Beleidsregel voor het maken of veranderen van een uitweg gemeente Diemen

Geldend van 29-05-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel voor het maken of veranderen van een uitweg gemeente Diemen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen;

gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 160, eerste lid, sub e van de Gemeentewet;

overwegende en gelet op, dat artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening Diemen 2015, hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van dit artikel;

overwegende dat er in de gemeente Diemen behoefte bestaat aan een duidelijke en toepasbare beleidsregel inzake het maken en veranderen van een uitweg.

Besluiten:

vast te stellen de:

Beleidsregel maken, veranderen van een uitweg gemeente Diemen

Toelichting:

In de gemeente Diemen bestaat al geruime tijd behoefte aan een duidelijke op de praktijk toepasbare beleidsregel inzake het maken en/of veranderen van in- en uitritten. Vooral bij herinrichtingen van de openbare ruimte in woonwijken bestaat behoefte aan beleidsregels. De beleidsregels creëren rechtszekerheid en zorgen ervoor dat aanvragen om een in- en uitritvergunning sneller kunnen worden afgehandeld.

In de APV Diemen 2015 wordt in artikel 2:12 bepaald dat het verboden is om zonder vergunning een uitweg naar de openbare weg te maken dan wel deze te veranderen. Vervolgens worden in het derde lid een vijftal weigeringsgronden genoemd. Een uitwegvergunning kan worden geweigerd:

  • a.

    In het belang van de bruikbaarheid van de weg;

  • b.

    In het belang van veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • c.

    In het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • d.

    In het belang van de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

  • e.

    Indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of openbaar groen.

De beleidsregels hebben betrekking op deze weigeringsgronden.

Artikel 1 Begripsomschrijving

Uitweg: een weg die een perceel met de openbare weg verbindt.

Artikel 2 Beleidsregels weigeringsgronden

Aangezien de weigeringsgronden in artikel 2:12 lid 3 zeer algemeen geformuleerd zijn, wordt in onderstaande beleidsregels uitgelegd op welke wijze deze weigeringsgronden worden toegepast. Deze uitleg is een vastlegging van de wijze waarop in de afgelopen jaren in de praktijk uitleg is gegeven aan deze weigeringsgronden bij de beoordeling van vergunningsaanvragen.

  • 1.

    Bruikbaarheid van de weg

    Vergunningverlening dient de bruikbaarheid van de weg (artikel 2:12, lid 3, sub a) niet aan te tasten. Dit betekent dat:

    • a)

      Een uitweg van maximaal 3 meter breed is toegestaan.

    • b)

      Bij een dubbele uitweg ten behoeve van twee woningen naast elkaar is de maximale breedte 6 meter. Het samenvoegen van twee naast elkaar gelegen maar aparte uitwegen tot één uitweg is alleen mogelijk als de totale breedte maximaal 6 meter is of wordt.

    • c)

      Bij woningen is één uitweg per woning toegestaan.

    • d)

      Het terrein waartoe de uitweg aangevraagd wordt, dient minimaal 4,75 meter diep te zijn. Dit ter waarborging dat de auto volledig op eigen terrein kan parkeren.

    • e)

      Als in het traject van de uitweg een bushokje, laadpaal of andere voorziening staat, het niet mogelijk is om daar een uitweg te realiseren.

    • f)

      De uitweg niet mogelijk is wanneer dit betekent dat een voor de openbare verlichting aanwezige lichtmast verplaatst moet worden, die wegens de daarvoor geldende regels niet verplaatst kan worden.

    • g)

      De aanleg van een uitweg mag niet leiden tot een vermindering van het aantal openbare parkeervakken.

  • 2.

    Veilig en doelmatig gebruik van de weg

    Een uitweg mag er niet toe leiden dat de verkeersveiligheid of de verkeersdoorstroming negatief beïnvloed wordt. Dit gebeurt wanneer:

    • a)

      De uitweg ter hoogte van een opstelstrook van verkeerslichten komt te liggen.

    • b)

      De uitweg binnen een straal van 5 meter van een kruising of splitsing van wegen komt te liggen.

    • c)

      De uitweg op een locatie gerealiseerd wordt waar de aanliggende rijbaan van de weg dermate smal is dat de uitweg wegens te beperkte manoeuvreerruimte met een personenauto niet direct kan worden opgereden;

    • d)

      De uitweg op een zodanige locatie gerealiseerd wordt dat de bestuurder van een voertuig op enig punt van de uitweg niet of nauwelijks zicht heeft of kan hebben op de weg, het trottoir of op fiets- en/of voetpaden;

    • e)

      De uitweg op een locatie gerealiseerd wordt, waar deze uitkomt op het verlengde van een fiets- en/of voetgangerspad of oversteek en dat pad of die oversteek moet worden bereden om de openbare ruimte te bereiken;

  • 3.

    Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

    Voor het bepalen of een in-/uitrit zodanige gevolgen op het uiterlijk aanzien van de omgeving heeft dat de in-/uitritvergunning wordt geweigerd (artikel 2:12 lid 3 sub c), gelden onderstaande richtlijnen:

    • a)

      Bij woningen is het parkeren van auto's in de voortuin niet toegestaan, tenzij de mogelijkheid hiervoor specifiek in het bestemmingsplan is geregeld. Bij hoekwoningen kan alleen een uitweg gemaakt worden om een auto naast of achter de woning te stallen, indien de uitweg verder aan alle voorwaarden voldoet.

    • b)

      Als naar oordeel van het college vanuit stedenbouwkundig oogpunt met de uitweg sterk afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke belevingswaarde van het desbetreffende gebied.

  • 4.

    Bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente

    De kwaliteit van de woon-/werkomgeving wordt in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid van groen- en speelvoorzieningen. De ligging van deze voorzieningen kan conflicteren met de wens om een uitweg te realiseren. Onderstaande richtlijnen worden gehanteerd om te bepalen of de groenvoorzieningen geschaad worden door de aangevraagde uitweg:

    • a)

      De aan te leggen uitweg doorkruist een stuk openbaar groen van meer dan twee meter breed.

    • b)

      Op de locatie van de aan te leggen uitweg staat een boom of houtopstand, waarvoor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g. van de Wabo, vereist is en deze omgevingsvergunning niet wordt verleend.

    • c)

      De uitweg moet minimaal 3 meter vanaf een boom worden aangelegd, tenzij onderbouwd kan worden aangetoond dat de uitweg geen schade aan de boom geeft.

Artikel 3 Beleidskaders ten aanzien van de uitvoering

Uitvoering aanleg door gemeente op gemeentegrond en kosten

Bij de uitvoering van de aanleg van de uitrit of de wijziging hiervan zal de aanvrager de rechten van derden moeten respecteren. Hieronder vallen ook de rechten van de gemeente als eigenaar van de weg.

Als de uitweg gaat over grond waarvan de gemeente eigenaar is, dan gelden de volgende regels:

  • a)

    Uitvoering

    Het is particulieren verboden aanlegwerkzaamheden op openbaar terrein van de gemeente zelf uit te (laten) voeren. De aanleg van het gedeelte van de uitweg op openbaar gebied wordt in opdracht van de gemeente verricht. De gemeente bepaalt uit welk materiaal de uitweg wordt gemaakt. Vanuit het oogpunt van kwaliteit en duurzaamheid zal zij hierbij zoveel mogelijk aansluiten bij de omgeving. De gemeente kan wel een uitzondering maken. Hierbij kunnen uitwegen dan door de aanvrager zelf uitgevoerd worden op eigen kosten. Dit wordt per aanvraag beoordeeld. Uitgangspunt hierbij is dat de rechten van andere verkeerdeelnemers gewaarborgd blijven. De aanvrager zal in dat geval wel altijd moeten toestaan dat de gemeente en opdrachtnemers van de gemeente toegang hebben tot leidingen en kabels die in de grond onder de uitweg liggen.

  • b)

    Kosten

    De aanlegkosten, inclusief het aanbrengen en verwijderen van bestrating en bomen, van de wijziging van de openbare ruimte als gevolg van de aanleg van de uitweg worden bij de aanvrager in rekening gebracht. Hieronder worden ook de kosten inbegrepen van het aanleggen van nieuwe parkeerplaatsen en het eventueel verplaatsen / verwijderen van straatmeubilair en groenvoorzieningen. Ook de VAT-kosten (voorbereiding, administratie en toezicht) worden hierbij in rekening gebracht.

  • c)

    Leges

    De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van toepassing op een omgevingsvergunning voor het realiseren van een uitweg. Op basis van de gemeentelijke legesverordening zijn hier leges voor verschuldigd.

Artikel 4 Overige bepalingen

  • a)

    Het aanleggen van een uitweg mag niet leiden tot schade aan eigendommen van derden zoals de gemeente, buren etc. Indien er schade ontstaat aan eigendommen van derden dan is de aanvrager/gebruiker hiervoor aansprakelijk.

  • b)

    Hardheidsclausule/afwijking gestelde in deze notitie

    • a)

      Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van het gestelde in deze beleidsregels in geval toepassing hiervan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Dit conform artikel 4:84 van de algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel uitwegen gemeente Diemen’.

Meer informatie

Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de gemeente Diemen, telefoon (020) 31 44 888 of e-mail info@diemen.nl. U kunt ook altijd langskomen bij de publieksbalie.

Ondertekening

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 21 mei 2019.

Toelichting op een aantal beleidsregels

Artikel 2.2. Een veilig en doelmatig gebruik van de weg:

  • a)

    Op de opstelstroken is frequente wachtrijvorming voor de verkeerslichten zeer waarschijnlijk. Die kan een uitweg blokkeren, waardoor een auto staat te wachten totdat de wachtrij is opgelost. Achter de auto kan dan een file ontstaan die weer terugslaat op de kruising, dat is ongewenst.

  • b)

    Dit zorgt voor onveilige situatie, omdat er verkeer vanuit veel verschillende richtingen kan komen. Het zicht op aankomend verkeer is niet optimaal waardoor onveiligheid kan ontstaan.

  • c)

    Hierdoor wordt voorkomen dat aan de overzijde van een uitweg bijvoorbeeld een parkeerverbod moet worden ingesteld (die weer ten kosten van het aantal parkeerplaatsen gaat).

  • d)

    Het gaat hier om uitwegen ter hoogte van oversteekvoorzieningen. Een auto moet hier dan de uitweg indraaien, dit is iets dat een voetganger of fietser niet verwacht. Bovendien kan een wegrijdende auto dan de oversteek belemmeren, dit is ongewenst.

Artikel 2.4. onder c. De bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

c. Het gaat hier om de afstand vanaf de buitenkant stam. Deze afstand tot de boom wordt gehanteerd om er voor te zorgen dat de zogenaamde bewortelbare zone groot genoeg blijft zodat de boom voldoende beluchting en bewatering krijgt via het onverharde oppervlak. Daarnaast wordt voorkomen dat de grond direct rondom de boom aangedrukt en te veel verdicht wordt. Er zijn wel oplossingen denkbaar die de negatieve consequenties compenseren van een uitweg die < 3,0 meter van een boom gerealiseerd wordt, die zijn echter wel kostbaar. De 3,0 meter blijft uitgangspunt.