbende is verplicht zijn/haar medewerking te verlenen aan een schuldregeling.

  • 2. Wanneer de belanghebbende binnen een periode van 5 jaar na het besluit tot het opschorten wederom geen overtredingen wegens eenzelfde gedraging is begaan, dan wordt de bestuurlijke boete 1 maand na het verstrijken van de periode van 5 jaar, conform artikel 18a dertiende lid van de PW, artikel 20a twaalfde lid van de Ioaw en artikel 20a twaalfde lid van de Ioaz, volledig kwijtgescholden.

  • 3. Het besluit tot kwijtschelding (opschorting) van de bestuurlijke boete, wordt conform artikel 18a veertiende lid van de PW, artikel 20a dertiende lid van de Ioaw en artikel 20a dertiende lid van de Ioaz ingetrokken of herzien, indien binnen 5 jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom door de belanghebbende een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan

Artikel 17. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

1.Inzake de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegheden van het college, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslit het college;

  • a.

    Het college kan bij dergelijke situatie de bestuurlijke boete verlagen, conform artikel 11 vierde lid van de beleidsregels of;

  • b.

    Het college kan bij dergelijke situatie afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete, conform artikel 18a zevende lid van de PW.

Artikel 18. Volgorde invordering

De bestuurlijke boete wordt te allen tijde als eerste op de belanghebbende gevorderd.

Artikel 19. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels bestuurlijke boete Diemen 2017”.

Artikel 20. Intrekking oude beleidsregels

Niet van toepassing.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden direct na vaststelling door het college in werking en werken terug tot en met 1 januari 2017

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 februari 2017,

Burgemeester en wethouders van gemeente Diemen,

Secretaris, Burgemeester,

Noodzakelijk toelichting Beleidsregels bestuurlijke boete 2017

Algemene informatie

Inleiding

De bestuurlijke boete heeft sinds de inwerkingtreding per 1 januari 2013 een aantal belangrijke ontwikkelingen ondergaan. Vooral de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2016 en 11 januari 2016 hebben een belangrijke invloed gehad op de bestuurlijke boete. Deze uitspraken hebben ertoe geleidt dat de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet) en het Boetebesluit socialezekerheidswetten zijn gewijzigd en treden per 1 januari 2017 inwerking.

De doelstelling van deze wetten zijn onder andere de aanscherping van de het sanctiebeleid in sociale zekerheidswetten. Schending van de inlichtingenverplichtingen worden zwaarder te sanctioneren. De uitgangspunten van de bestuurlijke boete zijn:

  • a.

    Fraude mag niet lonen, de ten onrechte ontvangen moet volledig worden terugbetaald

  • b.

    Zwaardere sancties bij overtredingen

  • c.

    Recidive wordt doormiddel van een hogere boete zwaarder gestraft

Let op!

De nieuwe Fraudewet wijzigt bepaalde artikelen in een aantal socialezekerheidswetten, zoals de participatiewet, de Ioaw, de Ioaz, etc., zoals;

  • 1.

    De participatiewet, artikel 18a, artikel 47g, artikel 60 en artikel 60b (deze laatste vervalt)

  • 2.

    De Ioaw, artikel 20a, artikel 28 en artikel 29 (deze laatste vervalt)

  • 3.

    De Ioaz, artikel 20a, artikel 28 en artikel 29 (deze laatste vervalt)

Evenredigheid

Bij beoordeling van de hoogte van de bestuurlijke boete moet worden gekeken naar de ernst van de overtreding, de omstandigheden van het geval en de mate van verwijtbaarheid. Daarnaast moet onderzocht worden of de boete tot ongewenste persoonlijke omstandigheden kan leiden.

Proportionaliteit

Voor al het overheidshandelen geldt dat het evenredig moet zijn in relatie tot de gestelde doelen (preventie). Het inzetten van het middel “bestuurlijke boete” en met name de wijze waarop moet in verhouding staan tot het beoogde doel.

Solidariteit

Werkende burgers mogen er vanuit gaan dat alleen mensen die recht hebben op een uitkering deze ontvangen. Bovendien wil de regering iedereen zoveel mogelijk laten participeren in de samenleving, om mensen perspectief te geven op fatsoenlijk werk en inkomen. Het draagvlak voor sociale voorzieningen blijft op deze manier behouden.

Minimum boete

Aan artikel 2 derde lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten (minimum boete), kan op grond van de op grond van de jurisprudentie ECLI:CRVB:2014:3754 geen invulling worden gegeven.

Robuuste incasso (verordening verrekenen bij recidive)

Door het varvallen van artikel 60b PW, artikel 29 IOAW en artikel 29 IOAZ komt de robuuste incasso per 1 januari 2017 te vervallen.

Artikel 1. Omschrijving begrippen

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 2. Inlichtingenverplichting

Een bestuurlijke boete wordt opgelegd wanneer de belanghebbende de inlichtingenverplichtingen heeft geschonden, zoals bedoeld in artikel 17 eerste lid van de PW, artikel 13 eerste lid van de IOAW; artikel 13 eerste lid van de IOAZ of artikel 30c tweede en derde lid van de wet Suwi.

In de wet staat dat de belanghebbende de verplichte inlichtingen “onverwijld uit eigen overweging” verstrekt. De AwB geeft aan dat de termijn waarbinnen de belanghebbende de inlichtingen kan verstrekken redelijk moet zijn.

Het college verstaat onder “onverwijld uit eigen overweging verstrekken van de noodzakelijke inlichtingen”, dat de belanghebbende de noodzakelijke gegevens, die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de uitkering dan wel op het recht op een uitkering, gerekend vanaf het moment dat het feit zich heeft voorgedaan, binnen een periode van 14 dagen bij de gemeente wordt gemeld.

Het college acht in dergelijke situaties een termijn van 14 dagen redelijk.

Wanneer de belanghebbende de noodzakelijke inlichtingen uit eigen overwegingen binnen een periode van 14 dagen aan het college verstrekt, dan is er geen sprake van verwijtbaar gedrag.

Belanghebbenden die inlichtingen aan de gemeente balie inleveren, ontvangen een ontvangstbevestiging, van de ingeleverde informatie en documenten.

Artikel 3. Boeteonderzoek bij een lopende bezwaarzaak

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 4. Inspanningsverplichting college

Het college heeft de inspanningsplicht om de schending van de inlichtingenverplichting te onderzoeken. De bewijslast dat de belanghebbende de inlichtingenplicht opzettelijk heeft geschonden ligt bij het college. Dit geldt ook wanneer het college van mening is dat er sprake is van grove schuld.

De CRvB heeft in haar uitspraak van 24 november 2014 bepaald dat de maximale van 100% of 150% (recidive) alleen opgelegd mag worden, wanneer “opzet” door de bestuursorgaan overtuigend is aangetoond.

Artikel 5. Strafvervolging

Het Arrondissementsparket Midden-Nederland (Openbare Ministerie) hanteert betreffende de “aanwijzing sociale zekerheidsfraude” de volgende uitgangspunten, voor een strafrechtelijke procedure:

  • -

    bij samenwoonfraude een benadelingsbedrag vanaf € 20.000,00

  • -

    bij kwade opzet, waarbij de boete niet geïnd kan worden een benadelingsbedrag vanaf € 20.000,00

  • -

    bij overige gevallen een benadelingsbedrag vanaf € 50.000,00

Wanneer strafrechtelijk een procedure wordt opgestart, dan zal de bestuursrechtelijk boeteprocedure, in afwachting van de strafrechtelijke procedure, in de wacht worden gezet. Wordt de belanghebbende door de strafrechter veroordeeld, dan wordt het boeteproces middels een rapportage afgesloten. Een belanghebbende/overtreder mag immers niet twee keer voor dezelfde fout gestraft worden. Wordt er door de strafrechter afgezien van strafvervolging, dan wordt het boeteproces alsnog opgestart en verder afgehandeld.

Artikel 6. Cautie

Daar waar het college vragen gaat stellen vanuit het oogpunt van boeteoplegging, dient artikel 5:10a Awb toegepast te worden.

Artikel 29 van de Sr geeft aan dat de belanghebbende niet verplicht is omtrent een aan hem verwijtbare overtreding een verklaring af te leggen. De wetgever wil hiermee voorkomen dat de belanghebbende / verdachte ongewild meewerkt aan zijn eigen veroordeling.

Uit het verrichtte boeteonderzoek en de afgenomen verklaring moet duidelijk blijken dat aan de belanghebbende, vooraf aan de zogenaamde “waarom vragen” in een door hem/haar begrijpende taal de “cautie” is gegeven en toegelicht.

Het feit is wel dat wanneer de belanghebbende op zijn/haar zwijgplicht beroept, de kans groot is dat het college op basis van de geringe informatie de situatie en omstandigheden niet goed kan inschatten, waardoor de boete niet gematigd kan worden. Ook kan de situatie zich voordoen dat het recht op een uitkering hierdoor in gevaar kan komen en mogelijk niet vastgesteld kan worden.

Artikel 7. Zienswijze belanghebbende

Op grond van artikel 5:50 van de Awb kan de belanghebbende/overtreder in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. Het college heeft bij het vaststellen van de beleidsregels het boeteproces gesplitst in een lichte- en een zware procedure, zie artikel 8.

Bij de “lichte procedure” kan de belanghebbende zijn/haar zienswijze schriftelijk of per e-mail aan het college kenbaar maken.

Let op, in de verzoekbrief aan de belanghebbende om zijn zienswijze, wordt de “cautie” schriftelijk gegeven.

Bij de “zware procedure” wordt de belanghebbende te allen tijde mondeling gehoord, waarbij vooraf aan het gesprek aan de belanghebbende de cautie wordt gegeven.

Artikel 8. Lichte of een Zware procedure

Lichte procedure

Zware procedure

-geen benadelingsbedrag

-benadelingsbedrag is hoger dan € 340,=

-benadelingsbedrag is € 340,= of lager

Onderzoeksmethode

-boetegesprek is niet verplicht

-boetegesprek is wel verplicht

-zienswijze belanghebbende;

-zienswijze belanghebbende;

**kan per e-mailbericht of schriftelijk

**tijdens persoonlijk gesprek

**verslag boetegesprek niet verplicht

**verslag boetegesprek wel verplicht

-cautie wordt schriftelijk in brief gemeld

-cautie tijdens persoonlijk gesprek

-korte rapportage

-gespreksverslag verplicht

-beschikking boetebesluit

-uitgebreide rapportage

-beschikking boetebesluit

Boeteonderzoek en boetebesluit

-boeteonderzoek door consulent/klantmanager

-boeteonderzoek door consulent/klantmanager

-boetebesluit door consulent/klantmanager

-toetsing boeterapport door boeteambtenaar

-boetebesluit door boeteambtenaar

Artikel 9. Eerste overtreding en benadelingsbedrag van € 150,00 of lager

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10. Recidive en benadelingsbedrag van € 150,00 of lager

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. Categorisering van de bestuurlijke boete

1.Opzet

De belanghebbende heeft willens en wetens gehandeld of nagelaten, waardoor de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen. Gedragingen zoals beschreven in artikel 2a vierde lid van het Boetebesluit ZSW, leiden te allen tijde tot opzet.

2.Grove schuld

Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid leidend tot het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting. Gedragingen zoals beschreven in artikel 2a derde lid van het Boetebesluit ZSW, leiden te allen tijde tot grove schuld.

3.Normale verwijtbaarheid

Is de boeteoplegger van mening dat de inlichtingenplicht opzettelijk is geschonden of dat er mogelijk sprake is van grove schuld, dan ligt de bewijslast hiervoor bij het college.

Wanneer onomstotelijk vaststaat dat de inlichtingenplicht door de belanghebbende is geschonden, maar geen sprake is van opzet of grove schuld, dan bedraagt de boete in eerste instantie altijd 50% (of 75% bij recidive) van het benadelingsbedrag.

4.Verminderde verwijtbaarheid

Bij verminderde verwijtbaarheid is het college verplicht rekening te houden met de omstandigheden en sociaal maatschappelijke situatie van de belanghebbende.

Is de belanghebbende/overtreder van mening dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, dan ligt de bewijslast hiervoor bij de belanghebbende/overtreder.

Artikel 12. Maximale boete per categorie

De CRvB heeft in haar uitspraak van 16 januari 2016 bepaald dat de hoogte van de boete afhankelijk is van de aflossingscapaciteit van de belanghebbende.

Onder paragraaf 2.1 van de “Nota van toelichting” van het Boetebesluit SZW wordt de maximale boete per categorie aangegeven.

Let op! De bedragen in de laatste kolommen van de onderstaande tabellen zijn gebaseerd op de bedragen uit 2017 (artikel 23 lid 4 Sr.) en worden elk 2 jaar geïndexeerd.

1.Eerste overtreding:

Maximale boete o.g.v. Boetebesluit socialezekerheidswetten 2017

Categorie verwijtbaarheid

Formule

Bedragen o.g.v. huidige wetgeving 2017

a.

Opzet (100%)

5e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

€ 82.000,=

b.

Grove schuld (75%)

3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

€ 8.200,=

c.

Normale verwijtbaarheid (50%)

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 100) x 50%

€ 5.467,=

d.

Verminderde verwijtbaarheid (25%)

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 75) x 100) x 25%

€ 2.734,=

2.Recidive:

Maximale boete o.g.v. Boetebesluit socialezekerheidswetten 2017

Categorie verwijtbaarheid bij recidive

Formule recidive

Bedragen o.g.v. huidige wetgeving 2017

a.

Opzet (150%)

5e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

€ 82.000,=

b.

Grove schuld (112,5%)

3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr

€ 8.200,=

c.

Normale verwijtbaarheid (75%)

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 112,5) x 100) x 75%

€ 5.467,=

d.

Verminderde verwijtbaarheid (37,5%)

((3e categorie v. Art. 23 lid 4 Sr : 112,5) x 100) x 37,5%

€ 2.734,=

Artikel 13. Vermogen

Het vermogen van de belanghebbende wordt bij berekening van de draagkracht buiten beschouwing gelaten. Er wordt namelijk met het vermogen van de belanghebbende geen rekeninggehouden, omdat het hier vaak om spaargeld gaat dat bestemd is voor duurzame gebruiksgoederen en/of ontwikkeling van het ten laste komende kind(eren)

Artikel 14. Draagkracht en aflossing bestuurlijke boete

Het volledige bedrag dat na aftrek van de beslagvrije voet (90%) overblijft (10%) wordt aangewend ter aflossing van de bestuurlijke boete.

Artikel 15. Afronden boete

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16. Schuldhulpverlening

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

In gevallen, waarbij op grond van de omstandigheden van de belanghebbende, gezin en/of kind sprake is van bijzondere situatie, die onevenredige gevolgen voor deze personen kan hebben als een boete wordt opgelegd, beslist het college.

Artikel 18. Volgorde invordering

De bestuurlijke boete wordt in het beginsel eerst op de klant gevorderd, omdat de mogelijkheid om de boete te innen na een periode van 10 jaar, geteld vanaf datum eerste beschikking, vervalt.

Artikel 19. Citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 20. Intrekking oude beleidsregels

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Behoeft geen nadere toelichting.

Bronnen

www.eerstekamer.nl/fraudewet

www.eerstekamer.nl/boetebesluitsocialezekerheidswetten

Schulinck: Handreiking bestuurlijke boete

VNG: fraude en handhaving

ECLI:NL:CRVB:2014:

ECLI:NL:CRVB:2016:

www.wetten.nl/participatiewet

www.wetten.nl/Ioaw

www.wetten.nl/Ioaz

www.wetten.nl/strafrecht