Regeling vervallen per 03-02-2011

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 02-02-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2011

De raad van de gemeente Doesburg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2010;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a)

    begraafplaats: de algemene begraafplaats gelegen aan de Meipoort;

  • b)

    eigen graf: een graf, een grafkelder daaronder begrepen, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het (doen) verstrooien van as;

  • c)

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • d)

    eigen urnennis: een nis, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen of urnen;

  • e)

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • f)

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • g)

    verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid, dan wel een plaats waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het recht is verleend om as te doen verstrooien.

Artikel 2 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3. Voor belastingbedragen tot € 5,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen lijkbezorgingsrechten of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 5 Belastingjaar

  • 1. Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 6.6 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1. De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 6, onderdelen 6.2 en 6.3 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2. Andere rechten van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1. De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 6.2 en 6.3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in 6.2 en 6.3 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in 6.2 en 6.3 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. Indien door de belastingplichtige toestemming is verleend voor automatische incasso, worden de aanslagen ingevorderd in vijf gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het in het eerste en tweede lid gestelde zijn aanslagen met een bedrag van minder dan € 30,00 en meer dan € 1.750,00 invorderbaar in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

  • 6. De gedagtekende schriftelijke kennisgeving moet worden betaald binnen 30 dagen na dagtekening van deze kennisgeving.

Artikel 10 Vrijstellingen

De rechten worden niet geheven voor:

  • 1.

    het bijzetten van een asbus of urn met de as van een kind, dat beneden de leeftijd van 3 maanden is overleden en dat in één kist met zijn moeder wordt begraven of waarvan de as met die van de moeder wordt geborgen in één urn;

  • 2.

    het begraven van een lijk of het bijzetten van een asbus/urn buiten de daarvoor in artikel 9 van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats vastgestelde tijden, indien het begraven of het bijzetten van een asbus/urn:

    • a.

      plaatsvindt op een door burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde gegeven last;

    • b.

      plaatsvindt op een door burgemeester en wethouders in het belang van de volksgezondheid gegeven last;

    • c.

      op grond van wettelijke bepalingen op geen ander tijdstip dan het gevraagde kan plaatsvinden;

    • d.

      noodzakelijk in de hiervoor genoemde tijd moet plaatshebben na beëindiging van een door de officier van Justitie of rechter-commissaris gelast uitstel van begraving van het lijk

    • e.

      een herbegraving is als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Tarieventabel.

  • 3.

    het opgraven en herbegraven op dezelfde begraafplaats van een lijk of een asbus/urn, alsmede voor het overplaatsen van een lijk of een asbus/urn vanuit het ene naar het andere graf op dezelfde begraafplaats, indien dit gebeurt op rechtelijk.gezag;

  • 4.

    het in behandeling nemen van een aanvraag voor het afgeven van een vergunning ter zake van het aanbrengen van beplanting of enige andere versiering als bedoeld in hoofdstuk 6, onderdeel 6.1 van de Tarieventabel.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening lijkbezorgingsrechten 2010” van 5 november 2009, nummer 2e, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking, doch niet eerder dan de in lid 4 genoemde datum.

  • 3. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode plaatsvindt.

  • 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 5. Deze verordening wordt aangehaald als de “Verordening lijkbezorgingsrechten 2011”.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van 28 oktober 2010.
De griffier,
J.B. Voorhof.
De voorzitter (wnd),
mr. P. Schadd-de Boer.

Bijlage 1 Tarieventabel als bedoeld in artikel 4 van de “Verordening lijkbezorgingsrechten 2011"

1.

Hoofdstuk Verlenen van rechten

1.1.

Voor het uitsluitend recht om in een bepaalde grafruimte voor een periode van 20 jaar te begraven c.q. urnen bij te zetten

722,00

1.1.1

voor verlenging met een tijdvak van 10 jaar van de onder 1.1 bedoelde periode van 20 jaar wordt het onder 1.1 van toepassing zijnde tarief geheven

1.2.

Voor het uitsluitend recht om in een urnennis voor een periode van 20 jaar urnen/asbussen te plaatsen

722,00

1.2.1

voor verlenging met een tijdvak van 10 jaar van de onder 1.2 bedoelde periode van 20 jaar wordt het onder 1.2 van toepassing zijnde tarief geheven

1.3.

Voor het uitsluitend recht om in een urnengraf voor een periode van 20 jaar

Urnen/asbussen te plaatsen

722,00

1.4.

Voor verlenging met een tijdvak van 10 jaar onder de 1.3 bedoelde periode

van 20 jaar wordt het onder 1.3 van toepassing zijnde tarief geheven.

2.

Hoofdstuk Begraven

2.1.

Voor het begraven van een lijk wordt geheven

1.210,00

2.2.

Voor het begraven van een lijk van een kind beneden het jaar wordt een vierde, voor die van een kind beneden de twaalf jaar de helft van het onder 2.1 van toepassing zijnde recht geheven

2.3.

Voor het begraven van een lijk cq de lijken van een doodgeboren, of binnen 3 maanden na de geboorte overleden tweeling, drieling etc., wordt slecht éénmaal het recht geheven indien het begraven in dezelfde kist plaatsvindt

2.4.

Voor het begraven van een lijk buiten de daarvoor in artikel 9 van de Beheersverordening vastgestelde tijden wordt een extra recht geheven van

824,00

3.

Hoofdstuk Bijzetten van asbussen en urnen

3.1.

Voor het bijzetten van een asbus of urn wordt geheven:

3.1.1

in een urnennis

56,10

3.1.2

in een eigen graf

224,00

3.1.3

In een urnengraf

56,10

3.2.

Voor het bijzetten van een asbus of urn met de as van een kind beneden het jaar wordt een vierde, voor die van een kind beneden de twaalf jaar de helft van het onder 3.1.1 of 3.1.2 van toepassing zijnde recht geheven

3.3.

Voor het bijzetten van asbussen of urnen met de as van een doodgeboren, of binnen 3 maanden na de geboorte overleden tweeling, drieling etc., wordt slecht éénmaal het recht geheven indien het begraven in dezelfde kist plaatsvindt c.q. de as in één urn wordt geborgen

3.4.

Voor het bijzetten van een asbus of een urn in een urnennis of in een eigen graf buiten de daarvoor in artikel 9, lid 2, van de “beheersverordening” vastgestelde tijden wordt een extra recht geheven van

824,00

3.5.

Voor het verstrooien van één asbus op het daartoe ingerichte gedeelte op de algemene begraafplaats

92,00

4.

Hoofdstuk Inschrijven en overboeken van eigen graven en urnennissen

4.1.

Voor het inschrijven en overboeken van eigen graven in een daartoe bestemd register

5,20

4.1.1

voor het inschrijven en overboeken van urnennissen in een daartoe bestemd register

5,20

5.

Hoofdstuk Opgraven en ruimen

5.1.

Voor het opgraven en herbegraven op dezelfde begraafplaats van een lijk, alsmede voor het overplaatsen van een lijk vanuit het ene naar het andere graf op dezelfde begraafplaats, een recht geheven, indien het betreft een lijk:

5.1.1

van een persoon van 12 jaar en ouder

1.280,00

5.1.2

van een kind van 1 tot 12 jaar

643,00

5.1.3

van een kind tot 1 jaar

327,00

5.2.

Voor het opgraven en herbegraven van een urn wordt de helft van het onder 5.1.1, 5.1.2 of 5.1.3 van toepassing zijnde recht geheven

5.3.

Voor het ruimen van een graf of het verplaatsen van kisten en/of urnen op verzoek van de belanghebbende wordt geheven

986,00

6.

Hoofdstuk Grafbedekking en onderhoud

6.1.

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor:

6.1.1

het afgeven van een vergunning ter zake van het plaatsen of vernieuwen van voorwerpen op een eigen graf, bedoeld in artikel 17 van de Beheersverordening, wordt geheven:

227,00

6.1.2

het afgeven van een vergunning ter zake van de bouw van een kelder in een eigen graf, wordt geheven

2.405,00

6.2.

Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van de voorwerpen, bedoeld in artikel 21 van de Beheersverordening, wordt geheven per jaar:

6.2.1

voor marmerslag of grind of flagstones4

27,20

6.2.2

voor een zerk of staande steen

19,90

6.2.3

voor een stel stenen banden

14,25

6.2.4

voor plantvak, palen of paaltjes

7,37

6.2.5

voor enig ander voorwerp, niet genoemd onder 6.2.1 t/m 6.2.4

7,37

6.3.

Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van een eigen urnennis wordt geheven per jaar

8,37

6.4.

Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van een urnengraf en bijbehorende plantvak

16,80

6.5.

Voor het door of vanwege de gemeente aanbrengen en verzorgen van de beplanting op de algemene graven wordt van de gebruiker van een graf bij het aanvragen van de daartoe vereiste vergunning een eenmalig bedrag geheven van

158,00

6.6.

Voor het afnemen van en wederplaatsen van bedekkingen en beplantingen op eigen graven wordt -behalve in die gevallen, waarin dit niet door de dienst van de begraafplaats kan geschieden- van de aanvrager een recht geheven, gelijk aan tweemaal het recht, als genoemd in onderdeel 6.2

6.7.

Het voortdurend onderhoud van op eigen (urnen) graven geplaatste voorwerpen gedurende de uitgiftetermijn vóór verlenging, bedoeld wordt hier het gewone onderhoud zoals omschreven in artikel 21 van de beheersverordening, kan voor rekening van de gemeente worden genomen tegen het storten van een afkoopsom, die voor de graven, die voor bepaalde worden uitgegeven, gelijk is aan het 15-voud van het jaarlijks te betalen recht als bedoeld in de onderdelen 6.2 en 6.3 indien het uitsluitend recht voor dit (urnen) graf voor 20 jaar is verleend.

6.8.

Het voortdurend onderhoud van op eigen (urnen) graven geplaatste voorwerpen gedurende de termijn van één verlenging, bedoeld wordt hier het gewone onderhoud zoals omschreven in artikel 21 van de beheersverordening, kan voor rekening van de gemeente worden genomen tegen het storten van een afkoopsom, die voor de (urnen) graven, die voor bepaalde tijd worden uitgegeven, gelijk is aan het 8-voud van het jaarlijks te betalen recht als bedoeld in de onderdelen 6.2 en 6.3 indien het uitsluitend recht voor dit (urnen) graf voor 10 jaar is verlengd.

7.

Hoofdstuk Overige heffingen

7.1.

Voor het luiden van de gemeenteklokken gedurende maximaal 15 minuten, in verband met een begraving c.q. bijzetting, waarvoor een verzoek moet zijn ingediend, wordt een recht geheven van

361,00

7.2.

Het afgeven van een vergunning ter zake van het plaatsen van een vaas bij een urnennis wordt een recht geheven

31,80

Deze tarieventabel behoort bij raadsbesluit van 28 oktober 2010.

Mij bekend.

De raadsgriffier van Doesburg,

J.B. Voorhof