Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Doetinchem

Geldend van 26-04-2012 t/m 31-12-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Doetinchem

De raad van de gemeente Doetinchem;

gezien het advies van de sociale raad;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 maart 2012;

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d, artikel 8, tweede lid, onderdeel b en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Doetinchem.

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand

    • b.

      de referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.;

    • c.

      peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

    • d.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien;

    • e.

      rechthebbend: een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezinslid met recht op langdurigheidstoeslag;

    • f.

      niet-rechthebbend: een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezinslid dat op grond van de artikelen 11 of 13 eerste lid van de wet is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag.

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem.

HOOFDSTUK 2 - RECHT OP LANGDURIGHEIDSTOESLAG

Artikel 3 Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen niet hoger is dan het sociaal minimum.

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

1.De langdurigheidstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

  • a.

    voor gezin € 517,-;

  • b.

    voor een alleenstaande ouder € 465,-;

  • c.

    voor een alleenstaande € 364,-.

(De genoemde bedragen gelden per 1 januari 2012 en indexering vindt jaarlijks plaats)

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gezinsnorm per 1 januari van dat jaar en de gezinsnorm van het daaraan voorafgaande jaar.

  • 4.

    Als sprake is van één of meer niet-rechthebbende gezinsleden en nog slechts één gezinslid recht heeft op langdurigheidstoeslag, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die zou gelden als alleenstaande of alleenstaande ouder.

HOOFDSTUK 3 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Doetinchem.

Artikel 6 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012

  • 2.

    Per 1 januari 2012 vervalt de Verordening langdurigheidstoeslag 2009 gemeente Doetinchem, vastgesteld op 12 februari 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering

van 4 april 2012.

griffier voorzitter

Toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 8, lid 1, onderdeel d en artikel 8, lid 2, onderdeel b van de Wet werk en bijstand (Wwb) moet de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen, zoals deze in artikel 36, lid 1 Wwb worden gebruikt. De langdurigheidstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor rechthebbenden die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij geen vooruitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, lid 1 Wwb). De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen over het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de manier waarop invulling gegeven wordt aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Daarbij geldt dat in ieder geval geen sprake is van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De gemeenteraad moet daarnaast in de verordening de hoogte van de langdurigheidstoeslag te bepalen.

Artikelsgewijs

Artikel 1- Begrippen

Begrippen die zijn omschreven in de Wwb, Awb of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Hiermee wordt voorkomen dat in geval van wijziging van afzonderlijke definities in de genoemde wetten ook de verordening langdurigheidstoeslag moet worden gewijzigd.

Lid 2 onderdeel b: referteperiode

In artikel 1. lid 2 onderdeel b van deze verordening is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder ‘langdurig’.

Lid 2 onderdeel c: peildatum

De peildatum is de datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat. Het gaat dus uitdrukkelijk niet om de datum waarop langdurigheidstoeslag is aangevraagd. Het is de datum waarop rechthebbende langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen bezit (zoals bedoeld in artikel 34 Wwb) en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

Lid 2 onderdeel e en f: rechthebbend en niet-rechthebbend

In artikel 1, lid 2, onderdeel e en f is een omschrijving opgenomen van het begrip rechthebbend en niet-rechthebbend. Dit om ingewikkelde formuleringen in artikel 4 van deze verordening te voorkomen.

Bij gezinnen waarbij één (of meer) van de gezinsleden is uitgesloten van het recht op langdurigheids-toeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 36 Wwb, kunnen de overige gezinsleden desondanks als gezin in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. De uitgesloten gezinsleden in voornoemde situatie worden in deze verordening aangemerkt als ‘niet-rechthebbend’. Het gaat dan om gezinsleden die op grond van artikel 11 of 13 lid 1 Wwb zijn uitgesloten van het recht op bijstand, bijvoorbeeld vanwege detentie. Dit moet onderscheiden worden van gezinsleden die zijn uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag omdat ze niet aan de in artikel 36 Wwb gestelde voorwaarden voldoen. Bijvoorbeeld als een van de meerderjarige gezinsleden jonger is dan 21 jaar. In dat geval komt het hele gezin niet in aanmerking voor langdurigheidstoeslag. Een verder toelichting wordt gegeven in artikel 3 van deze toelichting op de verordening.

Artikel 2- Uitvoering

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 3- Langdurig, laag inkomen

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaande aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode.

Een referteperiode van vijf jaar, zoals artikel 36 Wwb (tekst tot 1-1-2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden drie jaar (36 maanden) op een minimuminkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd om in aanmerking te komen voor langdurigheidstoeslag is door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is vanaf zijn 18e voor de Wwb een zelfstandig subject van bijstandsverlening. Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van deze 100%-grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 Wwb e.a.).

Artikel 4- Hoogte van de langdurigheidstoeslag

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet jaarlijks de verordening te hoeven aanpassen, is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van per 1 januari van het voorafgaande jaar. In het vierde lid gaat in op de situatie dat nog slechts één gezinslid recht heeft op langdurigheids-toeslag. In dit geval komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor een alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikelen 5 en 6 - Inwerkingtreding en Citeertitel

Deze artikelen spreken voor zich.