Regeling vervallen per 01-03-2015

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Geldend van 01-04-2004 t/m 28-02-2015

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

De raad van de gemeente Doesburg;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 maart 2004;

gelet op de artikelen 149 en 154 van de Gemeentewet en artikel 6 van de Wegenwet;

besluit:

vast te stellen de navolgende

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen.

Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • -

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • -

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • -

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • -

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • -

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • -

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

  • 1.

    is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, of

  • 2.

    gelegen is binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift "zone", voorzover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • 3.

    gelegen is binnen een zone, aangeduid met bord E1 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift "zone", waarvoor krachtens een besluit van burgemeester en wethouders ontheffing is verleend om met behulp van een parkeervergunning aldaar te parkeren;

  • 4.

    gelegen is binnen een wegvak en/of terrein, bestemd voor betaald parkeren, waarvoor krachtens een besluit van burgemeester en wethouders ontheffing is verleend om met behulp van een parkeervergunning aldaar te parkeren;

  • -

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur-/of belanghebbendenplaatsen;

  • -

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • -

    bezoekerskaart: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij aanvraag, krachtens welke het is toegestaan een aan te wijzen motorvoertuig, eenmalig en voor een beperkte periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats of parkeerapparatuurplaats, gelegen in de zone waar de verstrekker van het bewijs overeenkomstig artikel 3, lid 2, sub a, woont c.q. het huisadres heeft, mts de kaart op de juiste wijze is bewerkt en op de juiste wijze in geplaatst.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen.

Artikel 2 Uitvoeringsbesluiten burgemeester en wethouders

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3 Aanvraag parkeervergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig, wanneer deze

    • a.

      woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, dan wel

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren.

  • 3. De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan beide in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerst aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a. genoemde voorwaarde.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het tweede lid nadere regels stellen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan een van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 6. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4 Aanvraagprocedure

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen een termijn van 8 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste 8 weken verlengen. Van een verlenging van de termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Een besluit tot afwijzing van een aanvraag is met redenen omkleed. De aanvrager wordt schriftelijk van deze afwijzing in kennis gesteld.

Artikel 5 Vergunningverlening

  • 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt voor ten hoogste één jaar (kalenderjaar) verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode, gelegen binnen een kalenderjaar, waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het weggedeelte of gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder en/of het kenteken of een ander kenmerk van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6 Intrekking of wijziging van de vergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang.

  • 2. Een besluit tot het intrekken of wijzigen van een vergunning is met redenen omkleed. De betrokkene wordt van het intrekken of wijzigen van de vergunning schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 7 Bezoekerskaarten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag bezoekerskaarten uitgeven voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een bezoekerskaart kan worden verleend aan een bewoner wanneer deze overeenkomstig artikel 3, lid 2, dusb a, woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 3. Bezoekerskaarten worden verleend met een maximum van 25 per kwartaal per huisadres.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het tweede lid nadere regels stellen.

  • 5. Aan de bezoekerskaart kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen aan een bezoekerskaart ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 8 Parkeerverbod niet-motorvoertuigen

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 9 Verbod op misbruik van en hinder aan parkeerapparatuur

  • 1. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

Artikel 10 Verbod op parkeren zonder/of in strijd met vergunning

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning.

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 11 Verbod op parkeren in strijd met de bezoekerskaart

  • 1. Een bezoekerskaart is alleen dan een vergunning als bedoeld in de zin van deze verordening indien de kaart op voorgeschreven wijze correct is bewerkt en op voorgeschreven wijze zichtbaar is geplaatst in, op of bij het motorvoertuig.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen inzake het verstrekken en het gebruik van bezoekerskaarten.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan een bewoner de mogelijkheid ontnemen bezoekerskaarten in bezit te hebben, te gebruiken of aan een derde te verstrekken indien deze handelt in strijd met de aan de bezoekerskaart verbonden voorwaarden.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan een bestuurder van een motorvoertuig het gebruik van een bezoekerskaart ontzeggen indien de bestuurder handelt in strijd met de aan de bezoekerskaart verbonden voorwaarden.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 12 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13 Opsporingsambtenaren

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening Doesburg 2004”.

Artikel 15 Overgangsbepaling en inwerkingtreding

  • 1. De door burgemeester en wethouders bij of krachtens de Parkeerverordening Doesburg 2001 vastgestelde uitvoeringsbesluiten en nadere regels blijven in stand voor zover de bevoegdheid daartoe in de Parkeerverordening Doesburg 2004 eveneens is opgenomen en voor zover deze niet bij afzonderlijk besluit reeds zijn ingetrokken ;

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 01 april 2004 en wordt voorafgaand daaraan bekend gemaakt in het Doesburgs Streekblad.

  • 3. De Parkeerverordening Doesburg 2001, vastgesteld bij raadsbesluit nr. 9a van 28 juni 2001, wordt ingetrokken op de in het tweede lid genoemde datum, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich hebben voorgedaan vóór de in het tweede lid genoemde datum en op de vergunningen, die zijn verleend vóór de in het tweede lid genoemde datum.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van 25 maart 2004.
De griffier, De voorzitter,

Toelichting op de Parkeerverordening Doesburg 2004

I. Algemene toelichting

De Parkeerverordening Doesburg 2001 stelt regels met betrekking tot het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren. Deze verordening staat in nauw verband met de Verordening Parkeerbelastingen Doesburg 2001 waarin de tarieven voor het gebruik van parkeerplaatsen en vergunningparkeren staan geregeld. De heffing en invordering geschiedt door de daartoe bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaar.

Op overtreding van het bepaalde in afdeling III van de parkeerverordening staat straf gesteld. Vanwege het bepaalde in artikel 143 juncto artikel 139 van de Gemeente dient deze verordening na de bekendmaking te worden medegedeeld aan het parket van het arrondissement Arnhem.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen

Motorvoertuig/voertuig

Op grond van het nieuwe artikel 225 van de gemeentewet kunnen parkeerrechten niet alleen worden geheven voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen, maar voor alle voertuigen. Naar verwachting zullen zeker niet alle gemeenten tot een dergelijke uitgebreide vorm van heffing wensen over te gaan.

In deze gevallen zal de heffing beperkt blijven tot motorvoertuigen. In de tekst van de verordening is er van uitgegaan dat alleen rechten worden geheven voor motorvoertuigen.

Parkeren

In artikel 225, 2e lid gemeentewet is in hoofdzaak dezelfde definitie van parkeren gehanteerd, die in de wegenverkeerswetgeving voorkomt. In de parkeerverordening is de definitie van artikel 225, 2e lid gemeentewet overgenomen.

Parkeerapparatuur

Met de invoering van het RVV 1990 op 1 november 1991 is het niet meer noodzakelijk in de Parkeerverordening een onderscheid te maken tussen parkeermeters en parkeerautomaten. Daarom wordt nu alleen nog het begrip parkeerapparatuur gehanteerd.

Artikel 2 Uitvoeringsbesluiten burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders wordt bij dit artikel de bevoegdheid verleend tot het aanwijzen van plaatsen waar met een dergelijke vergunning geparkeerd kan worden. Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid bij burgemeester en wethouders neergelegd.

Artikel 3 Aanvraag parkeervergunning

Algemeen

Vergunningen voor het parkeren op parkeerapparatuur‑ en/of belanghebbendenplaatsen worden uitgegeven op basis van artikel 3 van de parkeerverordening. Los daarvan staat het heffen van rechten voor het uitgeven van de vergunning. Dit gebeurt op basis van de Verordening Parkeerbelastingen.

Omdat in deze verordening wordt gesproken over motorvoertuigen, kunnen eigenaren en houders van onder meer vrachtauto's en autobussen voor een vergunning in aanmerking komen. Omdat er evenwel geen sprake is van een gebonden beschikking hebben burgemeester en wethouders de mogelijkheid een vergunning voor dit soort voertuigen te weigeren. Het is denkbaar deze beperking in de verordening op te nemen. Een dergelijke inperking vooraf is echter af te raden. De toepassingsmogelijkheden van de verordening worden daardoor ernstig belemmerd. Er zijn omstandigheden denkbaar dat het redelijk is een vergunning voor andere motorvoertuigen dan personenauto's te verlenen.

Wellicht ten overvloede moet er nog op gewezen worden dat bij een eventuele vergunningverlening voor "grote" motorvoertuigen rekening moet worden gehouden met de verboden die in de parkeerexcessenverordening (of APV) zijn opgenomen. Ook aan de eigenaren of houders van motorfietsen kan een vergunning worden verleend. Het reserveren van parkeerplaatsen voor motorrijders zal over het algemeen echter niet nodig zijn. Motorfietsen nemen relatief weinig ruimte in beslag en worden meestal op de stoep geparkeerd. Wanneer belanghebbendenparkeren voor motorfietsen wordt ingevoerd, moet een oplossing gevonden worden voor het aanbrengen van de vergunning. Bij een motorfiets kan deze niet achter de voorruit bevestigd worden. Overwogen moet worden een sticker te gebruiken of aan de controlerende ambtenaren een overzicht van kentekens mee te geven.

Eerste lid

In dit lid wordt gesproken over "kunnen ... verlenen". Hiermee wordt aangegeven dat niet elke aanvraag gehonoreerd behoeft te worden. Burgemeester en wethouders moeten de mogelijkheid hebben om een aanvraag te toetsen aan het gemeentelijke beleid. Er is dan ook sprake van een vrije beschikking. De houder van een dergelijke vergunning is het toegestaan om te parkeren bij apparatuur zonder betaling, mits hij in het bezit is van een vergunning. Uiteraard blijft het ook mogelijk om op de "gewone" manier bij parkeerapparatuur te parkeren. Het vergunningparkeren bij parkeerapparatuur kan worden toegepast, ongeacht of er tot fiscalisering wordt overgegaan of niet.

Tweede lid

Uit dit lid blijkt dat er twee soorten vergunningen (voor bewoners respectievelijk zakelijk belanghebbenden) kunnen worden verleend. Dit onderscheid is gewenst omdat voor de verlening van deze twee soorten vergunningen verschillende criteria worden aangelegd.

Derde lid

De achterliggende gedachte van deze bepaling is dat voor een bewonersvergunning meestal een lager tarief wordt gehanteerd. Onder de nieuwe wet is een dergelijke differentiatie in ieder geval toegestaan. Het is natuurlijk ook mogelijk om bij een samenloop de aanvrager aan te merken als een zakelijk belanghebbende of aanwonende.

Vierde lid

Behoeft geen toelichting.

Vijfde lid

Hier moet worden gedacht aan het verlenen van vergunningen aan eigenaren of houders die tijdelijk een motorvoertuig in het betreffende gebied willen parkeren (bij voorbeeld aannemers die werkzaamheden moeten uitvoeren).

Zesde lid

Er is voor gekozen om de belanghebbendenplaatsen in zónes in te delen, waarbij de vergunning alleen geldt in de buurt van de woning of het bedrijf. Op die manier wordt voorkomen dat vergunninghouders overal elders in de stad gratis kunnen parkeren.

Zevende lid

In literatuur en jurisprudentie wordt algemeen het standpunt gehuldigd dat aan een vergunning of ontheffing voorschriften mogen worden verbonden ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. Alleen wanneer de wettelijke regeling zich daartegen verzet, bijvoorbeeld in het geval van een gebonden beschikking, zijn dergelijke voorschriften niet geoorloofd. Strikt genomen is het dan ook niet nodig om die bevoegdheid hier nog eens uitdrukkelijk te bevestigen. Omwille van de duidelijkheid en om mogelijke twijfels weg te nemen wordt die bevoegdheid van burgemeester en wethouders hier toch nog eens bevestigd.

Artikel 4 Aanvraagprocedure

De beginselen van behoorlijk bestuur eisen dat binnen een redelijke termijn een beslissing wordt genomen op een aanvraag voor een vergunning. Een termijn van 8 weken is redelijk en sluit aan bij de bepalingen hieromtrent van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Artikel 5 Vergunningverlening

Eerste lid

De termijnen waarvoor de vergunningen worden verleend, verschillen sterk van gemeente tot gemeente. De tekst kan op dit punt worden aangepast aan de in de gemeente gangbare of gewenste praktijk. Het is ook denkbaar om een vergunning tot wederopzegging te verlenen. Het voordeel is dat de apparaatskosten hierdoor lager liggen dan bij tussentijdse verlenging. Een nadeel is dat eenmaal uitgegeven vergunningen alleen ingetrokken kunnen worden op grond van de in de verordening genoemde criteria. Het is dan niet mogelijk om snel te kunnen inspelen op zich wijzigende omstandigheden. Wij hebben gekozen voor een termijn van ten hoogste één jaar, waarbij de vergunningperiode binnen het kalenderjaar dient te liggen.

Tweede lid

Om de controle op de naleving van het vergunningparkeren efficiënt te laten verlopen, moet zo min mogelijk informatie op de vergunning worden vermeld. Een overmaat aan informatie bemoeilijkt de waarneming voor de controleurs (veel lezen, kleine letters etc.). Wanneer er toch behoefte bestaat aan meer informatie, zou deze op de achterzijde van de vergunning vermeld kunnen worden. Ook is het denkbaar de vergunning vouwbaar uit te voeren of een bijlage te verstrekken. De onder a en b opgenomen gegevens zijn in ieder geval noodzakelijk om te kunnen controleren. De onder c vermelde gegevens zijn, evenals andere informatie, voor de handhaving niet strikt noodzakelijk, maar wel wenselijk om misbruik van de vergunning te voorkomen.

Artikel 6 Intrekking of wijziging van de vergunning

In de aanhef van dit artikel wordt gesproken over "kunnen.... intrekken". Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van burgemeester en wethouders staat of een vergunning daadwerkelijk wordt ingetrokken wanneer één van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief bedoeld. Om andere redenen kan de vergunning dan ook niet worden ingetrokken.

Artikel 7 Parkeerverbod niet-motorvoertuigen

Algemeen

Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen, op parkeerapparatuur‑ en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert de normale gang van zaken op de genoemde plaatsen en doorkruist daarmee de beoogde regulering. Het gaat hier om gedragingen die zich niet lenen voor fiscalisering. Deze verbodsbepaling moet dan ook, ongeacht of tot fiscalisering wordt overgegaan, in de verordening worden opgenomen.

Tweede lid

Het is voor een goede gang van zaken op parkeerapparatuurplaatsen gewenst om slechts bij uitzondering en dus in beperkte mate ontheffing te kunnen verlenen van het in het tweede lid neergelegde verbod.

Artikel 8 Verbod op misbruik van en hinder aan parkeerapparatuur

Algemeen

Ook dit artikel bevat enkele verbodsbepalingen voor gedragingen die niet gefiscaliseerd kunnen worden. Deze bepalingen moeten, ongeacht of tot fiscalisering wordt overgegaan of niet, in de verordening opgenomen worden. In deze verordening is geen "bijvulverbod" opgenomen. Dat is namelijk in strijd met het fiscale regime. Wanneer de parkeertijd, waarvoor een bestuurder heeft betaald, is verstreken moet hij (opnieuw) aangifte doen. Als hij niet aan die verplichting voldoet, wordt hem, in geval van constatering, een naheffingsaanslag opgelegd. Wanneer een bijvulverbod geldt, zou de parkeerder een strafbaar feit plegen, terwijl hij aan zijn belastingplicht voldoet. Een bijvulverbod is derhalve onder een fiscaal regime niet mogelijk. Bij strafrechtelijke handhaving is een bijvulverbod wel mogelijk.

Artikel 9 Verbod op parkeren zonder/of in strijd met parkeervergunning

De fiscale aanpak van het niet betalen van het parkeergeld is, gelet op artikel 234 van de gemeentewet, alleen mogelijk bij parkeerapparatuur, en niet op belanghebbendenplaatsen. Daarom moet in de verordening een strafbepaling opgenomen worden. Voor het parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur zonder (geldige) vergunning is geen strafbaarstelling nodig. Op die plaatsen kan immers wel het fiscale regime gehanteerd worden.

Artikel 10 Strafbepaling

Artikel 154 van de gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste 3 maanden of een geldboete van de tweede categorie kunnen stellen. Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak kan als bijkomende straf op een overtreding worden gesteld. Het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak is een bijkomende straf waarvan bij parkeerovertredingen weinig effect te verwachten valt. Het opnemen daar van in de Parkeerverordening is daarom achterwege gelaten.

Artikel 13 Overgangsbepaling en inwerkingtreding

Lid 1

Op grond van de Parkeerverordening 1993 zijn door burgemeester en wethouders diverse uitvoeringsbesluiten genomen. De in artikel 13 opgenomen overgangsbepaling beoogt die besluiten in stand te laten voor zover de bevoegdheid daartoe in de nieuwe Parkeerverordening Doesburg 2001 terugkeert. Het betreft hier met name de uitvoeringsbesluiten zoals deze zijn opgenomen in artikel 2, maar ook andere uitvoeringsbesluiten van burgemeester en wethouders.

Gelet op de arbeidsintensieve voorbereiding van deze uitvoeringsbesluiten is het wenselijk om ze in stand te houden en niet al het werk meteen na inwerkingtreding opnieuw te moeten doen terwijl de vergunningverlening al het nodige werk oplevert. Het blijft echter wel nodig om de bestaande uitvoeringsbesluiten te controleren op geldigheid in verband met wetswijzigingen die zich tussentijds hebben voorgedaan.

Lid 2 en 3

Gezien de nauwe samenhang die er bestaat tussen de Parkeerverordening en de Verordening Parkeerbelastingen, dienen deze gelijktijdig in werking te treden. Bovendien moeten op dat ogenblik de oude verordeningen ingetrokken worden.

De onder de “oude” verordening verleende vergunningen blijven nog van kracht voor de periode waarvoor zij zijn verleend.