Regeling vervallen per 25-05-2016

Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 WWB gemeente Doesburg

Geldend van 01-01-2013 t/m 24-05-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 WWB gemeente Doesburg

De raad van de gemeente Doesburg;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Doesburg d.d. 31 januari 2013;

gehoord de Commissie Maatschappelijke ontwikkeling d.d. 15 januari 2013;

gelet op artikel 8, lid 1, sub g, en lid 2, sub d, juncto artikel 35, lid 5, evenals artikel 48, lid 4, van de Wet werk en bijstand, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

overwegende dat het van wezenlijk belang wordt geacht dat kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie van de ouder(s), dat gemeenten daaraan dienen bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op inkomensondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 WWB gemeente Doesburg

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doesburg;

    • b.

      de raad: de raad van de gemeente Doesburg;

    • c.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • d.

      kind: een ten laste komend kind in de leeftijd van 4 jaar tot en met 17 jaar dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt;

    • e.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, sub c, van de wet;

    • f.

      laag inkomen: een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • g.

      vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet op de datum van aanvraag;

    • h.

      bijdrage: de categoriale bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35, lid 5, van de wet;

Artikel 2. Doel en strekking

Degenen die tot de doelgroep behoren alsmede aan de voorwaarden voldoen, hebben om vergroting van deelneming aan de samenleving alsmede de educatieve ontwikkeling van ten laste komende schoolgaande kinderen te bevorderen, recht op een bijdrage in de kosten hiervan.

HOOFDSTUK 2. RECHT OP BIJZONDERE BIJSTAND VOOR MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE

Artikel 3. Doelgroep

  • a. De alleenstaande ouder die of het gezin dat met een of meer kinderen die/dat is aangewezen op een inkomen wat gemiddeld per maand niet uitkomt boven 110% van de geldende bijstandsnormen, alsmede niet beschikt over in aanmerking te nemen vermogen.

  • b. Als peildatum onder a wordt genomen het moment van de datum aanvraag.

  • c. Het kind voor wie de bijdrage wordt aangevraagd, dient op de aanvraagdatum aan het leeftijdscriterium als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub d van de verordening te voldoen.

Artikel 4. Maatschappelijke participatie

  • Onder maatschappelijke participatie wordt verstaan:

  • 1. De raad draagt er zorg voor dat ten behoeve van de verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen voldoende financiële middelen aanwezig zijn.

  • 2. Op grond van deze verordening kunnen door of namens het college bijdragen worden toegekend.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde bedragen worden verstrekt ter bestrijding van de kosten van:

    • a.

      Ouderbijdragen

      • -

        muziekonderwijs

      • -

        schoolzwemmen

    • b.

      Contributies

      • -

        sport- en cultuurverenigingen

      • -

        vereniging amateuristische kunst (zang, operette, muziek, toneel)

      • -

        scouting

      • -

        jeugdclub

      • -

        speeltuinvereniging

      • -

        lesgeld muziekschool

    • c.

      Abonnementen

      • -

        openbare bibliotheek

      • -

        zwembad (zwemlessen)

      • -

        schouwburg en musea

    • d.

      Overige voorzieningen/activiteiten

      • -

        kosten theater- en bioscoopbezoek

      • -

        kosten/abonnement dierentuin

      • -

        muziekconcerten

  • 4. Ook de incidentele kosten van de onder 3 genoemde kosten vallen hieronder.

  • 5. De hoogte van de bijdrage als bedoeld in dit artikel bedraagt maximaal € 152,00 per kind per kalenderjaar (norm 2012 gemeentelijke Reductieregeling).

  • 6. Voor het lesgeld van de muziekschool is er een extra toeslag van maximaal € 122,00 (norm 2012 gemeentelijke Reductieregeling) per kind per kalenderjaar.

  • 7. Het bedrag genoemd in artikel 4, lid 5, wordt op 1 januari van ieder kalenderjaar geïndexeerd aan de hand van de gegevens van het CBS. Het bedrag wordt op hele euro’s naar boven afgerond.

Artikel 5. Educatieve ontwikkeling

  • 1. Naast het bevorderen van maatschappelijke participatie is er ook aandacht voor de educatieve ontwikkeling van kinderen. Dit uit zich in onderstaande verstrekkingen:

    • a.

      Een bijdrage in de schoolkosten. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van leeftijd en het schooltype en bedraagt maximaal:

      • -

        € 110,00 per kind van 4 tot 12 jaar (basisonderwijs) per kalenderjaar (norm 2012);

      • -

        € 246,00 per kind van 12 tot 18 jaar (voortgezet onderwijs) per kalenderjaar (norm 2012).

  • 2. De in het vorige lid bedoelde bedragen worden verstrekt ter bestrijding van de kosten van:

    Voor kinderen van 4 tot 12 jaar:

    • -

      ouderbijdragen school

    • -

      bijdrage schoolzwemmen

    • -

      aanschaf schooltas, broodtrommel

    • -

      overblijfkosten

    • -

      schoolreisjes, -kamp, -excursies, sportactiviteiten en schoolfeestjes

    • -

      schoolbehoeften (pennen, schriften en overig materiaal)

    • -

      computercursus

    • -

      overige kosten verband houdend met schoolactiviteiten

    Voor kinderen van 12 tot 18 jaar

    • -

      ouderbijdrage school

    • -

      aanschaf schooltas, boeken, gymspullen en overig schoolmateriaal

    • -

      schoolkamp, -excursies, -sportactiviteiten en schoolfeesten

    • -

      fiets, regenkleding

    • -

      computercursus

    • -

      overige kosten verband houdend met schoolactiviteiten

  • 3. Voor het bepalen van de leeftijdsgrens wordt 1 augustus van elk kalenderjaar gehanteerd als peildatum. Wordt het kind na deze datum 4 jaar of voor deze datum 18 jaar, dan is er voor het betreffende kind geen recht op een bijdrage en ook geen recht op een evenredig deel.

  • 4. De bedragen genoemd in artikel 5, lid 1, sub a, worden op 1 januari van ieder kalenderjaar geïndexeerd aan de hand van de gegevens van het CBS. Het bedrag wordt op hele euro’s naar bovenafgerond.

HOOFDSTUK 3 AANVRAAG OM DE BIJDRAGE/BEWIJSSTUKKEN/TERMIJN/VERHAAL

Artikel 6 Aanvraag

Het aanvraag/inlichtingenformulier geschiedt met behulp van het daarvoor bestemde en beschik-

baar gestelde aanvraag/inlichtingenformulier. De ouder(s) van het tot de doelgroep behorend kind moeten de aanvraag indienen. Een aanvraag tot verlening van een bijdrage moet het lopende kalenderjaar worden ingediend. Het college heeft de bevoegdheid om een termijn in het kalenderjaar te bepalen wanneer de aanvraag moet worden ingediend.

Artikel 7 Bewijsstukken en controle

Bij aanvragen moeten bewijsstukken overgelegd worden van inkomen en vermogen. Voor de bijdrage voor de kosten van maatschappelijke participatie van voorzieningen/activiteiten, onder artikel 4, lid 3, en bij voor de bijdrage voor de kosten educatieve ontwikkeling van voorzieningen/activiteiten, onder artikel 5, lid 2, hoeven niet direct bewijsstukken overgelegd te worden. Wel dienen bewijsstukken door aanvragers gedurende een periode van 2 jaar bewaard te worden vanwege een steekproefsgewijze controle achteraf.

Artikel 8 Termijn

Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 6 binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 9 Terugvordering van de bijdrage

Indien uit de (steekproefsgewijze) controle blijkt dat er onjuiste informatie is verstrekt en/of de bijdrage van de gemeente niet besteed is aan het doel waarvoor bestemd, volgt een besluit tot intrekking of herziening. De reeds uitbetaalde bijdrage kan geheel of ten dele worden teruggevorderd.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 Vorm van een voorziening

  • 1. Tenzij de gemeenteraad anders heeft bepaald, stelt het college de vorm van een voorziening vast.

  • 2. Bij het bepalen van de vorm van een voorziening kiest het college voor de vorm die naar zijn oordeel het meest doeltreffend is om de maatschappelijke participatie te bevorderen.

Artikel 11. Onvoorziene omstandigheden

Door of namens het college van Burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 juli 2012.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de “Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 WWB gemeente Doesburg”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van 31 januari 2013.
De griffier,
J.B. Voorhof
De voorzitter,
drs. C.J.G. Luesink

Raadsbesluit

Algemene toelichting

In de Motie Blanksma-Spekman c.s. vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in een verordeningplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35, lid 5 van de WWB.

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. De wetgever beoogt inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijke minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te laten komen en vindt het daarom wenselijk dat de categoriale bijzondere bijstandverstrekking aan deze groep ‘in natura’ de voorkeur boven een geldbedrag verdient. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm. Dit is vastgelegd in artikel 48 lid 4 WWB.

Artikel 8 lid 1, sub g WWB bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind. Hierbij moet in ieder geval worden bepaald op welke wijze invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’ (artikel 8 lid 2, sub d WWB).

Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt uitsluitend verstrekt aan mensen met maximaal een inkomen van 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (artikel 35, lid 9 WWB).

De verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningspicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar door het Rijk geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op beleidsterreinen van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen.

Betekenis verordeningsplicht en inhoud verordening

Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Gemeenten die hiervoor maatregelen hebben genomen, kunnen het bestaande beleid rechtstreeks in de verordening opnemen en hebben daarmee voldaan aan de verordeningsplicht. De verordening heeft met name een intern karakter en bovendien een beperkte duur, omdat de verlening van individuele en categoriale bijzondere bijstand al wettelijk is geregeld. De verordening heeft het karakter van een instructieregeling, waarmee het college opgedragen wordt binnen bepaalde beleidsmatige kaders uitvoering te geven aan kinderparticipatie. Er is gekozen voor een formele invulling van de opdracht aan de gemeenteraad om regels te stellen. Daar wordt mee bedoeld dat in de verordening wordt verwezen naar het minimabeleid van de gemeente, omdat daarin het beleid met betrekking tot kinderparticipatie al beschreven staat.

Op 28 oktober 2004 heeft de gemeenteraad de nota “Nieuwe regelingen minimabeleid Doesburg 2004 en volgende jaren” vastgesteld, waarin o.a. voorstellen zijn gedaan tot voortzetting en aanpassingen van de gemeentelijke Reductieregeling (dateert vanaf 1987) en de regeling Schoolkosten kinderen (dateert vanaf 1998).

In de verordening Maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 WWB gemeente Doesburg zijn integraal opgenomen de huidige voorzieningen en activiteiten die van toepassing zijn op kinderen in het kader van de gemeentelijke Reductieregeling en de Regeling Schoolkosten kinderen, zoals door de gemeenteraad in 2004 werd vastgesteld.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPAINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijving

Er is voor gekozen om begrippen die al omschreven zijn in de WWB, Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat ingeval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

Artikel 2. Doel en strekking

In artikel 8 lid 2, sub d WWB is expliciet bepaald dat de gemeenteraad in de verordening maatschappelijke participatie regels moet stellen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’. In artikel 2 van deze verordening is voorts aangegeven dat het oogmerk van maatschappelijke participatie het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is alsmede de educatieve ontwikkeling van het ten laste komende kind. Bij de invulling van het begrip maatschappelijke participatie is rekening gehouden met het feit dat van categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 WWB geen sprake is voor zover het hoofddoel van de vergoeding het subsidiëren van culturele, educatieve of sportieve activiteiten is. Er is slechts sprake van bijstandsverlening indien voor belanghebbenden kosten worden weggenomen die zij anders wel zouden maken.

HOOFDSTUK 2. RECHT OP BIJZONDERE BIJSTAND VOOR MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE

Artikel 3. Doelgroep

In artikel 3 is de doelgroep van deze verordening beschreven. Bij wisselende inkomsten wordt gekeken naar de inkomsten van het desbetreffende kalenderjaar, derhalve van 1 januari tot het moment van de aanvraag. Als het gemiddelde inkomen in het kalenderjaar onder de 110% van de geldende bijstandsnormen blijft, dan wordt voldaan aan de inkomenstoets.

Artikel 4. Maatschappelijke participatie

De in artikel 4 genoemde kosten zijn grotendeels overgenomen van het huidige beleid van de Reductieregeling. Omdat een aantal kostensoorten niet aansluiten bij de in de verordening gehanteerde definitie voor kind (zie artikel 1 lid 2, sub d van deze verordening) zijn de volgende kostensoorten niet opgenomen: kinderdagverblijf (ouderbijdragen), gehandicaptenvereniging, volkstuinvereniging en ouderenbond (allen contributies), kosten eigen bijdrage (erkende) peuterspeelzaal, kosten kerktelefoon, kosten cursussen educatieve activiteiten, kosten Kunstbus 55+ en kosten meer bewegen voor 65+ en gehandicapten (o.a. gymnastiek en zwemmen (allen overige voorzieningen/activiteiten).

Artikel 5. Educatieve ontwikkeling

Het huidige gemeentelijk beleid in het kader van de regeling Schoolkosten kinderen is integraal opgenomen in deze verordening.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG OM DE BIJDRAGE/BEWIJSSTUKKEN/TERMIJN/VERHAAL

Artikelen 6, 7, 8 en 9.

.Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting, omdat dit het huidige beleid van het gemeentelijk minimabeleid betreft.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 10. Vorm van een voorziening

Het college kiest de vorm van een voorziening, tenzij daarover al iets bepaald is in deze verordening of de gemeenteraad langs andere wegen daarover een ander standpunt inneemt. Uitgangspunt is de meest doeltreffende vorm, uiteraard voor zover dat financieel- en uitvoeringstechnisch realiseerbaar is.

Artikel 11. onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet wordt beslist door het college.

Artikel 12. Inwerkingtreding

De wetgever heeft voor wat betreft de bevordering maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen de gemeenten een verordeningplicht opgelegd voor het jaar 2012, vandaar de inwerkingtreding met terugwerkende kracht per 1 juli 2012. In tegenstelling tot gemeenten die in het kader van minima/armoedebeleid nog geen beleid ontwikkeld hebben voor participatie van kinderen in sport- en culturele activiteiten/voorzieningen, kent Doesburg al vele jaren een aantal gemeentelijke minimaregelingen die ook van toepassing zijn op kinderen.

Het huidige minimabeleid voor kinderen is geborgd in deze verordening, vandaar de argumentatie om deze verordening in te laten gaan met terugwerkende kracht.

Artikel 13. Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich.