Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Doetinchem 2013

Geldend van 28-03-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG GEMEENTE DOETINCHEM 2013

De raad van de gemeente Doetinchem;

gezien het advies van de sociale raad;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 februari 2013;

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d, artikel 8, tweede lid, onderdeel b en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Doetinchem 2013.

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      de referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • c.

      peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

    • d.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheids-toeslag als inkomen gezien;

    • e.

      rechthebbend: een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden met recht op langdurigheidstoeslag;

    • f.

      niet-rechthebbend: een alleenstaande, alleenstaande ouder of een gehuwde die op grond van de artikelen 11 of 13 eerste lid van de wet is uitgesloten van het recht op langdurigheids-toeslag.

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem.

HOOFDSTUK 2 - RECHT OP LANGDURIGHEIDSTOESLAG

Artikel 3 Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen niet hoger is dan de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm. Een marginale overschrijding vormt hierbij geen belemmering.

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      voor gehuwden € 517;

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 465;

    • c.

      voor een alleenstaande € 364.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daaraan voorafgaande jaar.

  • 3. In afwijking van lid 3 worden de in lid 1 genoemde bedragen niet aangepast indien de gehuwdennorm in het betreffende jaar lager wordt vastgesteld.

  • 4. Als een van de gehuwden op de peildatum als niet rechthebbende partner wordt beschouwd, komt de rechthebbende in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die zou gelden als alleenstaande of alleenstaande ouder.

HOOFDSTUK 3 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Doetinchem 2013.

Artikel 6 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking, met terugwerkende kracht, tot 1 januari 2013

  • 2.

    De Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Doetinchem wordt gelijktijdig ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 7 maart 2013,
griffier voorzitter

Algemene toelichting

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimum inkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de Wwb in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een vorm van bijzondere bijstand.

De langdurigheidstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde belanghebbenden die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij geen vooruitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, lid 1 Wwb). De gemeenteraad moet bij verordening regels vaststellen over het verlenen van een langdurigheidstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 Wwb. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. De gemeenteraad dient in de verordening eveneens de hoogte van de langdurigheidstoeslag te bepalen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

Begrippen die zijn omschreven in de Wwb, Awb of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Hiermee wordt voorkomen dat in geval van wijziging van afzonderlijke definities in de genoemde wetten ook de verordening langdurigheidstoeslag moet worden gewijzigd.

Lid 2 onderdeel b: referteperiode

In artikel 1, lid 2 onderdeel b van deze verordening is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder ‘langdurig’.

Lid 2 onderdeel c: peildatum

De peildatum is de datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat. Het gaat dus uitdrukkelijk niet om de datum waarop langdurigheidstoeslag is aangevraagd. Het is de datum waarop rechthebbende langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen bezit (zoals bedoeld in artikel 34 Wwb) en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

Lid 2 onderdeel e en f: rechthebbend en niet-rechthebbend

In artikel 1, lid 2 onderdeel e en f is een omschrijving opgenomen van het begrip rechthebbend en niet-rechthebbend. Dit om ingewikkelde formuleringen in artikel 4 van deze verordening te voorkomen.

Bij gehuwden waarbij een partner is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 36 Wwb, kan de rechthebbende partner in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. De uitgesloten partner in voornoemde situatie wordt in deze verordening aangemerkt als ‘niet-rechthebbend’. Het gaat dan om de partner die op grond van artikel 11 of artikel 13, lid 1 Wwb is uitgesloten van het recht op bijstand, bijvoorbeeld vanwege detentie. Dit moet onderscheiden worden van partners die zijn uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag omdat ze niet aan de in artikel 36 Wwb gestelde voorwaarden voldoen. Bijvoorbeeld als een meerderjarige partner jonger is dan 21 jaar. In dat geval komen de gehuwden niet in aanmerking voor langdurigheidstoeslag. Een verdere toelichting wordt gegeven in artikel 3 van deze toelichting op de verordening.

Artikel 2 Uitvoering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 3 Langdurig, laag inkomen

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaande aan de peildatum wordt aangeduid als referteperiode.

Een referteperiode van vijf jaar, zoals artikel 36 Wwb (tekst tot 1-1-2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden drie jaar (36 maanden) op een minimuminkomen zijn aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd om in aanmerking te komen voor langdurigheidstoeslag is door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is vanaf zijn 18e jaar voor de Wwb een zelfstandig subject van bijstandsverlening.

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van deze 100%-grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 Wwb e.a.). Er is geen sprake van marginale overschrijding als het totale inkomen op jaarbasis niet meer bedraagt dan de voor dat jaar voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm vermeerderd met het bedrag van de langdurigheidstoeslag die voor die periode van toepassing is.

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet jaarlijks de verordening te hoeven aanpassen, is ervoor gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel tweemaal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van 1 januari van het voorafgaande jaar.

In het derde lid wordt bepaald dat de hoogte van de langdurigheidstoeslag niet wordt aangepast indien de gehuwdennorm in een bepaald jaar daalt ten opzichte van het voorgaande jaar. De bepaling van de hoogte van de langdurigheidstoeslag is niet wettelijk verbonden aan de ontwikkeling van de gehuwdennorm, maar is ter invulling aan het college. Het college kiest ervoor de langdurigheidstoeslag niet automatisch mee te laten dalen als landelijk de bijstandsnormen worden verlaagd, maar de hoogte van deze toeslag in dergelijke gevallen te bevriezen.

Het vierde lid gaat in op de situatie dat nog slechts een partner recht heeft op langdurigheidstoeslag. In dit geval komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor een alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 5 Intrekking en inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.